Het volkomen huwelijk
(1926)–Th.H. van de Velde– Auteursrecht onbekendEen studie omtrent zijn physiologie en zijn techniek Voor den arts en den echtgenoot geschreven
[pagina 256]
| |
Hoofdstuk XIII
| |
[pagina 257]
| |
Hoe anders gedragen zich daarentegen de ‘maagdelijke’ wijfjes. Bij haar gaat de poging tot ontsnapping veel verder dan noodig is om als prikkel te dienen. Uit haar geheele wezen spreekt, dat de aandrift tot geslachtelijke vereeniging een zwaren strijd voert met een soort schuwheid, een angst, waarbij de eerstgenoemde pas na betrekkelijklangen tijd overwint. Wie vrouwelijke honden heeft, of gehad heeft, tot welke hij in de wonderlijk-mooie intieme verhouding staat, die Baas en Hond kan vereenigen, behoeft haar bij de toenaderingspogingen van het mannetje maar in de oogen te zien: bij de ‘virgo’ is de angst, ondanks de niet twijfelachtige, sterke toenaderingsdrift, niet te miskennen, terwijl de ‘ervarene’ slechts de begeerte toont, zich gereed te houden. Deze angst is in zijn wezen zeker méér dan een vrees voor pijn, zooals de menschelijke maagd, die weet dat de verscheuring van het hymen pijn kan veroorzaken, haar kent. Want zij bestaat bij dieren, die geen hymen hebben en bij welke de paring niet pijnlijk is. - En zij bestaat eerst recht ook bij het geheel onwetende meisje, dat van het bestaan van haar hymen en van pijn bij de defloratie niet het minste begrip heeft. Er is geen twijfel aan, - deze angst, die met een onbewusten weerstand gepaard gaat, heeft diepere oorzaken en grootere beteekenis dan alleen die van vrees voor wat pijn. Wie eenigermate wil trachten, hem te begrijpen, behoeft zich slechts voor den geest te stellen, dat het hier om de allerbelangrijkste verandering in het leven van het vrouwelijke wezen gaat, - het binnentreden in het actieve geslachtelijke leven met al zijn gevolgen, met zijn onafzienbare taak, met zijn - - gevaren. Hoe het ook zij, - deze angst moge onbewust, halfbewust, of (voor het kleinste gedeelte) bewust zijn, - in elk geval is hij belangrijk genoeg om er terdege rekening mede te houden. Dat beteekent waarlijk niet, dat de man daartegenover zwakheid, geestelijke slapheid, of zelfs onnoodig medelijden, moet stellen. Maar wel, dat hij hier de eerste - maar zeker niet de laatste, en nog veel minder de gemakkelijkste - gelegenheid, neen den eisch, ontmoet om in het huwelijk dien souvereinen tact te toonen, waarvan zijn geluk, en dat van zijne vrouw, grootendeels zullen afhangen. ‘Le sort d'un mariage dépend de la première nuit’. * *
De te overwinnen lichamelijke weêrstand wordt uitsluitend door het hymen gevormd. Want van anderen lichamelijken weêrstand, - door afweerbewegingen, door samenknijpen van de dijen - mag geen sprake zijn. Vertoonen zich dergelijke verschijnselen toch, dan is dat | |
[pagina 258]
| |
een onfeilbaar teeken, dat de psychische voorbereiding der bruid volslagen onvoldoende was. In zulk een geval moet iedere poging om de defloratie toch. te doen geschieden, nagelaten worden, totdat het ontbrekende is ingehaald. ‘Ne commencez jamais un mariage par le viol’, leeraart BalzacGa naar voetnoot1). En ik zou er aan toe willen voegen: want dat wreekt zich, gedurende een lange reeks van jaren. Met betrekking tot de techniek der defloratie zijn in Hoofdstuk XI reeds belangrijke dingen gezegd. Het is dus nu voldoende, er op te wijzen dat de phallos het beste van boven-vóór (ten opzichte van de op den rug liggende vrouw