Anthony Brummelkamp (1811-1888)
(1988)–Melis te Velde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||
18. Brummelkamp en de theologische stromingen van zijn tijd18.1. ‘Tal van leeraars’In hoofdstuk 14 hebben we al het een en ander doorgegeven uit Brummelkamps oratie uit 1867, waarin hij de taak van de Kamper School ten opzichte van de moderne theologische stromingen heeft besproken en de fnuikende invloed van veel filosofie op de theologie heeft aangewezen. In dit hoofdstuk willen we schetsen, op welke wijze hij in zijn journalistieke werk zich met de verschillende stromingen in de theologie heeft geconfronteerd. Deze confrontatie was zelden systematisch, maar bijna steeds incidenteel en fragmentarisch. Toch is het nuttig er kennis van te nemen en zo nader zicht te krijgen op het theologiseren van de eerste generatie afgescheidenen. Brummelkamp constateert, dat veel theologie-beoefening uitgaat van telkens andere hypothesen. Hij heeft van bijvoorbeeld het werk van C.P. Tiele wel genoten, waar die alle godsdiensten tot één bron probeert te herleiden. Maar eigenlijk is het alles veronderstelling en geen ware wetenschap. Hij ziet daarin een vervulling van 2 Tim. 4:3, 4: ‘... zij zullen zich tal van leeraars bijeenhalen...’. De verschillende richtingen volgen elkaar op. Ze verslaan elkaar ook. De ‘Groningers’ kraken het rationalisme, maar J.H. Scholten en S. Hoekstra kraken op hun beurt weer de ‘Groningers’. Wie buiten Christus wijs willen zijn, vervallen in allerlei misgeboorten van de geest. Zo wordt zelfs vanaf de kansel soms het christendom ondermijnd. Dat is niet erger dan in vorige eeuwen. Zo is immers de menselijke natuur. Die openbaart zich in vrijzinnigheid, dat is: in een eigenmachtig en willekeurig tegenspreken van de Heilige Schrift. De vrijzinnigen kunnen wel ernstige mannen zijn, maar dat ontslaat de gereformeerden niet van de plicht om de kudde van Christus tegen hen te waarschuwen.Ga naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||
18.2. De ‘Groninger’ richtingDe ‘Groninger’ theologie had onder leiding van P. Hofstede de Groot in de Nederlandse theologische wereld van de jaren 1835 tot 1860 een belangrijke plaats. Zij zag Gods openbaring in Christus als middel tot opvoeding van de mensheid in christelijke zin. Veel aandacht had ze voor het gemoedsleven en de persoonlijkheid van de mens, die door haar geroepen werd om in vrome | |||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||
navolging van Christus te leven. In de meeste centrale leerstukken week ze af van de gereformeerde belijdenis.Ga naar voetnoot2. Brummelkamp heeft waardering voor de prima methode van de ‘Groninger’ godgeleerden. Hun levendige denkwijze steekt positief af bij het dorre rationalisme van rond het jaar 1800. Maar ze hebben de objectieve waarheid prijsgegeven voor hun eigen subjectieve mening. Evenals de vroegere rationalisten hebben ze het centrum van alles, de Christus Gods, weggenomen. Ze prediken Hem niet als Verlosser van de vloek van de wet. Dat leidt Brummelkamp af uit hun bijdragen in het tijdschrift Waarheid in Liefde. Christus is volgens hen niet alwetend en niet almachtig; God is méér dan Christus. Ook is voor hen de Heilige Schrift niet beslissend in alle geloofsvragen. Zo beroven ze de kerk van haar grondslagen.Ga naar voetnoot3. Op één punt ging Brummelkamp speciaal in. Hofstede de Groot beweerde, dat de leer van de predestinatie niet te verenigen was met een ruime evangelieprediking. Brummelkamp bestreed dit met beroep op DL III/IV, artikel 8 en 9, op bijvoorbeeld 1 Kor. 2:14 in verband met 1 Kor. 1:27-29, op Matt. 11:25-27 en op vele plaatsen in Calvijns commentaren op het Nieuwe Testament.Ga naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||
