Een dagverhaal van Jhr. Johan Vegelin van Claerbergen. Omtrent de troubelen van het jaar 1748
(1899)–Johan Vegelin van Claerbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 357]
| |
Bijlage XXII.Edele Mogende Heeren! Den Rentmeester der Domeinen Haarsma, Ons eenigen tijd geleeden, kennis hebbende gegeven dat, ingevolge UEd. Mog. resolutie genomen op het subject van de invordering der agterstallen van de Bild-meijers reeds tegens eenige, bij gebrek van betaling, met de executie te procederen een aanvang was gemaakt, en dat verscheide plaatsen en landen met de huizingen zouden moeten werden verkogt, dewelke naar allen aanzien zeer weinig zouden gelden: hebben Wij, naa deze zaak in nadere overweging te hebben genomen, bevonden dat de voorschr. executie geèffectueerd in het jegenswoordige saisoen, daar de boeren, soo wel als de particulieren, sig van geld ontbloot bevinden, de totale ruine van de pagtenaars en een groote schaade aan het Land zelffs, zoude veroorzaken, gelijk zulks reeds is gebleken uit de weinige als nog geëxecuteerde, naedemaal alles genoegzaam voor niet is verkoght, soo dat het Land, indien daar mede op dien voet wiert gecontinueert, daarbij veel zoude komen te verliezen. Weshalven Wij nodig geoordeelt hebben UEd. Mog. in bedenken te geven de volgende consideratien, op wat wijze Wij meenen deze zaak het gevoegelijkste zoude konnen worden gereguleert, namentlijk: 1. dat de staat van het comptoir der domeinen werde opgenomen, en dat de termijnen van opbrengst wierden geproportioneerd aan de dagelijksche lopende lasten van dat comptoir, als die men weet dat gehoed moeten worden; 2. dat een commissie bij de Heeren Gedeputeerden mag werden benoemd, om te examineren, hoe en op wat wijze te reguleeren de termijnen van betaling der agterstalligen, dragelijker dan de geene, dewelke geordonneert zijn, om aldus voor te komen eene considerabele schade voor den Lande, en de ruine van soo veele ingezetenen, als mede de verbittering daardoor zullende ontstaan. 3. Dat intussen, en tot dat voors. Heeren Commissarissen rapport van hare bevindingen zullen hebben gedaan, UEd. Mog. de nodige ordres gelieven te stellen, dat met de executie niet werde voortgevaren, ten zij omtrent soodanige, dewelke notoir in staat | |
[pagina 358]
| |
zijn van te kunnen betalen, en aan dewelke zoude kunnen worden bewezen dat hare traagheid uit onwilligheid voortkomt. Waermede Edele Mogende Heeren, Bijzondere Goede Vrienden, Wij UEd. Mog. bevelen in Gods heilige protectie.
UEd. Mog. dienstwillige Goede Vriendt
Prince d' Orange et Nassau.Ga naar voetnoot1)
Ter ordonnatie van Sijne Hoogheid
D. v. Horst. Loo den 30 Mey 1749.
Aan de Heeren Gedeputeerde Staten van Vrieslandt. |
|