gedacht) moet komen, zoodat zijn top, over de monding van de urethra door den voorhof naar achteren glijdend, in de bestaande opening vóór het hymen terechtkomt. Bij het verder doordringen wordt dan de voorrand van het hymen steeds meer gerekt, waarbij hij al spoedig - gewoonlijk naar links en rechts achter - inscheurt. Dat dit aan de vrouw een zekere mate van pijn veroorzaakt, spreekt van zelf. De niet overgevoelige vrouw met een normaal hymen kan deze pijn echter heel behoorlijk verdragen. Voor het overige wordt zij aanmerkelijk verminderd en haar duur tot een oogenblik verkort, wanneer de echtgenoot in het moment, waarop hij voelt, dat de glans penis zich in de opening bevindt, den weerstand, dien hij onmiddellijk daarna ontmoet, met een niet-ruwe, maar toch voldoend-krachtige dóórdrukkende beweging beantwoordt. Is de vrouw dan daarbij zoo verstandig om niet, uit angst voor pijn, terug te trekken, - drukt zij zich zelfs den man met een kleinen, korten ruk tegemoet, dan is de verscheuring van het hymen op éénmaal, in een oogenblik, geschied, de defloratie voltrokken en de immissio penis volledig geworden. De bloeding, die gewoonlijk in de scheurtjes ontstaat, is slechts heel licht; zij houdt vanzelf op. Bij uitzondering komt het voor, dat zij sterker is en langer duurt. In den regel is het dan voldoende, dat de vrouw absoluut stil, met aaneengesloten beenen, blijft liggen, om het bloeden te doen ophouden; het is daarbij echter noodig, de wonde plek niet aan te raken, m.a.w. het bloed mag niet van het wondje weggeveegd worden. Slechts hoogst zelden is het noodig, de hulp van den arts tot stelping van eene defloratie-bloeding in te roepen. * * | |
[pagina 259]
| |
Gelukt het niet, op de beschreven wijze het hymen te verscheuren, dan is het beter, de pogingen daartoe niet lang voort te zetten, doch ze pas den volgenden dag, desnoods na twee dagen, te herhalen. Want te lang durende, te spoedig herhaalde, of al te krachtdadige pogingen hebben meestal slechts een versterking van de pijnlijkheid, of van den angst voor pijn, ten gevolge en verminderen daardoor de kans op succes. Derhalve mag dan ook de vermelde voldoend-krachtige dóórdrukkende beweging toch weer niet zonder voorzichtigheid geschieden, zoodat de druk van den phallos onmiddellijk kan ophouden, wanneer de resistentie van het hymen te groot, de pijn te erg, of de vrees te sterk blijkt. ‘Agis donc avec douceur et avec prudence, ne cherche pas à briser, par un choc violent, l' ineffable résistance de son calice fermé. Sache mettre un frein à la violence de ton ardeur; et si la nature t' a créé trop “fort” et trop puissant, n' hésite pas à remettre au lendemain et même au surlendemain le parachèvement de ton coevre de défloraison’. Het is de oude Mohammedaansche wijze Omar Haléby, die in zijn boek (‘El Ktab’) aldus spreekt. Hoe veel wijzer, verstandiger en meer begrijpend toont zich toch de Oosterling in dit opzicht, vergeleken met zoo vele van onze mannen, die meenen dat het ‘flink’ is, met alle toegevendheid voor hunne jonge vrouwen den spot te drijven! - Schrijft niet bij menig volk de Godsdienst of het gebruik voor, den eersten coitus pas eenige dagen na het sluiten van het huwelijk uit te voeren?Ga naar voetnoot1) Intusschen moet ook hier de van ouds beproefde stelregel worden toegepast: ne quid nimis (van niets te veel!) Want de overdrijving van het telkens verder verdagen der defloratie kan in verschillende opzichten