Het volkomen huwelijk
(1926)–Th.H. van de Velde– Auteursrecht onbekendEen studie omtrent zijn physiologie en zijn techniek Voor den arts en den echtgenoot geschreven
[pagina 243]
| |
Hoofdstuk XII
| |
[pagina 244]
| |
werkzaamheid der huidklieren moet daarbij niet slechts als een van de verschijnselen van de algemeen verhoogde secretorische werking van het lichaam worden opgevat - zij heeft vermoedelijk ook de bijzondere beteekenis, door vermeerdere afscheiding van reukstoffen (misschien zelfs met een specifieke geurschakeering) de sexueele opwekking van den partner te vergrooten. Of de klieren (of wellicht sommige klieren) met inwendige afscheiding reeds tijdens den geslachtelijken omgang wijzigingen in de intensiteit van hunne functie ondergaan, is niet te zeggen. Onwaarschijnlijk is het zeker niet. * *
De veranderingen, die in het stelsel van den bloedsomloop optreden, bestaan zoowel uit vaatverwijdingen als uit samentrekking der kleine bloedvaten in het geheele lichaam. Bleekheid wisselt af met hoog-roode gelaatskleur. Het wit van de oogen vertoont vaak sterk-roode adertjes. De bloeddruk is verhoogd. Het hart werkt sterker en sneller. Deze, zoowel als de overige verschijnselen nemen toe met het voortschrijden van de opwinding en de spanning, en bereiken hun maximum onmiddellijk vóór het orgasme; zij blijven op tophoogte gedurende het begin van de orgastische bevrediging en verdwijnen met het verminderen van de opwinding. Hunne curve verloopt dus ongeveer evenwijdig met de normale éénwordingskromme. De intensiteit der veranderingen in den bloedsomloop wordt verhoogd door het eigenaardige gedrag der ademhaling. Als de opwindingskromme haren top nadert, wordt de ademhaling oppervlakkig, snel en min of meer stokkend. Daardoor vermindert de gaswisseling en er wordt koolzuur in het bloed opgehoopt, dat de hersencentra, welke over bloedverdeeling en bloeddruk heerschen, prikkelt. Dit leidt in de geslachtsorganen tot een nog verdere versterking der erectie (phallos, clitoris, corpora cavernosa om de vulva), die dus juist voor het intreden van het orgasme maximaal wordt. Op deze wijze begunstigt het stokken van de ademhaling het goede verloop der plaatselijke reacties bij de paring. Van minder goeden - ja, soms zelfs van zeer ongunstigen - invloed kan de sterk verhoogde bloeddruk in een ander opzicht zijn. Bij menigen man op leeftijd, wiens hersen-bloedvaten bros waren, heeft hij tijdens den coitus een beroerte veroorzaakt. * *
Het spierstelsel doet bij de éénwording eveneens in zijn geheel mede. Naast de gecoördineerde, gedeeltelijk nog werkelijk willekeurige, voor een ander deel echter reeds reflectorische, bijna automatische, spier- | |
[pagina 245]
| |
samentrekkingen, die de eigenlijke coitusbewegingen verrichten, doet zich een algemeene neiging tot half of geheel onwillekeurige spierinspanningen gelden, die ten slotte, even voor en tijdens het orgasme, een krampachtig karakter kunnen aannemen, gedeeltelijk zelfs volgens den norm dit karakter moeten dragen. Zoo zijn, om een opvallend voorbeeld te noemen, de krampachtige bewegingen der oogspieren en van de oogleden dermate typisch voor het orgasme, dat op het punt staat te komen, of juist is ingetreden, dat de toestand van hoogste sexueele spanning zich hierdoor den deelgenoot op onloochenbare wijze toont. Kuitkrampen kunnen bij menschen, die daartoe aanleg hebben, als medeverschijnsel van de algemeene neiging tot krampen optreden en door hunne pijnlijkheid den ganschen gang van zaken storen. Ook het uitstooten van ongearticuleerde geluiden en kleine schreeuwen behoort (althans voor een deel) tot deze categorie van algemeene verschijnselen bij de paring. De gladde (onwillekeurige) musculatuur deelt eveneens in deze verschijnselen. Behalve in de geslachtsorganen zelf, waar zij, zooals wij gezien hebben, zeer belangrijke functies vervult, en in de wanden der bloedvaten, waar juist zij het is, die de boven besproken verandering in den bloedsomloop en den verhoogden bloeddruk veroorzaakt, maakt die - dikwijls ook krampachtige - contractie der gladde spiervezelen zich o.a. kenbaar, doordat soms darmgassen met kracht naar buiten worden gedreven. Ook drang tot urineeren, tengevolge van samentrekking van den blaaswand, komt niet zelden voor. Bij den man kan het niet tot het uitvloeien van urine komen, omdat het achtereinde van de urethra, zooals wij reeds vroeger zagen, tijdens de erectie wordt afgesloten. Wordt echter de prikkeling van den verslapten penis na voltooiing van den coitus voortgezet, dan kan het geschieden dat, vóór een nieuwe erectie tot stand is gekomen, wat urine naar buiten komt. Bij de vrouw is het van begin af aan anders, omdat bij haar de passage van de urine door de urethra niet door de zwelling der erectiele weefsels wordt belemmerd. Daardoor kan het dus bij groote prikkelbaarheid, of bij bijzonder sterke prikkels, gemakkelijk tot het verlies van een weinig urine komen.
