Tijl II
(1930)–Anton Van de Velde– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
I.LAMME - BELLEKEN.
BELLEKEN:
Lamme! LAMME
(van op z'n stoel, zonder Belleken aan te zien):
Belleken? BELLEKEN:
Zijt ge stapel geworden? LAMME
(a.v.):
't Zijn goei zotten die zó'n kuren doen! BELLEKEN:
Maar vent toch: ge ‘renuweert’ ons! LAMME:
De klok zingt als ze geklepeld wordt. BELLEKEN:
Semenis! Al m'n lint! Al m'n lint! M'n schoonste treskens... LAMME:
Natuurlik. Ik heb 'n goei goesting, Belleken. Wat lelik is, heb ik laten liggen. BELLEKEN:
Lamme toch... (plagerij van 'n eerste traan)
LAMME:
...en de bobijntjes garen zitten nog presies in hun dooskens van vóór tien jaar. | |
[pagina 34]
| |
BELLEKEN:
Denk aan ons kinderen, Lamme. (ze huilt)
LAMME:
Als ge niets verkoopt, moet ge de uitstalling meer verzorgen,
Belleken. Ik wil 'ne slag slaan om er ineens bovenop te ko-
men. Later zulde gij m'n pollen kussen...
BELLEKEN
snikt.
LAMME:
Alla toe... De Winter is nat genoeg geweest. (z'n handen op 'r schouders) Water is slecht voor 't ‘rumatis’... en (met 'n zucht) wijn is slecht voor de jicht... Wàt moet 'n mens dan drinken? Toe, Belleken, zet uw Paasgezicht op. Ben ik ooit 'n doordraaier geweest?
BELLEKEN:
Nee, Lamme, maar... LAMME:
'n Hartvreter? BELLEKEN:
Nee.e... LAMME:
'n Slechte vader? BELLEKEN:
Och, Lamme... LAMME:
'n Koppige vent? BELLEKEN:
Nee, maar uw huishouden... LAMME:
M'n huishouden? Arm, maar nobel, Belleken! BELLEKEN:
Gij zijt geboren... LAMME:
...uit zonnegloren... Hedde gij de onderwijzer gesproken? Belleken, m'n zon! Ik liet u tien jaar lang baas onder ons dak. Gun MIJ dan... | |
[pagina 35]
| |
BELLEKEN:
...de straat! Uw leven is méér buiten dan binnen. LAMME:
Normaal, kind, voor artiesten, schooiers en schoon madam's.. BELLEKEN:
Artiest, ja... met zo'n rijke palasie! LAMME:
Nee, Belleken: schooier ben ik, met duzend anderen. Met tienduzend en nog méér. We moeten in 't kort 'n bond gaan stichten, 'n schooiersbond. 'n Sjosjeteit zonder reglement maar met heel veel leden: Mannen van mizerie, mannen die schooier geboren werden, mannen die honger leden van in de wieg. Mannen... BELLEKEN:
Wat wilt ge toch, Lamme? LAMME:
...Mannen die leerden bijten aan de uitgezogen tepel... Mannen, vermonde, die méér waard zijn dan hun vaâr! BELLEKEN:
'k Versta u niet. LAMME:
Kan 'k geloven. Ik spreek in parabels. Als ge zolang in de woestijn gezeten hebt, leert ge de taal van 't brandend braambos! BELLEKEN:
Maar waarom die lintenzolder! LAMME:
Schoon, he, Belleken? Beter dan offisiéle lintjes. Och, ik wist dat 't u bekoren zou. Onder zó'n luifel zou 'k 'n twede keer willen trouwen... BELLEKEN:
Wàt? LAMME:
Met u, natuurlik! Gij, m'n kerlinne, gij, gezegend wijf uit Moerland, zijt m'n hemel! Onder de schijn van uw zonnig | |
[pagina 36]
| |
oog blijft Lamme goed en gevoelig. En onder uw glans, m'n sterre, wil Lamme in paradisum gedragen worden, amen... BELLEKEN
hangt aan z'n hals.
LAMME:
Jandorie! Ik word poëet! De muze geeft me de akkolade. 't Is wel 'n late verloving, maar het genie heeft z'n tijd... BELLEKEN:
Zeg me nu's, Lamme, waarvoor... LAMME:
Zwijg, Belle! 'k Heb'n voorgevoel.
Ik droomde - misschien wel met opzet! -
hoe dit mijn huis de burcht zou worden
voor samenkomste van het bent
der moegedoolde Vlaamse schooiers...
Het werd voorspeld door Jan Borluut
die uit z'n graf was opgestaan...