18.3. Kritiek op de betrouwbaarheid van de BijbelDe eerste twintig jaren van Brummelkamps docentschap vormden de periode, waarin van alle kanten de historische betrouwbaarheid van de Bijbel werd aangevochten. Met name de wonderen werden voor onmogelijk verklaard. Volgens D.F. Strauss was de evangelie-geschiedenis een mythe. Ook mannen als G.F. Kolb en in Nederland C.W. Opzoomer en L.S.P. Meyboom lieten niets over van de betrouwbaarheid van de Bijbel en sprongen er mee om als met een legende. Tijdschriften als De Gids en De Morgenster volgden daarin. Men beweerde, dat men alles wat voor de redelijk denkende mens ongerijmd was, moest prijsgeven. Dat was de eis van de wetenschap tegen alle blind autoriteitsgeloof. Aldus karakteriseerde Brummelkamp het modernisme.Ga naar voetnoot5. Hij sprak deze ideeën met kracht tegen. Het zogenaamde ‘autoriteitsgeloof’, zegt hij, is niets anders dan een onvoorwaardelijk geloof aan wat de Here ons in de Bijbel kennelijk zegt. Als een predikant zijn geloofsovertuiging afhankelijk maakt van het wetenschappelijk onderzoek, ontneemt hij zichzelf en de gemeente alle vastheid. Men is zichzelf dan tot maatstaf. Dat is zoveel als een vierkante cirkel. Erger nog: zo vernietig je de hele Bijbel en verklaar je alles wat daarin ongelooflijk is voor leugen, bijvoorbeeld door | |||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||
ontmythologiserend te schrijven over de opstanding van Christus. Voor Brummelkamp is dit pure heiligschennis: zo wordt uit het christendom de Christus weggenomen.Ga naar voetnoot6. Het inwendig bewijs tegen zulk omspringen met de Bijbel is alleen al de verheven, maar ‘aansprakeloze eenvoud’ van de bijbelstijl. En, zo merkt Brummelkamp nuchter op, de kerk overleefde al heel wat pogingen om de Bijbel te verbeteren.Ga naar voetnoot7. | |||||||||||||||||||||
18.4. Het ModernismeVergeleken met andere theologische stromingen heeft Brummelkamp de meeste aandacht besteed aan het Modernisme, dat in zijn dagen in opkomst was. Hij onderscheidde in de moderne theologie vier kenmerkende standpunten:
Verder signaleerde Brummelkamp in zijn confrontatie met het Modernisme de volgende opvallende punten:
Op 30 november 1861 wijdde Brummelkamp een rectorale oratie aan ‘Het Moderne’. Hij betoogde, dat het in zichzelf onhoudbaar, voor het redelijk verstand onbestaanbaar en voor het hart onvoldoende was. Toch pleitte hij ervoor het grondig te onderzoeken in beginselen en gevolgen.Ga naar voetnoot10. | |||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||
Ook in Bazuin-artikelen heeft Brummelkamp zijn oordeel over het Modernisme geformuleerd. Hij ziet de modernen als mensen, met wie de kerk niets méér gemeen heeft dan met Plato en anderen. Zij zijn blinde mollen. Ongelukkig wie zich aan zulke leidslieden toevertrouwen, want ze hebben in de ure des doods geen droppel troost voor het arm zondaarshart. Hij roept hen op tot eerlijkheid. Laten ze terugkomen bij de Bijbel of breken met het christendom. Hij heeft waardering voor mannen als A. Pierson, die de consequentie van hun Modernisme trokken door hun ambt neer te leggen.Ga naar voetnoot11. Volgens Brummelkamp houdt de moderne theologie geen houdbare moraal meer over. Dat werkt door in de levenswandel van haar aanhangers: waar slecht geleerd wordt, daar wordt slecht geleefd. Men streeft naar zelfvergoding maar komt in een afgrond van bodemloos subjectivisme terecht. Tenslotte rest er niets anders dan: ‘Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij’. Zo moet het gaan, zolang men omzwerft buiten het gebied der openbaring en zich aan God niet onderwerpt.Ga naar voetnoot12. De invloed van de moderne theologie in de Hervormde Kerk, met name aan de Leidse academie, is Brummelkamp een doorn in het oog. Hij stemt van harte met Da Costa's bestrijding ervan in en kan zich niet voorstellen, hoe de Hervormde Kerk zulke ‘vijanden’ voorgangers in de christelijke kerk kan laten zijn. Men onderwerpt zich er slaafs aan meesters, die men op hoge toon napraat. Maar na verloop van tijd overleeft de moderne theologie zichzelf. Ziende op de misleide kudde roept Brummelkamp uit: ‘Maar die arme gemeenten, die zich nog laten wijsmaken, dat zij van zulke leerstoelen hunne leeraren moeten ontfangen, en dat dit dan leeraren zullen zijn voor eene kerk, die de voetstappen drukt van Kalvijn en dergelijke mannen, leeraren voor de Gereformeerde of Hervormde kerken, gelijk die van ouds ook in Nederland bestonden!’.Ga naar voetnoot13. | |||||||||||||||||||||
