Een dagverhaal van Jhr. Johan Vegelin van Claerbergen. Omtrent de troubelen van het jaar 1748
(1899)–Johan Vegelin van Claerbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 341]
| |||||||||||||||||
Bijlage XII.Vrage. Of men de bewuste 72 art. aan de Stadhr. zal offereren met volle magt om deselve te verschikken, veranderen, vernietigen, vernieuwen, na sijn eigen goeddunken daar bij te voegen.
Dit dan uit den aard der zaken bewesen zijnde, valt de vraag of het wel raadzaam zoude zijn de Stadhr. voor als nog met zulk een volstrekten oppermagt te versien. Antw. Neen. | |||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||
Dat alle dese gemaakte art. en die bij de Gecomde nog te maken staan, voor altoos tot een bestendige grondslag voor de volgende regering zullen moeten dienen, waarna alle de ingesetenen zig voortaan zullen moeten gedragen, en derhalven de enige grondslag van vrijheyt en welvaart, dit dan zo te loops uit de hand te geven, was oudtijds geen werk van vrije Friesen, en zoo het ook gepermitteert is jaloers te zijn, past het elk eerlijk ingeseten zulk te zijn, daar het vrijheit raakt, die hij ook aan descendenten ongeschonden moeste overleveren. Wat een dwaasheit het derhalven wesen zoude, den teugel nu hij se in handen heeft te laten slippen, begrijpt elk ligtelijk, die de moeyte wil nemen dit in allen ernst na te denken, omdat de Gecomde mannen alle borgers en ingesetenen zijnde van deze Prov., die thans door een naukeurige navorschinge van alle mesures en derzelve oorspronken zijnde, zelve zeer wel weten waar aan de schoen knijpt, en derhalven beter dan ymant die met oneyndige angstige occupatien beset geen tijd genoeg overig heeft, om alle zaken zelve na te zien, zullen weten overleggen en vaststellen wat het gemene best en oorbaarst is. En dewijl de Gecomden willen vaceren alle vervallene zaken en finantien weder op een goede voet te brengen, en dat gedaan zijnde dezelve communiceren aan S.Ht., redenen gevende van alle artikelen waarom dus die en niet anders gestelt zijn, als mede omdat de zaken geen uitstel kunnen velen, zoude ik absoluut nageven (= toegeven) dat het gehele stuk moeste afgeven en worden gelijk het opgestelt en begonnen was, blijvende dan ten laatsten nog tijds genoeg over om met de ingesetenen te overleggen of men deselve ter reformatie en voltoying van de Hr. Stadhr. zal defereren. Wel is waar dat de Woutlieden voorbarig genoeg geweest zijn, in hare separate art. veel aan de Hre. Stadh. te defereren, dog dit is maar een vierde deel; ook hebben ze zig in alles daar na bij de andere Gecomde gevoegt, en zig in alles conform mede gemaakt dat de zaak in deze en anderen kan geven,Ga naar voetnoot1) te meer wijl sij zig in 72 art. conform met alle andere maken, zonder een woort van haar separate art. te melden, en die art. nagelaten zijnde, is van een geheel anderen inhoud, waar uit men met goede redenen zoude kunnen besluiten, dat sij van sentimenten verandert zijn. Buiten op staat: ‘rakende de opgedragen magt aen S.Ht.’ |
|