Anthony Brummelkamp (1811-1888)
(1988)–Melis te Velde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 357]
| |
22. Brummelkamp over het rooms-katholicismeEen van de belangrijke thema's, die de negentiende-eeuwse gereformeerden bezighielden, was de relatie met de rooms-katholieken. Deze vormden een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking, vooral geconcentreerd in de zuidelijke provincies. De scheiding tussen rooms en protestants was scherp. De Belgische oorlog had littekens nagelaten, die de verhoudingen lange tijd negatief beïnvloedden. De confrontaties tussen beide partijen waren meer nationaal en politiek van aard dan kerkelijk-theologisch.Ga naar voetnoot1. In dit hoofdstuk willen we een indruk geven, op welke wijze en over welke onderwerpen Brummelkamp, voornamelijk in De Bazuin, zich geconfronteerd heeft met en gepolemiseerd heeft tegen het rooms-katholicisme. | |
22.1. De April-beweging van 1853De Nederlandse regering besloot in 1853 koninklijke sanctie te verlenen aan het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in ons land. Daartegen kwam de zogenaamde ‘April-beweging’ op gang, waaraan ook Brummelkamp zijn steentje heeft bijgedragen. De Arnhemse kerkeraad zond samen met die van Velp een uitvoerig door Brummelkamp geconcipieerd adres aan de koning. Daarin werd gevraagd geen enkele stap te doen tot erkenning, direkt of indirekt, van de paus van Rome als hoofd van de ‘katholieke’ kerk of ook van de door hem benoemde bisschoppen. De koning had immers met heel de bisschopsbenoeming even weinig te maken als met de beroeping van predikanten in andere kerkgenootschappen. Het herstel van de hiërarchie accepteren, zou bovendien een goedkeuren zijn van bijvoorbeeld de moord op Willem van Oranje. Het adres pleitte voor een zodanige grondwetswijziging, dat de godsdienstvrijheid voor de roomsen binnen behoorlijke grenzen werd beperkt. Alle financiële uitkeringen aan kerken uit de staatskas moesten ophouden. De diplomatieke betrekkingen met Rome moesten worden verbroken, omdat de paus pretendeerde tegelijk kerkelijk en wereldlijk heerser te zijn.Ga naar voetnoot2. Dezelfde lijn loopt ook door Brummelkamps schrijven in De Bazuin. Zich met Rome inlaten en onderhandelen, is voor hem een stilzwijgende erkenning, een met Rome hoereren (Openb. 17) en er slaaf van zijn. Zo vervreemdt Nederland van zijn historie en karakter. Brummelkamp verbindt hieraan dikwijls een oproep tot schuldbelijdenis en bekering.Ga naar voetnoot3. | |
[pagina 358]
| |
22.2. GewetensdwangTamelijk frequent haalt Brummelkamp in De Bazuin voorbeelden aan van gewetensdwang, door Rome in verschillende landen ook in de negentiende eeuw nog toegepast. Zo werden zowel joodse als protestantse kinderen soms gekidnapped, waarna de doop aan hen werd bediend en ze als rooms eigendom werden beschouwd. In Italië wilde de paus, overigens tevergeefs, een verbod op de verkoop van bijbels uitgevaardigd hebben. In Spanje was de vrijheid van godsdienst en drukpers voor niet-roomsen minimaal.Ga naar voetnoot4. Dergelijke feiten herinnerden aan protestanten-vervolging in vroeger eeuwen. Brummelkamp refereerde regelmatig aan de samenzweringen en moord-geschiedenissen uit vroeger eeuwen, met name aan de Bartholomeüsnacht. Volgens hem moest Rome wel met dwang werken, omdat de vrijheid van geweten haar altijd ondermijnt en afbreekt. Bij deze kritiek liet Brummelkamp het niet. ‘Wees bang, even bang voor de beginselen van Rome, als voor die der Internationale, maar verzuim niet bij beiden den evenmensch te zien, aan wien gij het Evangelie te brengen hebt.’Ga naar voetnoot5. | |