Hij keek me stout en grimmig aan,
en dreunde:
STEMME
(uit de keuken):
Moe, de pap brandt aan! BELLEKEN:
Och, Here! (ze loopt weg)
| |
II.LAMME.
LAMME:
Exit! Afgedaan...
Politiek rijmt met slecht eten
beter dan met 'n goed geweten!
Ik hoor voeten op de kassei...
(De buitendeur wordt opengebeukt).
(Brabo dondert binnen). | |
IIILAMME - BRABO.
BRABO:
Lamme! | |
[pagina 37]
| |
LAMME:
B. Brabo! Zijde gij 't? BRABO:
Massief, Lamme... LAMME:
Verdekke, broer! (akkolade) Ik bibber van plezier!
BRABO:
Ge zijt vermagerd, Lamme. LAMME:
Gij niet. Maar da's niks. Tien pond vet minder, meer buskruit, Brabo. Brabo, ge zijt hier! hier! hier! God-lieve- Heer, 'k voel me nog sterker worden. Als Tijl nu nog kwam... BRABO:
Geen niews? LAMME:
Gister 'n brief. BRABO:
Wat schreef ie? LAMME:
Och, Brabo, woorden waar ge verzwegen pijn in voelt... Maar ook de felle hoop... BRABO:
...op 'n nabije toekomst. Goed. 't Zàl verkéren! Uw boodschap... LAMME:
Wàt? Heeft m'n sjampetter...? BRABO:
Niet hij, maar 'n kerel die z'n roffel hoorde en de wekroep van Lamme... LAMME:
Voorbeeldig. 'k Zal hem ekstra pensioen bezorgen. Brabo, kom in de keuken... BRABO:
'k Heb proviand aan boord. | |
[pagina 38]
| |
LAMME:
Suikernonkel! we zullen u benedijden inder ewigheid! BRABO:
Rosbif... LAMME
ratelt in plots vizioen:
Frikadellen, ossetong, Madeirasaus, kampernoelies... BRABO:
Zwijg. Zoek potten. Ik draag méér dan 'n dromedaris! LAMME:
De karavaan zegent Allah! (roept) Belleken! Belleken!
BELLEKEN
(in de keuken):
Wat is er? LAMME
(tot Brabo):
Kom, bode uit Sinjoria! (tot Belleken roepend): Al uw pannen boven! (tot Brabo) Ga naar de keuken, broeder pelgrim. We zullen u vieren!
BRABO:
Ik rammel! LAMME:
Wij allemaal, Brabo! 't Is schoner dan in de Bijbel, want de verloren zoon heeft zelf z'n eten meegebracht. Belleken! Hier is de gast van 't Vleeshuis! Proper tafellaken, telloren met bloemekens, al 't gerei uit de geburen! Hier is ie! Belleken, houd u vast!... (Hij geeft Brabo een fikse duw naar de keuken).
BELLEKEN,
(binnen met 'n schreew):
Brabo! BRABO:
Belleken... LAMME
(die Brabo achterna liep):
Zó'n weerzien...... 'k moet er, jandorie, van slikken. Pure ontroering. Toe, kinderen: stoelen! 'n stoel voor nonkel, 'n stoel voor mij... (De buitendeur draait geniepig open):
Zie, dàt is venijnig! Nù 'n mens lastig vallen... (roept naar binnen toe) Als 't gereed is...?
| |
[pagina 39]
| |
BELLEKEN
(binnen):
'k Zal roepen! Doet voorzichtige intree: JOHN (remember the bar) als ‘représentant de commerce’...
| |
IVLAMME - JOHN.
JOHN:
Nah! (z'n bagage neer)
LAMME
(kijkt John even scherp aan):
Nah! JOHN:
Goeie morge, meheer. LAMME:
Goeie navend. JOHN:
Ajakkes, wat 'n temperatuur. LAMME:
Tureluur... JOHN:
Ik kwam... LAMME:
Voor madam'. JOHN:
Katoen en ‘merceries’... LAMME:
Presies. JOHN:
Ik ben... LAMME:
Da's spijtig. JOHN:
Gekomen... | |
[pagina 40]
| |
LAMME:
Té vlijtig! JOHN:
...als ‘représentant’... (koffers open) van het huis...
LAMME:
De joodse luis. JOHN:
Hihi, U is geestig... LAMME:
'k Vind 't beestig! JOHN:
Lintjes, meheer, in katoen, mercerisé, simili, zijde, moirée, voor dag en soirée... Nah! Goed voor strikken, schouderbandjes, kousebandjes, armbandjes, boezembandjes, hairbandjes (in deze tijd van ondulasie!)... Ach, wat! Grasie, sensasie, temptasie... LAMME:
Leve de Nasie! JOHN:
Merci! LAMME:
Hedde gij ook driekleurig lint? JOHN
(ekstra bijdehand):
Na. natuurlijk! (zoekt in z'n koffers) .