* *
Het ontstaan van de beide laatstgenoemde verschijnselen (blaas- en endeldarmcontracties) moet wel in hoofdzaak daaraan worden toegeschreven, dat de prikkelingstoestand der genitale zenuwcentra zich uitbreidt tot de nabij gelegen centra voor de twee genoemde organen. Een dergelijke uitbreiding van den prikkelingstoestand over steeds verder van het eerste centrum verwijderd gelegen gebieden in her- | |
[pagina 246]
| |
senen en ruggemerg is overigens kenmerkend voor den geheelen gang der geslachtelijke excitatie. ‘In de achterkwabben van de hersenen (de gezichts- en gehoorcentra) beginnend, gaat zij over op de voorkwabben (met de gevoels- en bewegingscentra), en de onderkwabben (reukcentrum) om zich ten slotte, tijdens het verloop van de paring, via het verlengde merg over het geheele ruggemerg uit te breiden’. (Luciani). Het totale zenuwstelsel wordt door de sexueele opwinding in een toestand van groote spanning gebracht. Heel het plaatselijk en algemeen gebeuren is dáárvan afhankelijk; ook de boven beschreven verschijnselen van secretorischen, circulatorischen en motorischen aard ontstaan tengevolge van deze zenuwspanning. De gevoeligheid voor indrukken van de zintuigen is verhoogd. Het oog kan minder licht verdragen dan gewoonlijk; door de verwijding der pupillen, die het intreden van het orgasme onmiddellijk voorafgaat, wordt de overgevoeligheid voor licht tot lichtschuwheid; deze veroorzaakt op haar beurt, tezamen met de reeds vermelde krampachtige contracties van oogspieren en oogleden, het eigenaardige gedrag der oogen, dat zoo typisch voor het beginnende orgasme is. De reuk wordt scherper. Daar er bovendien nog tusschen bepaalde plekken van het neusslijmvlies en de geslachtsorganen, speciaal bij de vrouw, eigenaardige reflectorische betrekkingen bestaan, kan het tijdens den geslachtsomgang tot merkwaardige verschijnselen van den kant van den neus komen; de meest opvallende van deze verschijnselen zijn overgevoeligheid voor zekere geuren, en aanvallen van niezen. Ook het gehoor is verscherpt. De grootste beteekenis evenwel moet aan versterking van het tastgevoel worden toegekend. Zij doet zich gewoonlijk reeds bij de preliminairen tot den coitus gelden, en wordt nog grooter, zoodra de spanningscurve tijdens de éénwording sterk gaat stijgen. Zij kan in zooverre abnorm groot worden, dat zich een excessieve kitteligheid openbaart, met de daarbij behoorende eigenaardige reacties. In het algemeen echter oefent deze versterking van het tastgevoel een gunstige werking uit, omdat zij de waarneming der uitgeoefende prikkels vergemakkelijkt, en daardoor het voortschrijdend verloop der geslachtelijke excitatie bevordert. Dat zij zich eerst recht doet gelden met betrekking tot de op de geslachtsorganen zelf inwerkende prikkels, en daardoor bijdraagt tot de bereiking van het toppunt, behoeft geen uiteenzetting. In schijnbare tegenspraak met deze verhoogde gevoeligheid der zintuigen is het feit, dat een individu, dat zich in een toestand van groote geslachtelijke opwinding bevindt, in den regel in het geheel niet op indrukken reageert, die het anders tot heftige uitingen zouden bren- | |
[pagina 247]
| |