schaden. Wil men van mij een nauwkeurig omschreven raad in deze aangelegenheid, dan zou ik zeggen: Indien het in verloop van vier dagen, bij een driemaal verrichte poging, niet gelukt is, den eersten coitus behoorlijk te voltrekken, dan wende het paar zich tot een gynaecologisch-technisch en sexueel-psychologisch goed geschoolden arts om hulp. Deze zal, zij het door een paar kleine insnijdingen van het hymen, dan wel door een psychische behandeling, of door beide maatregelen tezamen, - in een gegeven geval ook door nauwkeurige raadgevingen aan, of behandeling van, den man - dan bijna altijd nog wel de zaak in het reine kunnen brengen, terwijl dit veel moeilijker is, wanneer de door den toestand veroorzaakte schadelijke | |
[pagina 260]
| |
werking gelegenheid heeft gehad, gedurende geruimen tijd invloed op de psyche uit te oefenen. * * *
Is de immisio penis gelukt, dan zullen gewoonlijk slechts weinige wrijvingsbewegingen noodig zijn om den man, die zich in sterke psychisch-sexueele opwinding bevindt, tot ejaculatie te brengen. Voor de vrouw zullen de daardoor uitgeoefende prikkels slechts zelden voldoende zijn om het orgasme te voorschijn te roepen. En aangezien ook de geslachtelijke excitatie, die in het beste geval vooraf bij haar bestond, door de in tegenovergestelden zin werkende psychische en lichamelijke factoren wordt te niet gedaan, is de mogelijkheid van bevrediging voor haar bij den eersten coitus in ieder geval slechts klein. Ik houd het ook niet voor goed gezien, te beproeven haar desniettegenstaande door voortzetting van de wrijfbewegingen met den phallos tot orgasme te brengen. Want het is voor de pas-ontstane wonde plekken in het hymen veel beter, als zij niet langer en niet meer geprikkeld worden dan noodzakelijk is. Dat schijnt mij in dit bijzondere geval van grootere beteekenis dan het bereiken van eene voleindigde reactie, die ik anders, zooals ik steeds weêr heb betoogd, voor strikt noodzakelijk houd. Men zou zich nu kunnen afvragen, of het niet goed ware, in dit geval de voleindiging der reactie in aansluiting aan den coitus door prikkelspel teweeg te brengen. Ik meen, dat deze vraag als volgt moet worden beantwoord: Wanneer na het einde van den coitus, dat is hier na de ejaculatie van den man, bij de vrouw, trots alles, een zoodanige graad van sexueele excitatie bestaat, dat zij sterk naar voortzetting van de prikkeling tot aan de orgastische bevrediging verlangt, en de verhouding der pas gehuwden reeds zoodanig intiem is, dat eene natuurlijke terughoudendheid daaraan niet in den weg staat, dan is er genoeg voor te zeggen, deze voortzetting door middel van prikkelspel te doen plaatsvinden, op voorwaarde dat uitsluitend de clitoris wordt aangeraakt en de streek van het hymen vermeden. * *
Of het goed is, aan den eersten coitus een prikkelspel te laten voorafgaan, hangt geheel en al van de psychische gesteldheid van de bruid af. In het algemeen zou ik zeggen: neen. Want het effect wordt toch door de met de defloratie gepaard gaande gewaarwordingen bedorven. Bovendien heeft het zelfs belangrijke voordeelen, wanneer de invloed van den eersten coitus zich voor de vrouw lichamelijk tot de | |
[pagina 261]
| |
