| |
| |
| |
Eerste hoofdstuk.
Drysdale en zijn inwoners.
Iedereen weet, dat Drysdale, de hoofdstad van Nieuw-Malthusia, een modelstad is en de inwoners modelburgers zijn. De stad ontleent haar naam aan den stichter van het Nieuw-Malthusianisme, door de domme menigte voor 't gemak ‘het twee-kinder-stelsel’ genoemd, welke stichter voor ongeveer tweehonderd en vijftig jaar in Londen leefde en stierf. Op de groote markt, het ‘Besantplein’ staat zijn standbeeld, door het dankbare nageslacht opgericht bij gelegenheid van het tweehonderdjarig jubilé. 't Stelt den grooten man voor met twee beeldschoone, mollige kleinen in zijn armen, terwijl hij met den voet een monster of draak vertreedt. Die draak verbeeldt de armoede en deze oorzaak der aardsche ellende is duidelijk kenbaar gemaakt door een aantal bleeke kinderkopjes, die uit den breeden muil van het monster te voorschijn komen. Alle deskundigen zijn 't er over eens, dat de opvatting en de uitvoering den steenhouwer eer aandoen, indien al niet den kunstenaar.
| |
| |
Drysdale ligt in een verrukkelijk oord. Een reeks van hooge bergen beschermt de stad tegen den noordenwind en zware bosschen zorgen voor een regelmatigen aanvoer van vruchtbaarmakend hemelwater, terwijl zij tevens den wandelaars een vriendelijke schaduw aanbieden tegen de hitte des daags. Voorts heeft de hand der menschen ruimschoots gezorgd voor flink aangelegde parken, breede waterpartijen, kolossale fonteinen en wat dies meer zij; terwijl de alledaagsche behoefte aan keur van spijzen en vruchten ten volle wordt bevredigd door den onmetelijken rijkdom der vallei, die zich tusschen de stad en het gebergte uitstrekt. Die vallei is de roem en de glorie van het gemeentebestuur, 't welk geen kosten en moeite ontziet om haar vruchtbaarheid te vermeerderen. Dat de omtrek vol is van landhuizen en uitspanningstuinen behoeft geen herinnering, want de burgerij van Drysdale is grootendeels welgesteld, zeer velen zijn zelfs rijk.
Dat is de vrucht van het Nieuw-Malthusianisme. Ofschoon niemand gewoonlijk voor zijn tachtigste jaar sterft, en ziekten in Drysdale zeldzaam zijn, er door de uitstekende maatregelen in zake politie en gouvernementeel toezicht bijna nooit een ongeluk gebeurt, levert de vallei meer dan genoeg op om gedurende de eerstvolgende duizend jaar het denkbeeld van overbevolking een hersenschim te noemen. De handel en de nijverheid hebben een zeer hoog punt bereikt en de weelde brengt veel drukte en vertier teweeg. Een Malthusiaan, die de alledaagsche zorgen des levens kent, behoort in de mythe te huis. Men leeft den eenen dag zonder zich om den volgenden te bekommeren. Op zon- en feestdagen hebben allen zon- | |
| |
der onderscheid hun ‘poule dans le pot’, waarvoor ze niet eenmaal onzen Lieven Heer behoeven te bedanken, want zij zelve zijn door wijs beleid en wijze voorzorgsmaatregelen de scheppers van hun geluk.
't Eenige wat een vreemdeling, die Drysdale bezoekt, der stad tot een verwijt zou kunnen maken, is dat het geheel misschien te rijk, te weelderig en daardoor min of meer eentonig is. Doch dit is het gevolg, niet van de weelde op zich zelve, maar van de algeheele afwezigheid der kunst in haar hooger opvatting. De fijne schaaf, die aan het leven glans en gloed geeft, ontbreekt overal. De omgeving is die van een man van geld en niet van een man van smaak.