22.3. BijgeloofHerhaaldelijk gaf Brummelkamp voorbeelden van het wonderlijk bijgeloof, dat onder veel roomsen heerste. Wonderbare verschijningen en mirakelen werden door hem geciteerd en van meestal satirisch commentaar voorzien. Het bijgeloof brengt hem telkens weer tot verbazing. Hij stelt, dat daarvan een dom-houdende invloed op het roomse kerkvolk uitgaat. Dat heeft weer zijn gevolgen voor economie en cultuur. Protestantse streken zijn in zijn ogen welvarender en cultureel op hoger peil dan roomse gebieden.Ga naar voetnoot6. | |
22.4. GeschiedschrijvingMeer dan eens heeft Brummelkamp het in De Bazuin aan de stok met rooms-katholieke geschiedschrijvers als J.A. Alberdingk Thijm, W.J.F. Nuijens en abt J.W. Brouwers. Daarbij gaat het om de bekende thema's: de beeldenstorm, Heiligerlee, Willem van Oranje, Den Briel en de Geuzen, de Unies van Utrecht en Atrecht en de relatie Calvijn-Servet. Van grote gebeurtenissen uit de tachtigjarige oorlog worden herdenkingen georganiseerd, waarbij de discussies soms hoog oplaaien. Brummelkamp wil de beeldenstorm onvoorwaardelijk verdedigen. Hij wijst op Gen. 35:4, op Mozes en Aäron als beeldenstormers en op Hand. 19:19. Voorwerpen van aanbidding en verering mag men haten. Het gaat immers om afgodendienst naast of tegenover de dienst van de HERE. Aan de beeldenstorm kleefde | |
[pagina 359]
| |
zeker wel zonde. Het kwam aan op zuivere motieven en die ontbraken wel eens. Maar het beginsel was heilig en uit God.Ga naar voetnoot7. In 1868 wordt de slag bij Heiligerlee herdacht. Het roomse dagblad De Tijd meent, dat door die feestviering de rooms-katholieke bevolking diep gekrenkt wordt. Brummelkamp is daarover verontwaardigd: nu gaan de maskers af! Rome openbaart zich in haar ware gedaante. Hij kan zich voorstellen, dat de vaderen zeiden: ‘liever Turks dan Paaps’. Met instemming citeert hij wat Groen van Prinsterer heeft geschreven contra de publikaties van abt Brouwers over Heiligerlee. Vandaaruit trekt hij een lijn naar de schoolstrijd. Dat er op de openbare school niet over de religie als achtergrond van de tachtigjarige oorlog mag worden gesproken, effent de weg voor Rome. De rooms-katholieken noemen Willem van Oranje een opstandeling. Bij Alberdingk Thijm leest Brummelkamp tussen de regels: ‘Oranje onder’. Zo wordt het beginsel van Oranje, dat in drie eeuwen tegenover Rome stond, aangetast. De strijd om vrijheid van godsdienst wordt verlaagd tot een oproer. God wordt uit de vaderlandse geschiedenis weggedacht. Dwaas en God-onterend!Ga naar voetnoot8. Uiteraard worden in 1872 bij de Den Briel-herdenking de misdaden van de Geuzen breed uitgemeten door Thijm en Nuyens. Brummelkamp geeft toe, dat de Geuzen zich dikwijls aan de afschuwelijkste wreedheden hebben schuldig gemaakt. Maar dat was bij hen niet structureel zoals aan roomse zijde. Daar was immers het principe: geen genade voor ketters.Ga naar voetnoot9. In 1878 verdedigt Brummelkamp de Unie van Utrecht. De gereformeerde beginselen daarvan moeten bij de feestviering tot hun recht komen. Evenzo verdedigt hij Calvijns optreden in de zaak-Servet. Men moet volgens hem niet doen alsof speciaal Calvijn meende, dat Servet terechtgesteld moest worden. Het was in die tijd communis opinio, zelfs bij Calvijn.Ga naar voetnoot10. Brummelkamp ziet in de roomse geschiedschrijving een stuk ‘hoon tegen onze volkshistories’. Voor het Nederlandse volk, geestelijk verzwakt door het liberalisme en modernisme, betekent dat een niet gering gevaar. Het dreigt een prooi te worden van Rome. Brummelkamp doet zijn best dit te verhinderen. Uit talloze citaten blijkt, dat zijn visie op de vaderlandse geschiedenis sterk onder invloed van Groen van Prinsterer en vooral Da Costa staat.Ga naar voetnoot11. | |
22.5. MachtsstrevenOnophoudelijk heeft Brummelkamp gewaarschuwd tegen het roomse machtsstreven. Het beeld, dat hij van Rome tekent, ziet er niet aantrekkelijk uit. De roomse kerk pretendeert de enig zaligmakende te zijn en de opdracht | |
[pagina 360]
| |