LAMME:
Is het sterk? JOHN:
Ach, bent u niet gochem? Sterrrk? LAMME:
Héél sterk? JOHN:
Ach, lieber Gott! Je zou d'r gemakkelik... LAMME:
Hoeveel balen kunt ge leveren? | |
[pagina 41]
| |
JOHN:
Bàààlen?? LAMME:
Of wagons, 't kan me niet schelen. JOHN:
Hoeveel wagons?? LAMME:
Ja, alla, toe: Hoeveel kilometer? JOHN:
Kilomee...?? Bent u? LAMME:
Ik droom van 'n ‘affaire’... JOHN:
Adonaj! Zó'n Geschaeft? LAMME:
Ja, vent. 'k Ga m'n winkel sluiten. 'k Begin in 't groot. JOHN:
Ach, Jessika! Had ik 't niet aan me' grote teen gevoeld? LAMME:
Is die zó gevoelig? JOHN:
DIE? Barometer voor m'n negosie, meheer! Nah. Zegt u: honderd meter, twee honderd meter, drie honderd... LAMME:
Drie honderd? JOHN:
Nóg méér?? LAMME:
Drie honderd dùzend meter, jachem! JOHN:
Nebesj! Ach, ach, ach... Dat is delirium! LAMME:
Wel? | |
[pagina 42]
| |
JOHN:
Maar is u wel...? LAMME:
Solvabel? Sint Antonius, hou m'n handen vast! Solvabel? 'k Bel de minister op, en ge kunt sito ontvangen! JOHN:
Nah, goed, meheer, goed... Ach, Jessika... (m'n vrouw, moet u weten)... Wàt zal die juichen... LAMME:
Doet me plezier. JOHN:
En Izaak! LAMME:
Al wie ge wilt. Schrijf m'n order op. JOHN
(in z'n boekie):
Drie honderd... LAMME:
...duzend... JOHN:
...meter... LAMME:
Levering: sito. JOHN:
Bedoelt u? LAMME:
Nog vandaag! JOHN:
Maar m'n lieve, m'n akkurate... LAMME:
Vandààg, zeg ik, of 'k roep m'n assosjee! JOHN:
Nah, laten we zeggen: morgen... LAMME:
Niks te doen! | |
[pagina 43]
| |
JOHN:
Afijn, afijn... Ik zal telegrafies... Maar mag ik nu's onbescheiden... LAMME:
'k Hoor u komen. JOHN:
Waarvoor dat lint dienen moet? LAMME:
Om al de franskiljons op te hangen! (slaat 'm 't boekje uit de handen) Hier, kanalje! 'k Had u herkend op 't eerste zicht! John uit ‘Chanteclair’... Na de kroeg leurt ie met vodden! Kwansuis, schoelie! (hij knijpt hem tegen de grond en rukt uit John's tas 'n hoop papier) Hier de bewijzen. (roept) Brabo!
BELLEKEN
(vanuit de keuken):
Lamme, 't is gereed! LAMME:
M'n maag is dicht. Brabo! BRABO
(in de keuken):
Lamme! LAMME:
Kom hier. JOHN:
Ach, uwee weet niet... | |
VLAMME - JOHN - BRABO.
BRABO
(treedt binnen):
Wel? JOHN:
Pakpapier, meheer... BRABO
(John bedoelend):
Skaldis! Is dat niet...? LAMME:
Ja, dat IS! Dat is onze ouwe bekende, Brabo. De man uit de bar. | |
[pagina 44]
| |
BRABO:
Chanteclair? LAMME:
Presies. Hier ligt ie als 'n karpet vóór uw voeten. En hier (papieren tonend) : papier zónder censuur...
Kunde gij frans lezen? BRABO:
Laat zien? JOHN
(rillend, gedempt, op 'n zeurtoontje):
Hajaaie-jaaie... ...ik ben gesjochte! BRABO
(na vluchtig inkijken):
'n Historie van verraad. Opgepast, Lamme. LAMME
tot John:
Spreek, lintworm! Waarom leurt ge daarmee? JOHN:
Omdat... nebesj... omdat ik léven moet! BRABO:
Patriotten leuren niet. LAMME:
Gij kollekteert? BRABO:
Hij ronselt. JOHN:
Nee, bij me' ziel! LAMME:
Zo tussendoor... BRABO:
Ronselt vrijwilligers tégen ons! LAMME:
Is 't waar, John? JOHN:
Me' naam is... BRABO:
Kreng! | |
[pagina 45]
| |
JOHN:
Adonaj! Ik heb vrouw en jochies... LAMME:
Jammer voor 't nest, maar de vader krijgt de strop! BRABO:
Wie betaalt je, schuimer? JOHN:
't Staat getekend... BRABO
(papier inkijkend):
Lamme! Nog 'n ouwe kennis: Chou de Bel Esprit! LAMME:
Wàt? BRABO:
De dochter van 'r moêr! Onkruid is ewig! LAMME:
Brabo, haal 'n koord... BRABO:
Karwei, karwats... (haalt 'n touw uit de tooglâ)
LAMME:
Karwieter! Hokus-pokus! (hij en Brabo rollen John in het touw als 'n worst, en binden hem zo, zittend, op 'n stoel.)