De oorzaak van dit verschijnsel is niet ver te zoeken. De Nieuw-Malthusianen zijn door het stelsel, waaraan hun naam ontleend is, als 't ware van hun geboorte af aan berekenen gewoon geraakt en die berekening volgt hen gelijk een strenge mentor bij alle verrichtingen des levens, waaraan elders de poëzie zich pleegt te hechten. Het cijfer Twee is hun goede en tevens hun kwade geest en zij weten dat dit bij al hun medeburgers het geval is. Het geheele voorgeslacht zwoer sedert derdehalve eeuw bij datzelfde cijfer en hun kinderen en kleinkinderen zullen er hun levensspreuk van maken. Behalve als er visite is, vertoont geen venster in Drysdale ooit meer dan twee kinderkopjes voor de ramen. In elke school zit nooit meer dan een tweetal uit hetzelfde huisgezin op de banken. Wanneer hij verliefd wordt, steekt de jonge Drysdaler in zijn slaapkamer de beide vingers op ten teeken, dat ook in het uur der plechtige inzegening van zijn huwe- | |
| |
lijk het getal Twee zijn eerste en heiligste gedachte zal zijn en wanneer hij er aan toe is om over zijn dood te denken en zijn testament te maken, dan deelt hij eenvoudig al zijn hebben en houden in twee gelijke deelen, om daarna zijn hoofd gerust neerte leggen, overtuigd dat hij voor de wereld en voor de zijnen alles gedaan heeft, wat een huisvader schuldig is te doen.
Wij zullen de laatsten zijn om met dezen eerbied voor een cijfer den draak te steken, maar zeer stellig lijdt de poëzie er onder. Drysdale is vervelend door eentonigheid. Het Besantplein is de eenige plek in de stad, die geen pendant heeft. Van daar strekt zich links en rechts in de volmaaktste gelijkvormigheid een reeks van straten en pleinen uit. Zij dragen allen beroemde namen, meestal herinnerende aan Nieuw-Malthusianen als Bradlaugh, Swaagman, Rivers en zijn alleen hieraan te onderscheiden, dat de rechtsche met een R en de linksche met een L geteekend zijn. De huizen zijn allen twee aan twee onder één gevel gebracht en indien gij op een plein vlak voor u een fontein ziet springen, behoeft ge u niet om te keeren, ten einde te weten dat er vlak achter u een volkomen gelijke en gelijkvormige fontein te vinden is. Ook het inwendige der woningen vertoont diezelfde eigenaardigheid. Iedereen begrijpt, dat de gezelligheid door het een en ander veel lijdt en dat 't van iemand, die aan onze ouderwetsche steden gewoon is, eenige inspanning vereischt om het aangename van die gelijkvormigheid te vatten. Zelfs zou men met grond kunnen beweren, dat er iets kinderachtigs is in den ijver waarmee, tengevolge van hun voorliefde voor het meergenoemde cijfer, de Drysdalers de deel- | |
| |
baarheid door Twee of het zoogenaamde ‘even’ in 't oog houden. Niemand behoeft bang te wezen, dat hij aan een diné of soupé in Drysdale met het fatale getal Dertien in botsing zal komen, en wanneer een vreemdeling zich bij vergissing een uitdrukking laat ontvallen, die van piëteit tegenover het getal Zeven of Negen getuigt, halen alle Drysdalers de schouders op. Daarenboven valt bij hen het streven op te merken om alle getallen te beperken. Een straat b.v. heeft nooit meer dan twee zijstraten, waarvan het gevolg is dat de blokken, welke op deze wijze gescheiden worden, enorm groot zijn.
Eigenlijk godsdienstig kan men de Drysdalers niet noemen, want hun ontbreekt dat zeker geheimzinnig vertrouwen of zoo men wil, die heilige schroom voor het onbekende, welke bij de meeste volken als de grondslag van een hooger zieleleven moet beschouwd worden. De Drysdalers weten dat de aarde groot genoeg is om hen en hun nageslacht te voeden, zoolang zij trouw blijven aan de heilige leer van het ‘twee kinder-stelsel’. Ondertusschen zullen de cholera, de typhus en desnoods de pest voortdurend ruimte voor hen maken door periodieke slachtingen aan te richten onder de ongeloovigen daar buiten en wachten zij met geduld den dag af, waarop de wereld rampzalig genoeg zal wezen om hun zendelingen tot den rang van profeten te verheffen. Voor zich zelve zijn zij tevreden met de aanbidding van het stelsel zelve en lezen zij in hunne stichtelijke samenkomsten met zalving het boek genaamd ‘de Beginselen van de leer van het sociale leven’, waarin zooals men weet, de stichter hunner secte al de geheimenissen zijner leer heeft neergelegd. Daar er geen armen zijn, ver- | |
| |
valt de philantropie als onderdeel van de godsdienstoefeningen en de hoogere wijding van het gemeenschapsleven. Ook ziekenhuizen en gestichten voor oude mannen en vrouwen zijn overbodig. Weezen zijn een zoo groote zeldzaamheid, dat 't niet de moeite waard is voor hen afzonderlijke maatregelen te treffen.