te hebben om alle volken te dwingen in te komen of hen te verdelgen. Zij duldt stelselmatig geen alternatief. Ze wil altijd nog meer macht. Ze beweert, dat eigenlijk alle gedoopten aan de paus toebehoren. Zo mogelijk legt ze met dwang en bloed haar leer op. Ze werkt met een ingepompte geloofstrouw. Haar anathema's en de Jezuïeten tonen, wat men van haar te wachten heeft: uitroeiïng van de ‘ketterij’ op alle manieren. Haar bloeddorst blijkt uit verleden en heden. Als zodanig blijft zij altijd zichzelf en verloochent zich nooit.Ga naar voetnoot12. Brummelkamp ziet ook verband tussen Rome en het ongeloof. Het liberalisme breekt het protestantisme af en bouwt Rome op. Het verval van het protestantisme speelt altijd Rome in de kaart. Brummelkamp roept daarom op tot waakzaamheid.Ga naar voetnoot13. Een speciaal gevaar ziet Brummelkamp in het ultramontanisme. Het is zijns inziens de politieke consequentie van het jezuïtisme. De roomse priester heeft zijn hoogste vorst en vaderland in Rome. Bovendien beschouwt het ultramontanisme heel de wereld, ook Nederland, als dominium van de paus. Het streeft naar een in elkaar oplossen van kerk en staat. Vanwege deze pretenties wil Brummelkamp geen diplomatieke band tussen Nederland en de paus. Te zeer vreest hij dat Nederland onder de heerschappij van Rome zal worden teruggebracht; dan zal het met de godsdienstige en burgerlijke vrijheid snel gedaan zijn. Ook kan een ultramontaan in Nederland geen minister zijn. Volgens hem is in de paus alle oorsprong en uitgang van de macht. In alle zaken is voor hem de beslissing aan de paus. Daarom is hij voor het ministerschap niet geschikt.Ga naar voetnoot14. Brummelkamp vreest ook de maatschappelijke dominantie van de roomsen. Overal komen winkels, landerijen en erven in roomse handen. De overheid sanctioneert roomse feestdagen. In de strijd rond de processies zegeviert het priesterdom en schikt de regering zich naar de roomse aanmatigingen. De roomse propaganda is sterk en Rome groeit stil in macht. Het volk is daartegenover slechts lauw. Brummelkamp is fel: hij is voor de roomsen bang, zelfs als ze liefdediensten bewijzen, zoals de nonnen op het slagveld.Ga naar voetnoot15. | |
22.6. Gelijkwaardige burgersOndanks het bovenstaande wil Brummelkamp de roomsen wel als gelijkwaardige burgers beschouwd hebben. Hij sluit zich aan bij Groen, Gunning en Chantepie de la Saussaye: Nederland is historisch gezien na de hervorming in hoofdzaak een natie met een protestants karakter. Maar daarom zijn de rooms-katholieken nog wel een wezenlijk deel van de Nederlandse natie. Brummelkamps visie is hier niet evenwichtig. Enerzijds zegt hij namelijk, dat de onbeperkte vrijheid voor zo'n pretentieus en dwang-lievend godsdienstig genootschap moet ophouden. Anderzijds kritiseert hij de regering, als ze een onderzoek wil instellen naar het bezit van de kloosters. Men mag, zegt hij | |
[pagina 361]
| |
dan, niet met twee maten meten. Rome moet met andere wapens worden bestreden: de waarheid in Christus. Vandaar dat Brummelkamp Bismarcks kerkwetten in Pruissen afkeurt. De overheid moet ook ten opzichte van de roomsen van het gebied der consciëntie afblijven.Ga naar voetnoot16. Brummelkamp heeft zich meer dan eens beziggehouden met de vraag, of er politieke samenwerking tussen anti-revolutionairen en roomsen mogelijk is. Hij denkt daar niet steeds gelijk over. In 1869 bespreekt hij de vraag, waarin je met een roomse nog kunt samengaan als staatsburger. Dat hangt er volgens hem mee van af, in hoeverre je Rome nog een plaats geeft in de christelijke kerk. Ten aanzien van deze twee vragen gingen lutheranen en calvinisten reeds uiteen. Maar, zegt Brummelkamp, als men te veel op het algemeen-christelijke en te weinig op het anti-protestantse en ultramontaanse van Rome let, blijft er niet veel protestants-gereformeerds meer over. Rome is bovendien contra- en niet anti-revolutionair. De