JOHN:
Hajaai... Haaijaaijaai... BRABO:
Fraai! LAMME:
Worst in de pekel. BRABO:
Als ge roert, vreten we u op. LAMME:
Met uw lint erbij! BELLEKEN'S
stem:
De soep wordt koud! | |
[pagina 46]
| |
LAMME
(presto):
Djezekeslief! We zijn nalatig, Brabo! Kom, laat ons mokkelen 't zalvend poëem van de ossestaart... BRABO:
Serviess! LAMME
(annonceert):
Son altesse Brabo, flambo de l'esko!... (Brabo en Lamme exeunt.)
| |
VIJOHN.
JOHN
(alleen):
Ach, Jessika!
Ach, drie honderd dùzend,
drie honderd dùzend meter,
drie honderd dùzend meter lint...
Fortuin, Jessika! Zo na fortuin voor mij en voor jou en voor de jochies... Ze hebben me! Gebonden, gestroopt, gesjochte... (TIJL JR. komt met felle stap binnen, 'n kortgesteelde zweep in handen.)
| |
VIITIJL JR. - JOHN.
TIJL:
Schild en vriend! (hij ontwaart John)
JOHN:
Help! Ik sterf... TIJL:
Wa's dàt? JOHN:
Ik sterf door 'n misverstand. Snij 't touw door... TIJL:
Wie zijt ge? | |
[pagina 47]
| |
JOHN:
'n Arm kommie-foiasjeur... TIJL:
Wie bond u? JOHN:
De baas van dit onzalig huis. TIJL:
Waarom? JOHN:
Weet ik het? Ach, snij door! Ik sterf... TIJL:
Nog zo gauw niet. Ge zijt met recht gebonden. JOHN:
Nee! De ‘ganef’ zag scheel van vraakzucht! Pakpapier nam ie voor onraad. Ik zal hangen! Ik zal... TIJL:
Zwijg. Wat is uw herkomst? JOHN:
Herkomst? Nah, de hele wereld is m'n grond... Ik sterf... TIJL:
Bakkeleier, ge ziet er geslepen uit! Waar is dat pakpapier? JOHN:
Dààrbinnen. De heren vreten zich zat... TIJL:
Lamme! LAMME
(binnen):
Laat me gerust! JOHN:
Hij stik' in 'n varkensrib! Snij me los!! TIJL:
Lamme! (BRABO komt op, z'n mond afvagend.)
| |
[pagina 48]
| |
VIIIJOHN - TIJL JR. - BRABO.
BRABO:
'k Herken die stem... Druoon! Tijlzoon... TIJL:
Brabo! BRABO:
Da's lang geleden. TIJL:
Hork. Wat moet dat beest hier? BRABO:
Is gevonnisd. TIJL:
Ik sterref... BRABO:
Doe gerust. Da's minder last voor ons. Tijl, kom mee tafelen. TIJL:
Waarom is die kwant gebonden? BRABO:
't Is 'n kist met dubbele bodem, 'n Janus... We hebben z'n geweten... JOHN:
Adonaj! Ik ben zo zuiver als 'n lam... BRABO:
Hond! We hebben u vastgelegd omdat ge loens zijt en kwaadaardig. TIJL:
Wie is hij? JOHN:
Ik heb toch gezeid... BRABO:
Rare ontmoeting, Tijl! Eer gij geboren waart, was ie baas van 'n harem. | |
[pagina 49]
| |
TIJL:
Wààr? BRABO:
De gore sipier van Belleken, de vuige Pilatus die Nele heeft versjacherd aan de hoerjagers! TIJL:
Wàt? Wàt? Nele, m'n moeder? JOHN:
Nee, bij me gheloof!... nee! Hij liegt, de brutus! BRABO
(dreigend):
Lieg ik? LAMME
(binnen):
Brabo, komde gij vlaai eten? BRABO
(hoort Lamme niet):
Lieg ik? JOHN:
N. Ja... U overdrijft, meheer... TIJL:
Brabo, maak z'n touw los. BRABO:
Geen kwestie van. We zullen 'm hangen. TIJL:
Touw los, Brabo! BRABO:
Wat gaat ge met 'm doen? TIJL:
Rap! (Brabo maakt John's touw los.)
