Een dagverhaal van Jhr. Johan Vegelin van Claerbergen. Omtrent de troubelen van het jaar 1748
(1899)–Johan Vegelin van Claerbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 319]
| |
Bijlage III.Jr. Johan Vegelin van Claerbergen grietman over Doniawerstal allen die desen sullen horen lesen salut. Vermits in dese provintie, na 't voorbeeld van 't onlangs gebeurde in de nabuirige provintie van Groningen en Ommelanden verscheydene ingesetenen sig hebben onderwonden te comen tot dadelijkheden om bij nagt en ontijden te ruineren de huisjes bij de molens sonder dat alvorens soo veel mij bekent, is gebruikt eenig beklag of voorstel van hunne begeertens, Soo is 't dat ik mij verpligt hebbe gevonden om bij desen de ingesetenen mijner jurisdictie te vermanen dat sij sig van alle dadelijkheit willen onthouden, en met een bedaert gemoedt overwegen hoe seer ons lieve Vaderland en dese provintie in 't besonder, gedrukt wert door Gods slaende hand met een vernieude sterfte onder 't rundvee, en met de overswaere en bijna ondraegelijke lasten welke de overmagt van de franse wapenenGa naar voetnoot1) absoluit nootsaekelijk maekt, en die niet minder nodig sijn sedert de gelukkige omkeringe van saeken dat Sijn Hoogheit de Heere Prince van Oranje is gecomen tot de algemeene bestieringe van saeken over alle de seven provintien,Ga naar voetnoot2) wanneer de crijgsmagt nog merkelijk is vergroot gewordenGa naar voetnoot3) en hulp van alle canten gesogt, selfs van verre afgelegen landen, en dat daertoe vereijst werden oneindige sommen van penningen soo om de soldijen aen die troupes als om de subsidie aen de mogentheden die se leveren te betalen, inderdaed boven ons vermogen maer om grooter quaed dat is 't verlies onser vrijheit voortecomen, en gevolgelijk om was 't mogelijk onder de gunstige opperbestieringe van den almagtigen te becomen een vreede, die deselve onse vrijheit welke onse voorouderen soo veel goed en bloed gecost heeft | |
[pagina 320]
| |
te bevestigen, het welke de goddelijke goedheit schijnt te segenen en ons hoope geeft van het selve nae wensch te erlangen; dat vervolgens niets nadeliger can wesen aen de goede saek als belemmeringe toe te brengen in het heffen der vastgestelde en reeds sedert geruimen tijt in train geweest sijnde middelen en sonder dat daer over vooraf eenig beclag is geschiet of aenleijdinge aen de hand gegeven op wat minst drukkende wijse deselve beter souden sijn uittevoeren; derhalven is het dat ik op de goede ingesetenen deser grietenie een volcomen betrouwen heb, en van deselve 't eenemael ben verwagtende, dat een yder van deselve sig sal onthouden van het doen van eenige feitelijkheden, en gebeurde het onverhopentlijke dat persoonen buiten dese grietenie woonagtig soodanige saeken mogten werkstallig maken, dat een yder sig sal stil en gerust houden en sig daer mede niet mengen. Maer is het dat ymant of in 't particulier, of als gequalificeert uit eenige dorpen aen mij yts had voortedragen het geene hij meende in dese tijts omstandigheden dienstig te sijn, wil ik niet alleen deselve met alle bescheyt horen en verstaen, maer ook soo veel in mij is, het nutte daervan brengen en bevorderen ter plaetse daer 't behoort, connende de ingesetenen sig versekert houden dat ik altoos sal behartigen haer belang, en tragten voor te comen alle costen die noodeloos sijn, gelijk ik vermeene na mijn uiterste vermogen tot nog toe te hebben gedaen, en elk hunner daervan moet overtuigt sijn, en ik 't eenemael mij op haere bewustheit daer omtrent verlate. Mogen dan mijne vermaningen ingang vinden, en dus regenten en ingesetenen eenparig sijn om de publyque rust en goede ordre te handhavenen, en veeleer met voorstellen als met dadelijkheden het beste te beoogen en tragten uittewerken. Dat wenscht en verlaet uwer aller goede vrint en grietman
Joh. Vegelin van Claerbergen. |
|