gen. Hij of zij, die geheel in de éénwording opgaat, kan nòg zoo sterke indrukken bekomen, hij kan pijn ondergaan, - hij bemerkt het niet, omdat hij het niet bemerken wil. Al vergroot de overgevoeligheid van zijne zintuigen deze indrukken, - tot zijn bewustzijn laat hij ze niet doordringen, omdat hij alles uitschakelt, wat aan zijn bevredigingsdrift (ontspanningsdrang) in den weg staat. Want het is het kenteeken van de maximale geslachtelijke opwinding, dat zij ook de hoogste hersenfuncties, ook de werkdadigheid van den geest, volledig beheerscht, en dat de drang der ziel en die van het lichaam zich geheel met elkander indentificeeren. In dit oogenblik, waarop de hoogste levensdaad hare voleinding nadert, bereikt het individu de grootste mate van stralende schoonheid. De kleur wordt levendiger, de oogen zijn grooter en helderder, de gelaatsspieren meer gespannen, zoodat bij volwassen individuen alle rimpels verdwijnen en de jeugdige frischheid terugkeertGa naar voetnoot1), terwijl het bereiken van de bevrediging de typische mannelijke en vrouwelijke kenteekenen in de gelaatsuitdrukking te voorschijn roept: ‘een hoogen graad van kracht bij mannen, van liefelijkheid bij vrouwen’Ga naar voetnoot2).
* * *
Kan het ons verwonderen, dat een gebeurtenis, die ziel en lichaam zoo volkomen en op zoo intense wijze voor zich opeischt, een inspanning met zich brengt, die natuurlijkerwijze door een zekere moeheid wordt gevolgd? Waarlijk niet! Willen wij echter deze vermoeienis goed begrijpen en op hare juiste waarde schatten - hetgeen met het oog op practische conclusies zeer zeker noodig is - dan moeten wij haar toch in sommige opzichten wat nader beschouwen. In de eerste plaats hebben wij dan te bedenken, dat de normale coitus niet door de inspanning der spieren vermoeit, maar uitsluitend door die van de zenuwcentra. Dat daarbij ook de plotselinge ontspanning, die op een zoo sterke spanning volgt, niet alleen het gevoel van vermoeienis veroorzaakt, doch voorbijgaand zelfs een zekere mate van verslapping doet ontstaan, is een verschijnsel, dat wij ook bij analoge gebeurtenissen op zuiver-psychisch gebied ontmoeten. Hoe sterker de spanning en hoe acuter hare opheffing, des te grooter het gevoel van vermoeienis, resp. van verslapping. Het eerste maakt ons duidelijk, | |
[pagina 248]
| |
waarom een - om het zoo uit te drukken - op kalme, zakelijke wijze, in korten tijd, zonder opwindende preliminairen, afgedane coitus minder vermoeit dan eene met inzet van heel de ziel, met verfijnde techniek, in hoogste liefdesvervoering, tot stand komende éénwording. Het tweede verklaart het, sinds de oudste tijden overal en algemeen bekende, feit, dat de vrouw met hare langzaam-aan verminderende excitatie (vergel. Curve A) in veel geringere mate deze vermoeienis ondergaat dan de man. (‘Post coitum omne animal triste, etc.’). Met dat al is het gewoonlijk met dat vermoeienis- en verslappingsgevoel in den regel niet zoo erg gesteld: normaliter blijkt het alleen uit een zekere behoefte aan slaap. Slechts in die gevallen, waarin teveel geëischt werd, - zij het door te veelvuldige herhaling, zij het bij reeds bestaande vermoeienis door andere oorzaken - kan een werkelijk gevoel van uitputting, en inderdaad ook een (meestal toch slechts betrekkelijk lichte) uitputtingstoestand optreden. Dan draagt ook de overmatige lichamelijke inspanning, die in zulke gevallen gevorderd wordt om het orgasme te bereiken, tot deze uitputting bij. Dat onder dergelijke omstandigheden de geslachtelijke omgang het individu schade kan doen, spreekt van zelf. Toch komt dit betrekkelijk zelden voor; gewoonlijk alleen dáár, waar verschillende ongunstige factoren samenwerken, zooals dat b.v. het geval is, wanneer van een reeds door de een of andere oorzaak verzwakt lichaam buitengewone sexueele praestaties geëischt worden. In den regel echter doet de nietgeforceerde uitoefening der geslachtelijke functies ook aan het zieke lichaam geen schade.