LAMME
(in de keuken):
Brabo, 'n kroes bruine? TIJL:
Ga, Brabo. (Brabo exit).
| |
[pagina 50]
| |
IXJOHN - TIJL JR.
JOHN
(maakt 'n salamalek voor Tijl):
Ach, hoe zal 'k u danken... GIJ zijt de engel die Jakob overwon... We zullen u zegenen, ik en Jessika en... TIJL
(trekt 'm bij z'n kraag terug de stoel op):
Antwoord. Hebt GIJ m'n moeder overgeleverd aan... JOHN:
Ochochoch.. Wat 'n onrecht! wat 'n... TIJL:
Spreek, of ik trek u de tong uit de muil. Hebt gij... JOHN:
Wat zou'k zeggen, meheer...
(hij scharrelt woorden bijeen)
't Was in de tijd dat ik uit mizerie - ik zweer het! -
'n kroegie houden moest. MOEST - ik zweer het!...
En toen is mevrouw...
TIJL:
Rap! JOHN:
...toen is, zekere dag... - ja, wanneer kan 't ook weer geweest zijn? - Rond de ‘Poerim’ - zowat rond de Poerim-tijd... TIJL:
Hoe kwam m'n moeder in uw kroeg? JOHN:
Hehe... Zo't schijnt - zo't schij-ijnt meheer! - was dat huis vroeger bewoond door 'n zekere Klaas... Nah, wie 't beweert, kan ook liegen... TIJL:
Vooruit! JOHN:
En uw vrouw moeder... TIJL:
Hebt ge ze binnen gelokt? | |
[pagina 51]
| |
JOHN:
J. nee! Nee! Ze had dorst, dronk, enne... d'r waren - toevallig - sjarmante heren... TIJL:
Wàt? JOHN:
Enne... wat er verder... TIJL:
Voor de dag ermee. JOHN:
Toen viel mevrouw in zwijm, of in slaap... en is er 'n brutale kerel komen huishouden als 'n bezetene. Adonaj! als 'n gek, ja. Sloeg alles klein; joeg m'n eerbare klandizie de straat op... TIJL:
WIE was dat? JOHN:
Ik riep de p'lisie. Die kwam - natuurlik - te laat. De gek was weg. Wie hij was? Weet IK het? Ze noemden hem Tijl... TIJL:
M'n vader! JOHN
(ontzet):
Uw...? Jessikaaa! Ik ben dood. TIJL:
Als m'n hand uw strot nu toekneep
was er weer 'n ondier minder.
Maar ik jaag geen krotwild, Judas!
slechts het grofwild is m'n gading.
Recht, kanalje, recht! Ik zweep u
weer de poel in waar ge ploddert!
Judas vindt wel zelf de nagel
en de koord... Weg! Buiten! Weg hier!
(De jood vlucht kermend. Tijl volgt hem zwepend tot op de drempel. John botst op enkele Tijl-akkolieten die binnen willen.)
| |
[pagina 52]
| |
XJOHN - TIJL JR. - AKKOLIETEN.
TIJL:
Ik lever 'm over! Hang 'm boven de vlam dat z'n leugens kissen met z'n vet! (hij lacht wild) Voort nu, jongens!
(De gillende John wordt weggesleept. Tijl blijft schaterend in 't deurgat toekijken).
| |
XITIJL JR. - LAMME.
LAMME
(treedt binnen):
Tijl! Wat is er aan de hand? (springt naar Tijl) Hebben ze..?
Hebt gij die schuimer bevrijd? TIJL
(giert):
Zie, zie... LAMME
(trekt Tijl binnen):
Tijl, uw lach is... TIJL
(z'n wilde lach breekt in 'n gesmoorde snik):
Lamme... nù weet ik 't laatste van de historie. Nù stormt m'n bloed! Nù bijt m'n scherpe wil aan alle vezels... LAMME:
Kalm, vent. TIJL:
Klaas! Soetkin! Nele! Belleken... Tijl, m'n vader... Wat 'n mizerie hebben die alle gedragen! Lamme, droeg ik nog één twijfel, nù is ie weg. Ik heb de draak geroken, als was z'n hol nabij. 't Land zàl gezuiverd. De lucht moet blauw, de wereld helder zijn. Geef me 'n handvol getrouwen! LAMME:
Zoveel als ge wilt! | |
[pagina 53]
| |
XIITIJL JR. - LAMME - BRABO.
