Anthony Brummelkamp (1811-1888)
(1988)–Melis te Velde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |||||||
17. Brummelkamps journalistieke werk in De Bazuin17.1. OprichtingDe Bazuin werd in 1853 opgericht door C.G. de Moen in samenwerking met Brummelkamp. In het voorbereidend overleg speelden ook Van Velzen en Postma een rol. Van Velzen had graag zelf de uitgave van een weekblad of ‘maandwerk’ op zich genomen, maar zag daartoe in zijn drukke pastoraat geen kans. Hij had er De Moen over geschreven, omdat die er de meeste gelegenheid voor had. De Bazuin startte met 125 abonnees op donderdag 4 augustus 1853. Om te kunnen blijven bestaan, waren er 200 nodig, een aantal, dat inderdaad bereikt werd. In eerste instantie was het blad mede bedoeld als tegenhanger tegen De Stem, waarin vooral de woordvoerders van de Drentse richting zich lieten horen. De Bazuin was overigens beslist geen partijblad. De redactie werd gevormd door S. van Velzen, A. Brummelkamp, P.M. Dijksterhuis, J.H. Donner, P.J. Oggel en D. Postma, terwijl De Moen eindredacteur was.Ga naar voetnoot1. | |||||||
17.2. Redactie en inhoudIn mei 1855 verzochten de curatoren het blad aan de Theologische School over te dragen. Hij zou dan ‘tot uitgebreider nut en stichting voor de gemeente’ vergroot worden uitgegeven ten voordele van de School. De Moen en Brummelkamp vonden dit een acceptabele gedachte en gaven het blad aan de School ten geschenke. Vanaf vrijdag 2 november 1855 verscheen het onder verantwoordelijkheid van de docenten, terwijl Brummelkamp de eindredactie op zich nam.Ga naar voetnoot2. Brummelkamp bleek na verloop van tijd niet in staat de hoofdredactie alleen voor zijn rekening te blijven nemen. In juni 1858 vroeg en verkreeg hij van de curatoren als zodanig ontslag. Vanaf die tijd waren de docenten om beurten een jaar hoofdredacteur. Elke week werd in de docentenvergadering de kopij ingezien en beoordeeld. Toen De Moen als emeritus van 1864-1875 in Kampen woonde, nam ook hij als mederedacteur twee keer een jaar de hoofdredactie waar. Deze situatie van roulerende redactie duurde tot 1875 . Terwille van de ‘degelijkheid’ en ‘vastheid’ van De Bazuin prefereerde | |||||||
[pagina 300]
| |||||||
men toen een eenhoofdige leiding. Op voorstel van de curatoren benoemde de synode daarom Brummelkamp als vaste redacteur. Ten behoeve van dit werk werd hij van de helft van zijn taak aan de School vrijgesteld. Dit besluit getuigde van veel visie. Kennelijk hechtte de synode aan het journalistieke werk grote waarde, ook voor lezers buiten eigen kring. Door middel van een goed geredigeerd blad zou de Christelijke Gereformeerde Kerk mee kunnen spreken op kerkelijk, maatschappelijk en politiek terrein! Tot aan zijn sterven in juni 1888 heeft Brummelkamp De Bazuin geredigeerd, in de latere jaren met steun van vooral C. Mulder.Ga naar voetnoot3. De Bazuin was het blad van de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk. Als eigendom van de Theologische School en vanwege de betrokkenheid van docenten en curatoren bij de uitgave nam het een belangrijke plaats in de kerken in. Vaak werd wat De Bazuin schreef als het officiële standpunt van de kerken beschouwd. Ten onrechte, want het blad wilde niet meer zijn dan een spreekbuis voor ‘Stemmen’ uit de afgescheiden kerken. Er was in De Bazuin ruimte voor tegengestelde meningen. Ook heeft Brummelkamp nooit de pretentie gehad toonaangever in de kerken te zijn. Juist hij heeft altijd met kracht het beleid verdedigd, dat De Bazuin een afspiegeling moest zijn van wat er in de kerken leefde en niet, zoals bijvoorbeeld De Standaard en De Heraut onder leiding van A. Kuyper, een sterk uniform geredigeerd blad, dat leiding wilde geven volgens een bepaald programma.Ga naar voetnoot4. Wat de samenstelling en inhoud van het blad betreft, zes