18.5. EmpirismeIn het verlengde van het Modernisme ligt het Empirisme. Het Modernisme kleedt alles nog in een schijnbaar christelijk gewaad. Het Empirisme trekt openlijk en radikaal de consequenties. Als zodanig is het Brummelkamp sympathieker. Al eerder in de geschiedenis was er Empirisme, bijvoorbeeld bij Baco, Hobbes en Locke. Maar Brummelkamp ziet de 19e-eeuwse empiriek vooral als een reactie op de school van Hegel. Allard Pierson is er bijvoorbeeld een aanhanger van. Hij neemt alleen aan, wat klopt met de overal geldende wetten, tenzij er volle zekerheid is over uitzonderings-omstandigheden, te beslissen op grond van de meerderheid van wetenschappelijke mannen. Brummelkamp maakt daarbij twee kanttekeningen: 1. Deze grond blijft altijd toch subjectief. 2. Iets wordt niet meer of minder waar door een groter of kleiner aantal mannen!Ga naar voetnoot14. | |||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||
Volgens Brummelkamp is de empiriek niet te verenigen met het christendom. Ze leidt tot gastronomie en materialisme, zoals in de praktijk blijkt. Bovendien is ze onder meer door Leibnitz en Kant allang weerlegd. Haar denkbeelden zullen snel overleefd zijn. Er is maar één weg: terug tot Christus!Ga naar voetnoot15. | |||||||||||||||||||||
18.6. Volharden in de gezonde leerBrummelkamp wijst er in 1881 in een ‘inleidingsrede’ bij een bundel catechismuspreken op, hoezeer het er in de kerk op aankomt te volharden in de gezonde leer. Met beroep op onder meer Joh. 7:15-17, Hand. 2 en 1 Tim. 6:3-5 benadrukt hij, dat die leer exclusief is: de enige ware leer, die er bestaat. Alle andere leer moet men afwijzen. Het is de satan gelukt vooral in de laatste honderd jaar hoe langer hoe brutaler te laten prediken, dat het niet op de leer aankomt, maar dat slechts een brave levenspraktijk relevant is. Zeer zeker is volgens Brummelkamp een dode rechtzinnigheid verkeerd. Maar de levenswandel kan niet de plaats van de leer innemen, maar vloeit altijd uit de leer voort. Toen in de Middeleeuwen bijvoorbeeld de kerkleer verroomste, wat bleef er toen van het christelijk leven over? In de geschiedenis van de kerk draait het altijd weer om de leer. De kerk mag niet ten prooi vallen aan menselijke filosofieën. Het Dordtse ondertekeningsformulier voor predikanten biedt daartegen een heilzame bescherming. Het loslaten daarvan en het invoeren van een brede tolerantie in de Hervormde Kerk sinds 1816 is een rampzalige revolutie geweest.Ga naar voetnoot16. Vandaar de grote betekenis, die Brummelkamp in navolging van de reformatoren en met beroep op de Heilige Schrift toekent aan de catechisatie en de catechismus-prediking. Vooral de Heidelbergse Catechismus is bij hem hoog in ere, vanwege de hartelijke, uit het leven gegrepen uiteenzetting van de waarheden. Gods vrijmachtige ontferming staat erin voorop. De leer des geloofs wordt op schriftmatige wijze samengevat. Zie bijvoorbeeld hoe goed de catechismus de klip voorbij stuurt van de predestinatie-vraag, waarop zo menigeen gestrand is. Het is een ‘prachtig kleinood’. De afgescheidenen zullen eraan vasthouden, want zij willen geen sekte zijn, maar in het spoor van de apostelen volharden in de gezonde leer.Ga naar voetnoot17. | |||||||||||||||||||||
18.7. Vruchtbare confrontatie?Zijn Brummelkamps polemieken op het terrein van de theologie steekhoudend en vruchtbaar geweest? Brummelkamp had geen degelijke theologische | |||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||
scholing gehad. Hij probeerde kennelijk wel om de theologische ontwikkelingen - althans in Nederland - te volgen. Maar hij was er de man niet naar om ze te analyseren en systematisch ertegen te polemiseren. Hij maakte in zijn artikelen weinig werk van tegenargumentatie en Schriftbewijs. Ook legde hij zich niet toe op immanente kritiek en bestrijding van details. In die zin was zijn bestrijding van de moderne theologie niet sterk te noemen. Het ontbrak hem daarvoor aan tijd, wetenschappelijke toerusting en animo. Brummelkamp doorzag echter scherp de hoofdstellingen van de door hem bestreden stromingen. En hij vatte die recht op de man af aan. Hij hield ervan zijn tegenstanders te confronteren met de consequenties van hun eigen stellingen. Hij herleidde alles telkens tot de centrale kwesties: het gezag en de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift, de godheid van Christus, de noodzaak van verzoening bij God, en de onderwerping van de ratio aan Gods openbaring. Dat was een beperkte, maar toch adequate reactie. Daarin heeft Brummelkamp eraan bijgedragen de grondproblemen van de niet-gereformeerde theologie te leren herkennen en riep hij op tot de existentiële geloofsbeslissingen, die voor alle beoefening van de theologie onmisbaar zijn. |
|