Een groot voordeel van de Drysdaalsche maatschappij is, dat er steeds ruimte genoeg is om iedereen op zijn gemak te doen zijn. Nooit is er gedrang in de straten, daar deze er op berekend zijn minstens achthonderd jaar lang de noodige breedte voor een woelende volksmenigte aan te bieden. Ook moet vermeld worden dat de Drysdalers van nature een afkeer hebben van dringen. Nooit zult gij hen eenige poging zien doen om zich door de menigte heen te werken als zij elders de een of andere feestelijkheid bijwonen; nooit zal men een tram of waggon, door hen geëxploiteerd, zien volpakken, en aan hun diné's of soupé's kan iedere gast zijn armen vrij bewegen en zijn vork aan den mond brengen, zonder zijn buurman tegen den neus te stooten. 't Moet erkend worden, dat het twee-kinder-stelsel, om dit gezegend resultaat, in het oog van alle gastronomen waardeering verdient.
Ofschoon de Drysdalers zeer oud worden en zooals wij zeiden hoogst zelden ziek zijn, kan niet ontkend worden, dat zij er over het algemeen niet voordeelig uitzien. Honderd geleerden hebben zich reeds het hoofd gebroken met dit verschijnsel, zonder de oplossing te kunnen vinden. De een meent, dat 't aan de lucht ligt, maar de weligheid waarmee alle planten in den onmiddellijken omtrek tieren en de gezegende productiviteit van het vee
| |
| |
in zake vleesch en vet, weerspreken dit beweren en 't wordt dan ook door alle deskundigen als zeer verouderd en niets-ter-zake-afdoende beschouwd. Daarentegen wijzen enkele zeer knappe lui op de huns inziens hoogst verkeerde manier van voeden, die bij de Nieuw-Malthusianen in zwang is. De moeders, die 't waarschijnlijk niet de moeite waard achten voor twee zuigelingen zooveel omslag te maken, hebben sedert lang het zogen in den ban gedaan. Nu verlangen de bedoelde geleerden wel dat zij harerzijds dien afkeer van den eersten en heiligsten moederplicht zullen overwinnen, maar men veroordeelt het onmoederlijke verzuimen van dien plicht niet met die gestrengheid, waardoor 't elders terecht getroffen wordt. Kwade tongen buitenaf zeggen wel eens, dat de Drysdaalsche mama's achter den bedoelden afkeer gemakzucht en te ver gedreven voorliefde voor uitgaan, dansen en soortgelijke verbergen, doch wij voor ons hebben aan het feit genoeg. De meerderheid der kleine bevolking vertoont een bleekzuchtig gelaat en een zwakken bouw. Van de kleinen slaat dit verschijnsel natuurlijk op de volwassenen over.
Ook uit een verstandelijk en zedelijk oogpunt bekeken, valt er op de voortreffelijkheden der Drysdalers wel wat af te dingen. In zoo ver als het practisch leven practisch moet worden opgevat, zal men moeilijk op deze onvolmaakte aarde een verstandiger bevolking kunnen aanwijzen, maar levenslust, kracht, opgewektheid tot arbeid op groote schaal, en vooral karakter ontbreken maar al te veel. Verreweg de meeste inwoners van Drysdale behooren tot die soort van menschen, van wie een populaire spreekwijze zegt ‘dat zij God's water over God's akker
| |
| |
laten loopen’, een natuurlijk gevolg van de hoogst eenvoudige, maar tevens hoogst gemakkelijke manier van opvoeden en de omstandigheden, waarin de jonge Drysdalers het levenslicht zien. De boterham moge voor den een iets dikker zijn dan voor den ander en iets vetter gesmeerd, ieder weet als 't ware bij zijn eersten blik op de familietafel, dat hij toch gereed staat en tot aan zijn dood gereed zal staan, ook bij een zeer matige inspanning zijnerzijds. Wel is waar zijn er uitzonderingen, evenals er in omgekeerde reden uitzonderingen in de steden en staten buiten Drysdale gevonden worden, maar een paar zwaluwen, ja een heele vlucht zwaluwen, maken geen lente. Ook lijden de bedoelde uitzonderingen in den regel in hevige mate aan wrevelmoedigheid over de onverschilligheid en koelheid der massa voor al wat verheven en bezielend is. Waartoe zal men de vlerken breed uitslaan bij zoo beperkte behoeften of liever met het oog op de gemakkelijkheid, waarmee een voldoend levensonderhoud, zelfs overdaad en weelde te verwerven zijn? De aarde geeft den Drysdaler hare vruchten wel niet gratis, maar toch voor een hoogst billijken prijs.