gereformeerden moeten zich daarom niet van de rooms-katholieken afhankelijk maken.Ga naar voetnoot17. Kan eigenlijk een protestant in het parlement de roomsen wel vertegenwoordigen? Vooral in de jaren 1873 en volgende waarschuwt Brummelkamp tegen samenwerking met Rome. De protestanten zien volgens hem Rome politiek te veel naar de ogen. Bij herstemmingen kiezen ze dikwijls voor roomse kandidaten. Bij De Heraut en De Standaard valt een zwenking ten opzichte van Rome op te merken. Brummelkamp wijst op beleefdheden tegenover het celibaat en dergelijke. Zoiets rukt de bestaande feiten en kwesties van hun wortel af, die uit den boze is. Men moet ertegen optrekken en waarschuwen tegen de gruwelen, die uit de roomse ceremoniën voortvloeien. Op deze manier mag de samenwerking met Rome niet worden verkregen of bestendigd. Rome is niet onschuldig of neutraal! ‘Dat is toch het sirenen-lied, waarbij men indommelt, of met Rome arm in arm durft gaan, en waar onze luie, strijdensmoede natuur zoo gaarne aan wil.’ Over stembus-samenwerking met Rome is Brummelkamp daarom kritisch gestemd. Moeten wij het Jezuïtisme en ultramontanisme op de regeringskussens helpen in ruil voor de liberalen? Straks worden wij op onze beurt door Rome uitgeworpen en vervolgd!Ga naar voetnoot18. Pas in het laatst van zijn leven lijkt Brummelkamp op dit punt van gedachte veranderd. Hij haalt Calvijn aan, die gezegd zou hebben: ik sta vierkant tegenover Rome, maar als de strijd gaat tegen ongeloof en revolutie, dan is desnoods Rome mijn bondgenoot. Volgens Brummelkamp is die strijd nu inderdaad gaande. Deze meer positieve instelling tegenover samenwerking hangt samen met Brummelkamps zwenking in 1888, toen hij zich van ‘Marnix’ losmaakte en bij de koers van de antirevolutionaire partij en van De Standaard aansloot.Ga naar voetnoot19. | |
[pagina 362]
| |
22.7. Pauselijke pretentiesBrummelkamp polemiseerde dikwijls tegen de pretenties van het pausdom. Rome wil de paus als zelfstandig vorst een positie verschaffen boven elk wereldlijk gezag. De paus wordt in deze visie vergeleken met de zon en de keizer met de maan. De Tijd noemt de paus de ‘vader der vorsten’ en Pius IX maakt in een breve duidelijk aanspraak op een onbeperkte gehoorzaamheid. Meer dan eeuwenlang het geval was, plaatst de paus zijn wereldlijk gezag weer sterk op de voorgrond. Brummelkamp moet van die pretenties niets hebben. Ook de paus is onderworpen aan het overheidsgezag overeenkomstig Romeinen 13 en Christus' bevel: ‘Geef de keizer, wat des keizers is’. Dwaas is het om aan de paus schatting te betalen, zoals de Italiaanse vorsten doen. Ongelukkige wereld, die voor dat monster buigt en het uit haar schatkisten steunt. Men moet er zich niet langer mee inlaten. De paus moet ophouden een tweehoofdig monster te zijn. Zijn geestelijk gezag is usurpatie. Zijn wereldlijk gezag berust op leugen. Brummelkamp verwijst hier naar wat 2 Thess. 2:4 zegt over de ‘mensch der zonde... die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd, of geëerd wordt, alzoo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertoonende dat hij God is’.Ga naar voetnoot20. In het licht van het bovenstaande protesteert Brummelkamp tegen alle politieke banden met het pausdom. Zeer pijnlijk vindt hij een bezoek van koningin Sophie aan Rome. Allerjammerlijkst en Godverloochenend noemt hij het, als prins Frederik en de keizerin van Rusland de paus hun complimenten maken. Wat een dwaasheid ‘zich ook maar in eenige de minste aanraking te stellen met het monster, dat niets anders is dan een gewoon mensch, maar voor een paus-koning wil doorgaan, dat ten slotte nergens op neerkomt dan op een mensch-god’! Alle concordaat met de paus is volgens Brummelkamp een kwalijke zaak. Hij heeft ook bezwaar tegen de ontvangst van Vaticaanse gezanten door de koning. Dan kan men maar beter de grondwet