BRABO
(die intussen opkwam):
Reken op de Sinjoren! Gun ONS de hardste karwei! TIJL:
Roept ze hier saam! BRABO:
Lamme, roep! LAMME:
Niet nodig. 't Spel is voorzien. (hij trekt aan 'n touw; 'n kloksken klept venijnig.)
BRABO:
'n Revelasie! LAMME
(terwijl ie voorttrekt):
En als 't draait, koop ik 'n hele beiaard! Muziek is lang leven. Op m'n dak lawaait 't jong' van Roeland! Binnen kort 'n eigen belfort! BRABO
(in de deur):
Vivat! Groeninge! LAMME
(laat 't zeel los):
Tijl, steek 'n speech af! Ik zorg voor rumoer! (De akkolieten treden met groepjes binnen.)
| |
XIIITIJL JR. - LAMME - BRABO - AKKOLIETEN.
TIJL:
Hoe vaart Judas? 'n AKKOLIET:
Stokvis, Tijl. 'n ANDER:
Proper en netjes. (Groeten. Pijpen. Gelach. Rumoer.)
| |
[pagina 54]
| |
LAMME:
Zet u, mannen! De grond is gepolijst, de trappen geboend, de tapijten geklopt! (Allen zetten zich her en der.)
LAMME:
Tijl, zing 's 'n vooize! De haringen liggen op 't droog met open bek. ALLEN:
Tijl! Spreken! Zingen! 'n Stem:
Lamme, zing mee! ALLEN:
Lamme! Zingen! LAMME:
Ik? Nee, ik zal begeleiden... (De zon duikt even weg. Door 'n wolkgat schicht ze één felle pijl op Lamme. De rest van de bende zit in de schemer. Lamme heeft presieus uit 'n koffer z'n oud trekorgel opgediept...)
LAMME:
Hier lag ie geborgen, de trouwe blaasbalg,
sinds twintig jaar, stom als 'n marmot
in bevroren grond...
Ik begroet u, arme-mensen-
orkest... gij, m'n jichtig orgel,
devoot refereyn van m'n zielsliturgie.
Er trilt iets van pijn en vreugd in m'n vingers
nu'k aaiend uw toetsen weer toets. Kaduk
menestreel van m'n liefde en weemoed,
gij waart m'n gezel - zij 't ook soms kakofonies-
in nuchtere of zwijmelende liriek.
In uw buik klonk de echo van dorst en honger;
uw asem blies rouwmarsj en fanfares,
en uw zuchten was 't kloppen van Lamme's hart...
'k Heb u gedragen en getrokken
door ebbe en vloed van voorbije carrière...
| |
[pagina 55]
| |
M'n ogen hebben uw sjofel korpus
gestreeld met hun zedig maar sterk begeren,
veel schoner dan 'n ééndagsvrijer
z'n kermislief omarmen kan.
Wij hebben tesaam van pijn gezongen,
van heftige hunker naar 't paradijs...
Wij hebben samen gefantazeerd
de dwaze droom van 't onverwachte
miljoen en de orgie van vette feesten
en 't rotsen in eigen karos... Wij dweepten
met al wat schoon en lekker was...
Wij vloekten - verdomme! - als trouwe proleten,
het feodale knechtenjuk
en 't landelik-heersende kasteel...
Wij loechen (al zagen we groen van mizerie)
om de opgeblazen pens der baroenen
en om de fiolen van hun haat!
Harmonika! harmonika!
Ge zijt 'n verlengstuk van m'n longen!
Vrouw, zuster, dochter, of wat ge wilt,
ik getuig voor uw trouwheid. Bezie me, wereld!
Groots wil ik 't gebaar van m'n liefde. Hier!
(hij trekt z'n orgel maksimaal open, en kust het.)
En wie zal, sakkerdekke, zeggen
dat Lamme geen lor van het leven kent?
(Hij klapt z'n orgel ineens dicht. 'n Massa-schater. De zon is er terug à giorno...)
STEMMEN:
Tijl aan 't woord! Tijl! Tijl! (Tijl jr. staat recht. Spanning.)
TIJL:
Boeren! Minderwaardig ras!
Menapiërs! Fataliteit
der lijdelike méérderheid!
Zo ooit 'n lot 'n noodlot was,
is 't u beschoren,
uitverkoren
| |
[pagina 56]
| |
kudde, die de vette flank
der stiefmoêr likt met lof en dank,
en - onbewust met droppels zoete
zeem gesuikerd ende gekonfijt -
niet voelt hoe zij haar spitse voeten
op de lamme nek u leit!
Lam de nek, en lam het hart u;
lam getard u
wil en wezen,
uitgelezen
dromers en naïevelingen!