* *
Onder normale omstandigheden heeft de éénwording op het geestelijke en lichamelijke welbehagen der echtgenooten een bepaald weldadigen invloed. Vooral, indien aan de behoefte aan slaap door eene, zij het ook slechts korte, rust - die geen werkelijke slaap behoeft te zijn - voldaan is, openbaart zich een gevoel van bevredigdzijn, van evenwicht, van zelfvertrouwen, van kracht, zóó als het op andere wijze slechts zelden in die mate wordt bereikt.
* * *
Het summum van geluksgevoel evenwel, - het hoogste geluk, dat menschen ooit kunnen ervaren - verschaft den echtgenooten, die waarlijk minnenden zijn, juist deze, onmiddellijk op de éénwording volgende, tijd van rust. | |
[pagina 249]
| |
Meer, véél meer, nog dan de extase van een op ideale wijze tezamengenieten bindt minnenden de begeertelooze gelukzaligheid, die op de volkomen bevrediging van hunne innigste verlangens volgt, als zij, in elkanders armen liggend, aan hunnen begrijpelijken wensch naar rust voldoen en in wakenden droom het genotene na-beleven, in de volheid van het gevoel, dat hunne zielen nog in elkander overvloeien, - al moest dan ook de éénwording van hunne lichamen een einde nemen. Dat is het beginstadium van het naspel.
Het naspel vormt een integreerend deel van het geslachtelijke verkeer, - dat echter helaas maar al te zeer wordt verwaarloosd. De man, die er een gewoonte van maakt, na het voltrekken van den coitus aan zijne behoefte aan slaap zonder verder nadenken toe te geven -- er zijn ook minnende echtgenooten, die dat uit onwetendheid doen -, die zich omdraait en snurkt, terwijl bij zijne vrouw de sexueele opwinding nog nawerkt, berooft niet alleen zich zelf van de schoonste zielsgevoelens, - hij verstoort ook illusies bij zijne deelgenoote en toont, dat hij van haar wezen, van de schoonheid harer liefde, van de gevoelens, die hij in haar heeft gewekt, van hare begeerte naar liefkoozingen, naar lieve woorden - een begeerte, die lang na het bereiken van de orgastische bevrediging blijft voortbestaan - geen begrip heeft. In het naspel toont de man de verfijnde beschaving van zijn liefde. Ook na het einde der vereeniging geve hij zich derhalve moeite om de geluksgevoelens van zijne vrouw in stand te houden. Dat kan hij met een woord bereiken, of met een kus, eene streeling, een naar-zich-toetrekken. Het is voor de minnende vrouw volkomen voldoende, als zij voelt, dat het ook bij hem niet plotseling ‘uit is’, dat ook hij gelukkig gestemd blijft, als zij. Zij zelve wenscht niet anders dan gelegenheid te hebben, om hem te toonen, hoe gelukkig zij is. Het naspel is een integreerend bestanddeel van het geslachtelijk verkeer, schreef ik hierboven. Integreerend, omdat het de versterking der liefde, die door de éénwording werd verkregen, consolideert. En geslachtelijk verkeer is het, omdat het in een uitwisseling van erotische indrukken bestaat. Dat deze indrukken een essentieel-psychischen stempel dragen, zoodat lichamelijke aanrakingen alleen als hulpmiddelen in aanmerking komen, welke uitdrukking aan de gevoelens der zielen kunnen geven, doet aan hunne beteekenis stellig geen afbreuk. Want het verleent aan het naspel het karakter van het fijnste en teederste gedeelte van de geheele éénwordings-symphonie. Maar het maakt ook, dat ik er hier niet veel meer over kan zeggen. De techniek van het naspel draagt een zuiver-psychologisch karakter en ik zou eene volledige psychologie der liefde - met bespreking van | |
[pagina 250]
| |
hare teederste opwellingen, van hare kleinste stroomingen, onderstroomingen en tegenstroomingen - moeten schrijven, wanneer ik aan de eischen, die zij stelt, zou willen trachten te voldoen. Dit echter past niet in het kader van dit boek. Ik beperk mij derhalve tot éénen raad aan mijne lezers: Wijdt U met heel Uw hart juist aan dit gedeelte van Uwe geslachtelijke betrekkingen. Maar tevens, hoedt U, wat de détails betreft, voor een teveel. Overdreven uitingen schaden in geen enkel stadium meer dan hier, waar alles zoo fijn is, zoo teêr, dat het slechts kan worden aangeduid. * *