categorieën vormden daarin de hoofdzaak: 1. meditatieve en stichtelijke bijdragen, al dan niet opgezet vanuit een bijbeltekst; 2. bespreking van theologische en kerkelijke thema's; 3. bijdragen op het terrein van politiek en onderwijs; 4. berichten met nationaal en internationaal nieuws; 5. recensies; 6. berichten uit de gemeenten. Vanaf de zomer van 1869 kreeg de vereniging Gereformeerd School-Onderwijs een rubriek in De Bazuin met een eigen redacteur. Evenzo de zondagsschoolvereniging ‘Jachin’. Men probeerde een breed terrein te bestrijken, mede om zo het lezen van allerlei ‘wereldse’ bladen overbodig te maken.Ga naar voetnoot5. | |||||||
[pagina 301]
| |||||||
In 1880 werd een reorganisatie van de redactie doorgevoerd. Brummelkamp werd voortaan gesecondeerd door zeven vaste medewerkers, die elk een rubriek voor hun rekening namen. Aan hemzelf werd de ‘Kerkelijke toestand, Binnenland’ toebedeeld. Deze opzet kwam de kwaliteit van het blad zeker ten goede. | |||||||
17.3. Brummelkamps aandeel in De BazuinHet aandeel van Brummelkamp in De Bazuin is door de jaren heen groot geweest. Ook in de jaren dat hij geen hoofdredacteur was, leverde hij vele bijdragen. Meer dan enig ander heeft hij zijn stempel op het blad gezet. Spontaan reageerde hij op wat voor zijn aandacht kwam. Dikwijls volstond hij met een citaat uit een of ander blad, waarbij hij een kort commentaar leverde. Het waren vaak dezelfde thema's, waarmee Brummelkamp in eindeloze variatie de kolommen van De Bazuin vulde. Hij had een frisse en levendige schrijftrant en uit zijn bijdragen sprak een stellige en sterke overtuiging. Hij schreef zelden een lopend betoog. Zijn kracht was niet gelegen in thetische en systematische uiteenzetting, in geduldige analyse of grondige weerlegging. Wat hij daarin tekort kwam werd voor een deel aangevuld door de medewerking van andere auteurs. Overigens werd algemeen zijn talent en feeling voor het journalistieke werk erkend. Brummelkamps journalistieke werk is met drie woorden te typeren. Het ging hem om informatie, confrontatie en mobilisatie. Informatie allereerst. Het was er hem om te doen, zijn lezers te informeren over alles wat er op kerkelijk en politiek terrein aan belangrijke thema's en gebeurtenissen te bespreken was. Hij nam zijn uitgangspunt vaak in een recent nummer van periodieken als De Nederlander, Kerkelijke Courant, De Vereeniging, De Gids, Kerkelijk Weekblad, De Tijd, De Heraut en vele andere, die kennelijk door Brummelkamp gelezen werden. Door middel van uitvoerige citaten gaf hij aan zijn lezers door, wat anderen geschreven hadden. Zo werkte hij er aan mee, dat de afgescheidenen goed op de hoogte waren van de kerkelijke en politieke onderwerpen van gesprek buiten de eigen kring. Dat betrof vooral de ontwikkelingen in de Hervormde Kerk, in de schoolstrijd en in de christelijk-historische politiek. In de tweede plaats de confrontatie. Wat hij van anderen doorgaf, had dikwijls zijn instemming. Dan voegde hij er een woord van aanbeveling bij, bijvoorbeeld wanneer hij Groen van Prinsterer of Kuyper citeerde. Maar in veel gevallen toetste hij het geciteerde aan zijn eigen kerkelijke en politieke uitgangspunten en plaatste er een aantal kritische kanttekeningen bij. Vele van zijn bijdragen hadden daardoor een polemische kleur. Wekelijks ging Brummelkamp voor het forum van zijn lezers een confrontatie aan met de woordvoerders van zeer diverse stromingen in Nederland, maar vooral met die uit de Hervormde Kerk. In de derde plaats de mobilisatie. Brummelkamps wijze van schrijven had altijd een appellerend karakter. Hij schreef vanuit een warme betrokkenheid over de aangesneden thema's. Zo zette hij zijn lezers en opponenten niet alleen aan het denken, maar hij mobiliseerde hen ook tot spreken en handelen in de door hem gewezen richting. Dat gaf aan zijn artikelen een heel eigen elan. | |||||||