Stil! Ik wil 'n lied u zingen!
Zegt gij, boeren, 't refereyn...
Tja! het zal plezierig zijn!
............
Wie onvrochte' aan Noordzee's tij
en stormen deze gouwen?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Wie verbouwden 't slib tot blij
en fris-festoenende akkers?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Schiepen have en veste, en 't vrij
ontluiken der gemeenten?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Bouwden fiere torenrei,
stoere belfortswallen?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Duldden nimmer dwinglandij;
vochten als het nood was?
| |
[pagina 57]
| |
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Kroonden broeders, zij aan zij,
kunst en vroedschap koning?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Hieven 't kruis steeds op de Mei
van hun vrije leven?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Ramden, onder 't gerammei
Roelands, tegen Vrankrijk?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Braken 't vreemde hertgewei
stuk op Groeninge, zegt?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Sloegen stom het Wals geschrei;
vierden Sporenzege?
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Ach, m'n harde koppen, wat 'n kantigheid! Wat 'n bewustzijn!
Wat 'n knal in uw woord!
Horkt 't twede deel van 't lustig lied!
............
Wie sloeg Artevelde?
AKKOLIETEN:
Wij! | |
[pagina 58]
| |
TIJL:
Wie verried z'n helden? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Wie droeg strop, en knielde? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Voor het onbezielde? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Loech om eigen tale? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Kroop voor broeder Wale? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
‘Le jargon vaseux’, broers! AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
‘Le plus bête des deux’, broers? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Ewen-taaie zwijgers? AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Steeds belofte-krijgers? | |
[pagina 59]
| |
AKKOLIETEN:
Wij! TIJL:
Brabo's, Lamme's, Breughel's! AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Onder juk en teugels... AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Tafel-eedgenoten! AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Brullende zeloten! AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Ideaal-aanbidders! AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Dulcinea-ridders! AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Volk met gummi-nekken! AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Gauw-gesnoerde bekken! AKKOLIETEN:
Wij. | |
[pagina 60]
| |
TIJL:
Nu, gedweeë poedels! de finale! Schept moed! Eer gij verzuipt,nog 'n lijntje... Wie zijn moe gesard? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Hard nu tégen hard? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Gaan niet achteruit... AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
...voor 'n roer met kruit? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Hebben 't leven veil... AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
...voor 't gemene heil? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Wensen nog déés dag... AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
...de eindelike slag? AKKOLIETEN:
Wij. | |
[pagina 61]
| |
TIJL:
Wachten slechts de man... AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
...die ons leiden kan? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Zoeken Breydel? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
En De Koninck? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Knoet en dagge: AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Rond de vlagge: AKKOLIETEN:
Wij. TIJL:
Wie zal slagen? AKKOLIETEN:
Wij. TIJL
(ritenuto):
Wie - ze - dràgen?? AKKOLIETEN
(veren recht; met één gebaar):
GIJ!! (De kreet stokt echter, want daar struikelt opeens 'n NEGER binnen, dragend drie grote pioenrozen. ...Even stilte. De bende zet zich langzaam terug neer).
| |
[pagina 62]
| |
XIVTIJL JR. - LAMME - BRABO - AKKOLIETEN - NEGER.
NEGER:
Broeders, goêdag! LAMME
(na 'n poos):
Waar, nikker, hedde gij zo'n Vlaams geleerd? NEGER:
Zo meester, zo knecht. LAMME:
Is uw meester dan...? NEGER:
Goêdag, en zegen van zijnentwege. TIJL:
En die blommen? NEGER:
Ook van hem. LAMME:
Voor wie? NEGER:
Hij sprak: Eén voor O.L. Vrouwken van Vlaanderen... (Beweging.)
NEGER:
Eén voor Belleken... LAMME
(gesmoord):
Voor Belleken......? NEGER:
En één... voor Nele... TIJL
(veert recht):
Voor Nele? Voor Nele? Voor m'n moeder? Is dan... Is dan...? LAMME:
Is uw meester...? (En Tijl senior verschijnt in 't deurgat...)
| |
[pagina 63]
| |
XVTIJL JR. - LAMME - BRABO - AKKOLIETEN - NEGER - TIJL SR.
TIJL SENIOR
(met sonore stem):
Vliegt de Blauwvoet! ALLEN
(in geweldige repliek):
Storm op zee!!! (Allen zijn rechtgeschicht.