opheffing van de hymenale barrière en het begaanbaar-maken van den paringsweg beperkt. Daar komt nog bij, dat een meer dan strikt noodzakelijke activiteit van den man licht het schaamtegevoel van een eenigszins schroomvallige, werkelijk maagdelijk voelende, bruid zou kunnen kwetsen, hetgeen naar mogelijkheid moet worden vermeden omdat het de, op zich zelf reeds groote, psychische belasting, die de situatie nu eenmaal medebrengt, nog vergroot. Vóór alles echter, - het schaamtegevoel der vrouw is een zóó mooie en zoo teêre eigenschap, dat de echtgenoot er steeds in elk opzicht mede rekening moet houden. Om deze reden moet hij ook met het liefdesspel, waarmede hij de eerste geslachtelijke vereeniging inleidt, voorzichtig zijn. Het voorspel en het meer bescheiden gedeelte van het liefdesspel, het kussen en koozen, de lieve woorden, verdienen een zeer ruime plaats; wat echter het intensief-erotische, onder deze omstandigheden al te duidelijke, gedeelte van het spel betreft zij een vrij groote mate van terughoudendheid aanbevolen. Van veel belang is ook deze terughoudendheid ten opzichte van den aanblik van het lichaam. De versregels van Paulos Silentiarios (Intermezzo III. Aph. XVII) waarnaar ik reeds vroeger verwees, mogen pas in een verder gevorderd stadium van den omgang tusschen de echtgenooten in toepassing worden gebracht. Van de schroomvallige bruid te verlangen, dat zij. haar lichaam opeens geheel en al aan de blikken van den man prijs geeft, zou - ook al is hare liefde nòg zoo groot - te veel gevergd zijn. En haar door den aanblik van den phallos, die haar reusachtig zou schijnen, te doen schrikken, kan slechts ten gevolge hebben, dat haar onwillekeurige psychische weerstand grooter wordt. Intusschen, - niet elke bruid is een schroomvallig, kuisch meisje. En dat een man zich met de voorzichtigheid en terughoudendheid, die ten opzichte van zulk een meisje de grootst mogelijke aanbeveling verdienen, bij eene maagd, die dezen naam alléén nog maar kan dragen omdat haar hymen niet verscheurd is, eenvoudig belachelijk zou maken, is duidelijk. * *
Ten slotte een zuiver-technische raad. Aangezien gewoonlijk bij de bruid een voldoende erotische excitatie ontbreekt, zal vaak ook in de vulva niet voldoende slijm aanwezig zijn om den weg voor den phallos behoorlijk glad te maken. Daardoor wordt het indringen moeilijker en pijnlijker. Het is daarom doelmatig, een glijmiddel toe te passen, dat het beste direct in de vulva geappliceerd wordt. Wanneer de man aan zijn bruid uitlegt, dat dit de moeilijkheid voor haar | |
[pagina 262]
| |
zal verlichten, zal zij er gaarne gebruik van maken, en ook nog met de suggestieve werking gediend zijn. Het glijmiddel moet zuiver zijn, zooals ook de geslachtsorganen der. beide echtgenooten zich in staat van reinheid moeten bevinden. Afgezien van aesthetische overwegingen is deze reinheid als een eisch te beschouwen omdat elke plek, waar eene, zij het ook slechts kleine, verwonding te verwachten is, zooveel mogelijk van alle vuil vrij moet worden gehouden. * * * * *
Nu volgen de wittebroodsweken. Ook deze worden meestal in een onjuist licht gezien, vooral door de niet-getrouwde mannen. Zooals zij zich in hunne phantasie, dikwijls ook in hunne onderlinge gesprekken, den ‘eersten huwelijksnacht’ als een bedwelmende genieting zonder weêrga voorstellen, zoo gelooven zij, dat de eerste weken van hun huwelijk een aaneenschakeling van onbeperkte sexueele lusten brengt. Zij dwalen. Deze tijd is een leertijd. Alle ernstige, zaakkundige schrijvers - de mannelijke zoowel als de vrouwelijke - zijn het er over eens, dat de vrouwen van onzen tijd en van onze landstreken geheel en al moeten leeren, geslachtelijken lust te gevoelen, en eerst langzamerhand in staat worden, bij den coitus het orgasme te bereiken. Juist nu ik dit schrijf, brengt de post mij het Zentralblatt für Gynäkologie van, 24 Jan. 1925, waarin een opstel van Edelberg en Galant (Monatschrift f. Geb. u. Gyn. Bd. LXVII. 