De jonge lieden verlieten dan ook geen oogenblik het bed van den zieke. O, hoe hartelijk wenschten zij het lijden van hunnen getrouwen vriend te kunnen verligten! Hoe gaarne zouden zij een gedeelte van zijne ongesteldheid overgenomen hebben! Maar zij konden niets anders dan hem oppassen, en hunne bezorgdheid toonen. Zij maakten van beerenvellen eene zoo zachte legerstede als hun mogelijk was, en dekten hem warm toe. Dag en nacht stookten zij de kagchel, gaven hem gedurig thee te drinken, en verzorgden hem van alles, wat zij slechts gisten, dat hem nuttig kon zijn. Maar de ziekte verergerde hoe langs hoe meer; eene heete koorts tastte hem aan, en deed den lijder, die gedurig buiten kennis was, trillen en beven over zijn geheele ligchaam.
Met beklemde harten en met eenen doodelijken angst vervuld, wierpen Alexis en Iwan zich voor het ziekbed van hunnen vriend op de kniën, en baden den hemelschen Vader den zieke weder te herstellen.
Maar welhaast verween de hoop bijna geheel en al, daar de lijder nog gedurig zwakker werd, zoo dat hem het spreken zelfs lastig viel. Toen hij eens eenige heldere oogenblikken had, verzocht hij Alexis en Iwan bij zijn bed tekomen, en sprak met eene bevende stem aldus tot hen:
‘Waarde vrienden! ik ga u welhaast verlaten; God roept mij op uit dit leven, en mijn lijden, waardoor Hij mij zwaar beproefd heeft, zal een einde nemen. Weent niet over mij, de goddelijke Voorzienigheid zal voor u waken, en zal, zoo ik hoop, verhoeden, in dit verblijf der ellende u te doen sterven. Vertrouwt dan steeds op God, Hij zal altijd uwe hulp en zekerste beschermer zijn, gelijk Hij u tot nog toe altijd geholpen en beschermd heeft. O, mogt Hij u eens een middel toezenden, om tot het ouderlijk huis terug te keeren! zoo gij ooit dit geluk moget smaken, gedenkt dan mijner ongelukkige vrouw en mijnen kinderen. Troost en helpt hen om mijnent wille, die steeds gereed was u te helpen en te vertroosten. Dit is mijn laatste wensch. Vaart wel! houdt God steeds voor oogen, bidt Hem om zijnen bijstand, dankt Hem voor genotene weldaden, en Hij zal met u zijn, en u van alles verzorgen, wat gij noodig zult hebben.’