Voor dichters is Drysdale een recht treurig verblijf. Behalve een volkslied, waarin hun stelsel verheerlijkt wordt als de hoogste uitdrukking van vaderlandsliefde en menschenmin, bestaat er niets van dien aard. De Drysdaalsche jonge heeren en jonge dames zingen op hunne vereenigingen dezelfde liederen die overal in de wereld burgerrecht verkregen hebben, mits er niets inkomt van de zegeningen van groote familiën en uitgebreide huisgezinnen. Deze laatste zijn van hoogerhand verboden. Straatgezang bestaat in Drysdale niet. Reeds voor jaren heeft
| |
| |
een verstandig wetgever begrepen, dat de opeenhooping van kinderen, waarbij slagersknechts en dienstmeisjes zich zoo gaarne aansluiten rondom een draaiorgel, de onzedelijke verhoudingen in de hand kan werken. Ook meende hij dat de traditioneele hebbelijkheid van zeer vele landloopende orgeldraaiers om een vrouw met vijf of zes groote en kleine kinderen op hun zwerftochten mee te sleepen, aan dat bedrijf een eigenaardig karakter gaf, waardoor het niet geschikt werd geacht voor de aandacht van huwbare dochters. Immers deze straatkunstenaars kwamen zonder uitzondering uit den vreemde. De Drysdalers zelve behoefden zich niet met zulke industrieën bezig te houden. En hoe kon men vreemdelingen voortdurend controleeren!
Drysdale heeft even als alle goed ingerichte maatschappijën haar rijke en meer aanzienlijke ingezetenen, die door traditie en prestige een zekere overmacht op den gang van zaken en over de andere burgers bezitten, al is het proletariaat er onbekend. Indien allen volmaakt gelijk waren, wat naar velen meenen een noodzakelijk gevolg van het heerschende systeem zou moeten wezen, zou de algemeene welvaart gevaar loopen. Wie den stichter dezer merkwaardige secte van communistische neigingen zou verdenken, zal zich dan ook zeer vergissen. Integendeel. Even sterk als aan zijn geloofsartikel is de Drysdaler aan de traditie gehecht. Hij gelooft in het bloed en houdt daarmee rekening. Dientengevolge bestaat de aristocratie uit 24 familien, wier namen we hier laten volgen: Stille, de Parris, Yves-Guyot, Talandier, Birch, Goly, van Houten, Anderson, Bryson, Swaagman, Page, Rynolds, Allbutt, Bell, Besant, Bradlaugh, Brown, Grout, Rivers, Streuzer,
| |
| |
Standsing, Truelove, Vincent en Young, terwijl boven die allen de familie Drysdale prijkt als de rechtstreeksche afstammelinge van den grooten stichter, wiens naam aan de geheele stad glans en luister verleende. Zij valt totaal buiten de lijn. Immers, indien er sprake kon zijn van een priesterschap bij zooveel nuchterheid, zou men de Drysdales kunnen vergelijken bij den stam van Levi onder Israël. Van den aanvang toch is 't de uitsluitende taak van dit geslacht geweest de Grondbeginselen van het Nieuw-Malthusianisme te prediken en te onderhouden, ze aan de jeugd in te prenten en de ketters te vervolgen. Daarvoor genieten de leden zekere voordeelen waartoe o.a. een aantal vruchtbare akkers in de vallei verbonden zijn. Ook berust bij de Drysdales de hoogste rechtspraak in enkele gevallen, door de wet bepaaldelijk genoemd, welke gevallen alle meer of min samenhangen met ‘de Grondbeginselen van de wetenschap der samenleving’.