Er is blije verrassing, 'n heropleven van forse, hevige liefde, 'n diepe, diepe vreugde, ontroering, geluksontroering en geestdrift in al die mensen... Tijl jr. en Lamme en Brabo hangen als 'n tros aan romp en hals en armen van de oude Tijl. Heel even stilte... Tijl senior ziet z'n zoon diep in de ogen). LAMME
(weglopend, juichend als 'n kind):
A-aha! ahaha! Ehe! Ehehee!...... Ahaha... Trala! BRABO:
Hoerah! Lafenis! Lafenis! (hij loopt weg)
LAMME:
Tijl! Belleken! Tijl is hier! Is hier! Is hier! Aha! Haha! Tijl! Tijl! Is hier! Is hier! | |
XVITIJL JR. - LAMME - AKKOLIETEN - NEGER - TIJL SR. - BELLEKEN - NELE.
BELLEKEN
(die om de hoek kwam kijken):
Gottekes toch! (naar binnen roepend)
Neleken! (En ook Nele komt beniewd - en nog niet vermoedend - om de hoek kijken, aan Belleken's hand...)
| |
[pagina 64]
| |
TIJL JUNIOR:
Moeder!!
(hij snelt naar Nele, rukt haar mee naar Tijlvader)
Moeder! Hier!
NELE
('t stokt in 'r keel):
Tij... I... (in z'n armen)
ALLEN:
Vivat! Vivat Nele en Tijl!! TIJL SENIOR
(de ontroering veluwt z'n stem):
Vrouwe,
reine Kersouwe,
dank God, nóg zijt ge mijn...
Geen pijn
- hoe zwaar ook - heeft vermocht
u weg te rukken uit m'n hart.
Hard
en hevig heb 'k gevrocht
tegen 't donker,
om toch ééns de diepe flonker-
ogen van uw ziele weer te zien...
Het MOEST geschiên!
Nu berg ik u, m'n Nele,
vast en vurig in m'n armen,
want zovele
kou moet ge daar warmen,
zoveel leed, -
méér dan ge weet...
NELE:
M'n Tijl, m'n Tijl... TIJL SR.:
Nu toch is alles goed... LAMME:
De boet-
en beêtocht is gedaan!
Naar de maan
nu al 't verdriet.
't Jonge Diet
staat kant en klaar!
| |
[pagina 65]
| |
XVIITIJL JR. - LAMME - AKKOLIETEN - NEGER - TIJL SR. - BELLEKEN - NELE - BRABO.
BRABO
(rolt 'n ton bier binnen):
Kant en klaar!
Bekers! Kannen!
TIJL JUNIOR:
Al de mannen
recht!
(Lamme deelt in 't ronde drinkalaam van alle grootte, vorm en kleur. Er wordt uit het vat getapt met 'n plezierige drift.)
LAMME:
En nù TUL JUNIOR:
Wie vecht
voor Tijl en Nele,
drink' eerst 'n dronk!
De hele
kanne...
BRABO:
...Zonder 'n lonk,
tot de bodem leeg!
LAMME:
Eén op Nele! BRABO:
Heil! ALLEN:
Heil! BRABO:
Eén op Tijl! LAMME:
Heil! ALLEN:
Heil! | |
[pagina 66]
| |
TIJL JUNIOR:
Eén op Vlaandren! LAMME EN BRABO:
Heil! ALLEN:
Heil! (Ze drinken allen 'n flinke teug.)
LAMME:
'n Dronk geeft pit in deze tijd. BRABO
(filozoof):
'k Heb met 'n brouwersjong' gevrijd! TIJL JUNIOR:
Morgen: het werk! LAMME:
Vandaag... ALLEN:
...Jolijt! TIJL SENIOR:
Zingt! want vreugde dient in 't leven
zon en ewigheid te weven!
BRABO:
Komt! we slaan 'ne flikker! LAMME:
Nikker!
Kermis!
't Kriewelt mij... sub epidermis!
Voort, harop! Ik geef katoen!
Horkt hier: onze feestklaroen!!
(Lamme gaat klaroenen in de open deur. Weldra stormloop van alle kanten. De bende in 't winkeltje wordt zo groot dat de muren haast waggelen van 't geweld. Binst hebben allen zich paarsgewijze geschaard. En de finale is 'n flinke reidans op de maat van 't lustige lied):
| |
[pagina 67]
| |
ALLEN:
Keerwijs omme,
zwarte blomme,
geluw veld. -
't Diets geweld
zal u mishagen,
kanten kragen
die ons scheldt!
Steekt de vlagge
en uw dagge,
hevig Diet!
Hoog het lied
blijder kele:
Tijl en Nele
sterven niet!!
(Intussen klaroent Lamme dapper voort, en de neger - die 'n sakso te voorschijn had gehaald - verstaat zich met Lamme (van op de tafel die hij beklom) voor de skandéring van de sterke dans).
|
|