[pagina 302]
| |||||||
17.4. KritiekOver de reakties van de lezers van De Bazuin op wat ze week aan week kregen voorgeschoteld, is betrekkelijk weinig bekend. Het voortbestaan en de toename van het aantal abonnees was een teken, dat het blad in een behoefte voorzag. Dit ondanks het verschijnen van de Wekstem, die sinds 1865 onder redactie van J.H. Donner en W. Diemer stond, twee keer per week uitkwam en voor hetzelfde publiek geschreven werd. Wanneer lezers kritiek op De Bazuin hadden, resulteerde dat dikwijls in een ingezonden stuk, waarvoor Brummelkamp royaal ruimte beschikbaar stelde.Ga naar voetnoot6. De grotere lijnen van de kritiek kwamen aan de orde in de curatorenvergaderingen. Dat waren de vaste gelegenheden om aanmerkingen op De Bazuin te maken. Daarin zijn twee ‘pieken’ aan te wijzen. De eerste lag rond 1857. Toen draaide het om de bekende controverse met de Drentse richting. H. Joffers en F.A. Kok tekenden protest aan tegen remonstrantse en universalistische tendenzen in sommige bijdragen, zoals in citaten uit E. Erskine en A. Monod. De tweede golf van kritiek viel in de periode 1878-1887. Men klaagde over te uitvoerige berichten over lokale kerkelijke gebeurtenissen. Maar er was meer. Men wilde graag artikelen van betere kwaliteit en meer over de gereformeerde leer, zoals in De Heraut. Veel lezers hadden moeite met de grote aandacht die er aan politiek werd besteed. Vooral reageerde men soms geprikkeld op de vinnige bestrijding van De Standaard en de hoofdgroep van de antirevolutionairen. Men vond in De Bazuin te veel onderlinge pennestrijd tussen de docenten. In 1884 was er op de curatorenvergadering een waar ‘kruisvuur’ van kritiek in deze zin. In 1885 klaagde men over te veel stukken over de geheelonthouding. In 1887 vonden sommigen, dat er te veel werd geschreven over de ‘kerkelijke troebelen’ rond de Doleantie. Er is in het begin van de jaren tachtig zelfs een plan geweest om een alternatieve ‘Bazuin’ te gaan uitgeven. Toch is De Bazuin onder leiding van Brummelkamp bij de voortduur het toonaangevende blad in de afgescheiden kerken gebleven.Ga naar voetnoot7. | |||||||
17.5. InvloedWanneer we de invloed van Brummelkamps journalistieke werk in De Bazuin overwegen, moeten we ons vooraf zijn lezerskring voor de geest halen. Begonnen met 125 lezers in 1853, moet het blad in de jaren tot 1875 ongeveer jaarlijks 500 abonnees hebben gehad. Daarna steeg het aantal vrij snel: 700 (1879), 800 (1882), 1250 (1887). De toename na 1882 zal mede veroorzaakt zijn door de opheffing van de Wekstem in 1882.Ga naar voetnoot8. | |||||||
[pagina 303]
| |||||||
Krantlezen was een dure aangelegenheid, vooral vóór de afschaffing van het dagbladzegel in 1869. De meeste afgescheidenen konden zich die weelde dan ook niet veroorloven. Voor de predikanten was het uiteraard een ‘must’. In onderwijzerskringen vond het blad ook aftrek; daarnaast kwam het bij ambtsdragers en meelevende kerkleden, uiteraard alleen voorzover zij de kosten konden betalen. Het is bekend, dat een dergelijk blad zijn uitstraling had in een veel bredere kring dan die van de abonnees. Er was vaak een aantal ‘meelezers’ en veel meer dan in de 20e eeuw was de inhoud van een krant gespreksstof in de kennissenkring. Behalve in afgescheiden kringen kwam De Bazuin bij gereformeerd-gezinde lezers in de Hervormde Kerk. Bovendien ging er een aantal naar redacteuren van andere periodieken. De belangrijkste ‘opinie-makers’ in kerkelijk Nederland lazen De Bazuin ook!Ga naar voetnoot9. Hierboven gaven we een typering van Brummelkamps aandeel in De Bazuin met de termen informatie, confrontatie en mobilisatie. In onze evaluatie van de invloed van zijn kerkelijke journalistiek sluiten we ons daarbij aan.
| |||||||
[pagina 304]
| |||||||
|
|