Bijlage IV.
Hoogwelgeboren Hr. en Neev.
Ik had mij geflotteert dezen morgen ten 9 uijren de Gecommiteerden van Bergum, IJstrum, Oostermeer, Suameer en Garijp bij mij te sien, om haere beswaerenissen op te geven, maer de eerste compareerden alleenlijk, sonder iets in mandatis te hebben. Ten 11 uijren kwaemen deselve Gecommiteerden mij seggen dat op het moment haer gedenuntieert was om te 2 uijren de ingesetenen te denuntieeren om een acte van verbintenisse te teekenen mij te kennen gevende dat ik bij noncomparitie gevaer soude lopen. Ik nam het aen, mits dat er niets in vervat waere tegens eed en pligt strijdende, en gelijk hetselve in generaele termen van redres bij mij gevonden wiert heb ik so verre aen tijts gelegentheijt gecedeert, waerbij nog is gekomen dat ik mij geobligeert heb om niet na Leeuwaerden te gaen, wilde ik huijs en goet niet exponeeren.
Mij wert desen avont gecommuniceert de behandeling omtrent de Heere Secretaris Sminia; indien dese Gecommiteerden iets gebeurt, so sie ik een overgrote swaerigheijt te gemoete.
Niet beeter als het scheepje op de wal te laeten lopen tot dat het stuijt; wij vinden ons buijten staet hetselve te redden, hetwelke ik aen de Providentie sal overlaeten.
De circonspectie, die ik hier tegenwoordig moet gebruijken, is so groot dat ik uit vreese voor enlevement van een domestyk, een gemeen persoon moet gebruijken. O tempora.
Versoeke van desen met alle mogelijke menagement gebruijk te maeken.
H. v. Glinstra.
aúx arrets
31 Maij 1748
s avonts 10 uijren.