De physiologie van de naspel-periode laat zich, wat het eerste stadium betreft, samenvatten in het begrip: verminderen en wegsterven van de excitatie en terugkeer tot het evenwicht; en voor den daarna volgenden tijd in: toestand van rust. En de techniek moet zich, hier zoo goed als in de andere phasen van het geslachtelijk verkeer, aanpassen aan dat, wat de physiologie ons leert. Van dit standpunt uitgaande, mag men dan ook, - vooral zoolang het evenwicht nog niet bereikt is - slechts aan één richtsnoer vasthouden: onthouding van elke prikkeling, die er toe zou kunnen leiden, dat de volgens de wetten der natuur noodzakelijke terugkeer tot den toestand van evenwicht zou worden belemmerd. Moge jeugdige overmoed er soms eens de voorkeur aan geven, het post-orgastische Nirwana te verruilen voor een periode van schertsen en stoeien, totdat een nieuwe opwindingsgolf zich baan breekt; mogen ook rijpere paren, in de volheid van het gevoel hunner sexueele kracht, niet zelden een nieuw liefdesspel beginnen vóórdat de eerste opwindingscyclus geheel is afgeloopenGa naar voetnoot1); dat beteekent slechts een uitstel van het naspel tot wat later, en doet in geenen deele afbreuk aan het beginsel, dat het einde der sexueele opwinding zich onmiddellijk aan eene orgastische bevrediging moet aansluiten en niet door verdere geslachtelijke prikkeling mag worden gestoord. * *
Het einde van het naspel is niet vast te stellen. In het volkomen huwelijk gaat het onmerkbaar in een nieuw voorspel over. Want ook al duurt het geruimen tijd voordat dit weêr aanvangt, zoo klinkt dat intusschen voort, - in een woord van liefde, in een blik, een gefluisterde herinnering aan het samen-genotene en een teedere toespeling op het komende geluk der hernieuwde éénwording. | |
[pagina 251]
| |
En als hernieuwing van dit geluk is uitgesloten, indien man en vrouw van elkander gescheiden zijn, ook al is het voor immer, zoo klinkt het na, - zoolang de ziel in staat is zich te herinneren. Want de naklank van zulk een gelukzaligheid sterft nooit geheel weg.
‘In tantum vero illae, quas pariter exercuimus, amantium voluptates dulces mihi fuerunt, ut nec displicere mihi nec vix a memoria labi possint. Quocumque loco me vertam, semper se oculis meis cum suis igerunt desideriis . . . . . . . . . . . . . . . .’
‘Quae cum ingemiscere debeam commissis, suspiro potius de amissis. Nec solum quae egimus, sed loca pariter et tempora, in quibus haec egimus, ita tecum nostro infixa sunt animo, ut in ipsis omnia tecum agam, nec dormiens etiam ab his quiescam. Nonnunquam ex ipso motu corporis animi mei cogitationes deprehenduntur nec a verbis temperant improvisis . . . . . . . . . . . . . . . .’ (Uit een brief, - den vierden van de briefwisseling - dien Héloise aan haren echtgenoot Abélard, lang na de hun opgedrongen scheiding, schreef. Dezelfde plaats luidt in de Fransche vertaling van M. Gréard Lettres complètes d'Abélard et d'Héloise. Paris, Garnier frères. jaartal onbekend, doch vóór 1879, als volgt:) ‘Quant à moi, ces voluptés de l'amour que nous avons goûtées ensemble m'ont été si douces, que le souvenir ne peut m'en déplaire ni même s'effacer de ma mémoire. De quelque côté que je me tourne, elles se présentent, elles s'imposent à mes regards avec les désirs qu'elles réveillent, . . . . . . . . . . . . . .’
‘Je devrais gémir des fautes que. j'ai commises, et je soupire après celles que je ne puis plus commettre. Ce n'est pas seulement ce que nous avons fait, ce sont les heures, ce sont les lieux témoins de ce que nous avons fait, qui sont profondément gravés dans mon coeur avec ton image, que je me retrouve avec toi dans les mêmes lieux, aux mêmes heures, faisant les mêmes choses, même en dormant, je ne trouve point le repos. Parfois les mouvements de mon corps trahissent les pensées de mon âme, des mots m'échappent que je n'ai pu retenir. . . . . . . . . . . . . . . .’. |
|