Bepaald regeerende familiën zijn de negen eerstgenoemden. Vroeger behoorden ook de Swaagmans daartoe. Doch toen de grootmoeder van het tegenwoordige hoofd dier familie de onbeschaamdheid had een drieling ter wereld te brengen, daalde, ofschoon twee dier ongelukkige spruiten dadelijk weer het aardrijk vaarwel zeiden, het aanzien van dit geslacht zóó, dat 't sedert aan geen Swaagman is mogen gelukken op het kussen te klimmen. Zij mogen al heel blij zijn dat ze hun rang onder de aristocraten hebben mogen behouden en als zoodanig nog steeds deel nemen aan de beraadslagingen van den zoogenaamden Grooten Raad, die tweemaal per jaar op het stadhuis te zamen komt om de regeering van advies te dienen en het goed
| |
| |
recht van de macht uitoefenende familiën plechtig te bevestigen.
De Stilles hebben sedert de vestiging van den Staat der Nieuw-Malthusianen den burgemeesterszetel of als ge wilt het Dictatorschap bekleed. Geen smet kleeft op hun wapenschild. Niet alleen dat zij het ‘twee-kinder-stelsel’ steeds getrouw gebleven zijn, maar er is geen enkele uitzondering op den regel, dat elk gehuwd paar uit dit geslacht steeds aan een jongen en een meisje het levenslicht geschonken heeft. En altijd in dezelfde volgorde. De jongen was in elk huis, door een Stille bewoond, zonder fout de oudste en het meisje anderhalf jaar ‘op den kop af’ jonger dan haar broertje. Men zal toestemmen, dat de Drysdalers niet ten onrechte in deze regelmatigheid der natuur een vingerwijzing meenden te zien, dat uit geen ander dan dit geslacht de man behoorde gekozen te worden die met het hoogste gezag bekleed was, een volksovertuiging waaraan de verstandelijke ontwikkeling van den burgemeester in casu volstrekt niet behoefde te beantwoorden, omdat niemand hem zijn ambt benijdde of door onbescheiden critiek zou hebben durven verzwaren. Van de Stilles gold in vollen nadruk: ‘Eens burgemeester, altijd burgemeester.’
Op minder sprekende maar toch even deugdelijk gefundeerde aanspraken berusten de waardigheden der Parrissen, Guyots, Talandiers, Birchen, Golys, Andersons en Brysons, die beurt voor beurt, naar de keus van den Grooten Raad, de hooge ambten naast den burgemeester bekleeden. Ook hun geslachtsboom wijst geen voorbeeld aan van rijker vruchtbaarheid dan de officiëele, al waren er onder
| |
| |
hen wie men van de schromelijkste onvoorzichtigheid op het punt der sekse had kunnen beschuldigen. Er waren er geweest met twee meisjes, andere met twee jongens. Doch dit deed geen afbreuk aan het groote beginsel en nooit had een der Stilles, waarschijnlijk om zijn eigen originaliteit niet prijs te geven, daarvan een kabinetsquaestie gemaakt.
Onder de niet regeerende maar toch aristocratische familiën nemen de Bradlaughs, de Besants en de Trueloves een zeer bijzondere plaats in. De geschiedenis heeft geboekt hoe hun stichters vervolgd werden om des geloofs wille en dit tooit nog hun nakomelingen met een krans van heiligheid. Bij elke feestelijke herinnering noemt de geheele bevolking met diepen eerbied de namen dezer martelaren en vooral bij die gelegenheden ziet men in de dragers van hun glorie ook de erfgenamen der algemeene dankbaarheid.