verscheuren en verklaren: ‘Wij Nederlandsche Ministers kussen 's pausen pantoffel’. Bij zoiets kookt Brummelkamps geuzenbloed. Hij wil, dat er geen pauselijk gezant aan het Nederlandse hof wordt geaccepteerd en geen Nederlandse gezant naar het Vaticaan wordt gezonden. Groen van Prinsterer heeft al in 1862 aangetoond, dat een gezantschap bij de paus in strijd is met de scheiding van kerk en staat. Brummelkamp kan in 1871 niet begrijpen, dat veel protestantse kamerleden het voorlopig handhaven van het gezantschap met weinig bezwaar kunnen accepteren. Juist Nederland met zijn roemrijk verleden zou het voorbeeld moeten geven en zich aan het ‘gedrochtelijk monster’ moeten onttrekken.Ga naar voetnoot21. Brummelkamps terminologie is, als het over de paus gaat, bepaald ongezouten. Waren de volken wijs, dan lieten ze zich niet langer in met een ‘monster’, dat zich God waant en zich in plaats van Christus stelt. Over roomse ‘kerk’ wil hij alleen spreken, omdat zij zichzelf zo noemt. Maar verder spreekt hij van ‘een onverzoenlijke haat’ tegen Rome. ‘Rome is in de maatschappij steeds de slang aan den boezem. Rome moet geschuwd.’ | |
[pagina 363]
| |
Rome is ‘de grote hoer’ uit Openbaring 17. Heeft Brummelkamp het pausdom dan als hopeloos verloren opgegeven? Nee, er mag gebeden worden om uitroeiing van het rijk van de antichrist en om bekering zelfs van de paus.Ga naar voetnoot22. | |
22.8. WaakzaamheidGeregeld roept Brummelkamp zijn lezers op tot waakzaamheid tegenover Rome. Zij moeten de historie niet vergeten en zich niet laten benevelen door de neutraliteits-idee van deze eeuw. En al evenmin moeten ze indommelen op de voorgewende vrede- en menslievendheid van Rome. Het hangt de huik altijd naar de wind, maar men komt er bedrogen mee uit. Rome moet ontmaskerd worden. Wie zich aan Rome houdt, wordt zijn slaaf en blind werktuig. Men moet zich door mooie woorden in pauselijke brieven maar niet laten verleiden om oorbiecht, inquisitie, Maria-verering, verbod op bijbellezen en dergelijke tot kleinigheden te verklaren. Hier gaapt een diepe kloof!Ga naar voetnoot23. Brummelkamp betreurt het, dat zovelen een open strijd tegen Rome niet aandurven. Van het zuiver roomse beginsel is immers niets te verwachten dan onverdraagzaamheid, godsdiensthaat en verbittering. Hier is strijd nodig aan de hand van Bijbel en historie. Anders wordt Nederland een wingewest van Rome. Wee Rome, want het is de bloedstad, vol van het bloed der heiligen! Gaat uit van haar! Wacht de wraak van de Here!Ga naar voetnoot24. Het eerste Vaticaans concilie is dan ook niet oecumenisch, maar ronduit schismatiek. Het is zo georganiseerd, dat de paus alles beheerst. Er is vrijheid van spreken, maar niet om eerder reeds veroordeelde dwalingen te verdedigen. Er kan dus geen goed woord in reformatorische zin gesproken worden. Hier vertoont zich Rome in zijn ware gedaante.Ga naar voetnoot25. De Bijbel en Rome zijn onverenigbaar. Daarom wil Brummelkamp bij de roomsen evenmin als bij de liberalen hulp zoeken. De liberalen slaan ons dood in naam der wetenschap. De roomsen verbranden ons in naam der godsdienst. Wij klagen hen aan bij de levende God en getuigen tegen het onrecht, dat ze ons aandoen. Beide veroordelen wij als goddeloze monsters. Wij blijven, aldus Brummelkamp, anti-papistisch, anti-pijnbankisch, anti-onwetendheidsvoorstanders.Ga naar voetnoot26. | |
[pagina 364]
| |
22.9. BetekenisUit het hierboven gereleveerde blijkt, dat Brummelkamp fel anti-rooms was. Zijn polemiek verraadt een scherpe antithese tussen rooms en protestants, die voor hedendaagse begrippen wel eens wat overdreven lijkt. Toch heeft ze voor vandaag nog betekenis. Ze leert letten op het machtsstreven dat Rome eigen is. Ze herinnert aan de diepe kloof tussen Rome en de Reformatie, die niet vergeten en toegedekt mag worden.Ga naar voetnoot27. |
|