25 minneliederen
(1977)–Hendrik van Veldeke– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
II
| |
[pagina 20]
| |
Het quam van dombes herten rade,Ga naar voetnoot17
het is te dompheit ouch ergaen.Ga naar voetnoot18
ich warnde heme es al te spadeGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
dat er hedde ane mich mesdaen.Ga naar voetnoot20
wie mochte ich dat in goede verstaenGa naar voetnoot21Ga naar margenoot+
dat hé mich dorperlike badeGa naar voetnoot22
dat ich heme moeste al ombevaen?Ga naar voetnoot23
het sal heme noch ergaen te quade.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ich waende dat er hovesch ware:Ga naar voetnoot25
des was ich heme van herten holt.Ga naar voetnoot26Ga naar margenoot+
dat segge ich uuch al openbare:Ga naar voetnoot27
des is er van mich ane scolt.Ga naar voetnoot28
des drage ich mich ein goet gedoltGa naar voetnoot29
30 mich is siin scade vele onmare.Ga naar voetnoot30
hé iisch mich al te riken solt:Ga naar voetnoot31Ga naar margenoot+
des ich vele wale van heme entbare.Ga naar voetnoot32
| |
[pagina 21]
| |
Hé iisch mich al te lose minne,Ga naar voetnoot33
die ne vant er ane mich niet.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
dat quam van sinen cranken sinneGa naar voetnoot35Ga naar margenoot+
want et heme siin dompheit riet.Ga naar voetnoot36
wat of heme scade daer ave geschiet?Ga naar voetnoot37
des brenge ich heme vele wale in inne,Ga naar voetnoot38
dat hé siin spil te onrechte ersietGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
dé't breket ere hé 't gewinne’.Ga naar voetnoot40Ga naar margenoot+
|
|