6) gerefereerd wordt, dat over deze en aanverwante vraagstukken handelt. De genoemde schrijvers zijn van meening, dat een onvoldoende gevoeligheid bij den coitus in het begin van het actieve geslachtelijke leven voor de vrouw als physiologisch, - dat is dus als een normaal verschijnsel - moet worden beschouwd; de vrouw leert pas, wellust en orgasme te voelen. De frequentie van deze tijdelijk onvoldoende gevoeligheid kan, naar hunne meening, op bijna 100 % worden geschat. Moge nu deze schatting, met haar absolute getal, misschien ook wat al te hoog zijn, en er dus een paar procent van afgeknepen kunnen worden, - dat verandert niets aan het feit dat de vrouw niet alleen eerst moet leeren, hoe zij zich bij den coitus heeft te gedragen, maar vóór alles, hoe en wat zij daarbij heeft te voelen. Dat dus de eerste tijd van het huwelijk voor haar inderdaad een leertijd is, daaromtrent kan niet de geringste twijfel bestaan. De echtgenoot is haar leermeester. En een leermeester moet in de eerste plaats geduld en zelfbeheersching bezitten. Dat zijn twee eigenschappen, die een man in een acuut stadium van zijn geslachtelijk | |
[pagina 263]
| |
leven waarlijk niet zoo heel gemakkelijk tot zijn beschikking heeft. En zoo komt het, dat ook voor hem die wittebroodsweken, waarnaar hij zoo vurig heeft verlangd, een leertijd blijken te zijn, - een leertijd in echtelijk altruïsme en in sexueele zelfverloochening, - niet meer of minder dan een louteringsberg. En juist in dezen tijd zal hem het spreekwoord der Russische boeren in herinnering komen: ‘Ook een goede echt is een tijd van boete’.
* * *
Het wakker-maken van het sexueele voelen der vrouw kan slechts langzamerhand geschieden. - Bij de ééne gaat het weliswaar in veel sneller tempo dan bij de andere. ‘Oefenen en sparen’ heeten ook hier - zooals gewoonlijk, als het er om gaat, latente lichamelijke en geestelijke eigenschappen tot ontwikkeling te brengen - de principes, waarnaar moet worden gehandeld. ‘Sparen’ vooral in de eerste dagen na de defloratie, zoolang de streek van het hymen nog pijnlijk is. Sparen ook verder nog, zoolang de vulva ten gevolge van de prikkeling, waaraan zij nog niet gewend is, een zekere mate van irritatie (ontstekingachtige roodheid, pijnlijkheid) vertoont. ‘Oefenen’, gelijk bij alles, wat men moet leeren, juist gedoseerd, trapsgewijze voortschrijdend - en wat de techniek der éénwording betreft, zeker niet sprongsgewijze of al te snel voortgaande. De varianten van den coitus b.v. komen grootendeels pas later in aanmerking; zij behooren reeds tot het ‘hooger onderwijs’. Dit laatste moet echter liever tot na den terugkeer van de huwelijksreis worden uitgesteld. Dat heeft veel vóór: Er is genoeg tijd voor het ‘elementaire onderwijs’; de op zich zelf reeds inspannende weken worden niet te sterk belast; en het stadium na den terugkeer, dat juist in psychisch opzieht, in het bijzonder voor de vrouw, precair is (omdat de man weêr door zijn werk in beslag wordt genomen, en zij zich daardoor ‘alleen’, dikwijls zelfs reeds ‘veronachtzaamd’, gevoelt) wordt voor beiden door het nu beginnende ‘hooger onderwijs’, door de opvoeding tot het ‘Volkomen huwelijk’, gereleveerd. |
|