Bijzondere aandacht verdienen ook de Van Houtens. Deze familie, van Hollandschen oorsprong, roemt als haren stamvader een der kloekste en degelijkste staatsmannen van dat land, doch wiens beginselvastheid nu en dan een leelijken deuk in de publieke opinie moet gekregen hebben, door den ijver waarmee hij allerlei overdreven en buitensporige stelsels najoeg, zonder rekening te houden met de eigenaardigheden en bijzondere opvattingen van het Nederlandsche volk. Hij moet daardoor ook nooit dien invloed hebben uitgeoefend waarop zijn talenten aanspraak mochten maken en dientengevolge meer uit wrevel dan uit overtuiging zijn vaderland verlaten en zich in Drysdale gevestigd hebben. Daar hij evenwel pas laat tot
| |
| |
het Nieuw-Malthusianisme bekeerd was geworden en hij de zaak meer als een zuiver economisch vraagstuk of liever als een vraagstuk voor de arme lui had opgezet, moeten, naar de historie wil, de echte broeders van de nieuwe secte hem steeds eenigszins met scheele oogen hebben aangekeken en de kleine vlek, daardoor op zijn nagedachtenis geworpen, is nimmer geheel uitgewischt, ofschoon de Van Houtens sedert hun toetreden in geen enkel opzicht van den rechten weg zijn afgeweken. Doch er zijn onder de aristocraten van ieder land en elke stad, alle eeuwen door, menschen geweest, die zich niet ontzagen, zoodra dit in hun kraam te pas kwam, zeer oude koeien uit de sloot te halen en de onbeduidendste bijzonderheid te exploiteeren. Drysdale is in dat opzicht niet beter dan welke stad men wil, ja, daar de gewone naijver van geld en grondbezit hier minder voedsel vindt dan elders, voedt men zich bij voorkeur met soortgelijke kleingeestigheden.
Nog een paar woorden over de minder aanzienlijke bevolking van Drysdale; men kan niet zeggen over de minder welgestelden, want in alle kringen heerscht, dank zij het betrekkelijke majoraat, welvaart. Wij zeiden reeds dat er geen armen en geen proletariërs bestaan. Doch ook op naam en afkomst kan men de begrippen van ondergeschiktheid en dienstbaarheid bouwen, en het Nieuw Malthusianisme geeft dienaangaande zeer practische oplossingen aan de hand. 't Spreekt toch van zelf, dat er ook bij de krachtigste handhaving van de goede zeden afwijkingen plaats hebben. Enkele malen gebeurt 't, dat een Malthusiaan in plaats van slechts twee, drie kinderen krijgt. In
| |
| |
dat geval wordt niet alleen hij, maar ook zijn derde kind, met geheel hun nageslacht tot den dienstbaren stand verwezen, terwijl de wet onmiddellijk strenge maatregelen aan de hand geeft om een herhaling van zoodanig misdrijf te voorkomen. Voorts ligt in de traditie voor allen, die niet van de oorspronkelijke stichters, de zoogenaamde Vaders van de League afstammen, de reden, dat zij zich met handwerken en andere werkzaamheden van soortgelijken aard bezighouden, waaruit natuurlijk volgt dat al de meisjes en de jongens, die niet geschikt zijn om een handwerk uit te oefenen, hun krachten tegen een matig loon beschikbaar stellen voor de aristocraten. Doch dit alles helpt slechts ten deele. Hoe volmaakt de Nieuw-Malthunsiaansche maatschappij ook zij, lijdt zij ontegenzeggelijk meer dan eenige andere aan wat men ‘de meidenziekte’ zou kunnen noemen en dit onderwerp levert dan ook boven alle andere de grondstof voor de gesprekken der Drysdaalsche dames op groote partijen en meer bescheiden bijeenkomsten, ja, bij gemis van de gewichtige sociale vragen, die in andere landen de hoofden en harten der staathuishoudkundigen vervullen, is 't voorgekomen dat ‘de meidenziekte’ gekozen werd om een doctorandus in de rechten aan zijn hoogsten graad te helpen, terwijl op de Series Lectionum der academie aan dit vak een afzonderlijke plaats is ingeruimd. 't Moet dan ook erkend worden, dat de advocaten grootendeels van deze quaestie leven moeten, daar processen over het mijn en dijn in den gewonen zin van het woord tot de zeldzaamheden behooren.
Nu zou men kunnen meenen, dat de moeilijkheid om ‘meiden te houden’ zooals de dames in Drysdale 't noe- | |
| |
men, de oorzaak of liever de aanleiding moest zijn tot bijzondere krachtsinspanning van den kant der jonge dochters van goeden huize, maar eensdeels staat de aristocratische levensopvatting soortgelijke werkzaamheid van haar poezele handjes in den weg, zijn de poppetjes, die men 's middags met mama achter de ruiten ziet zitten, te zwak om ‘zwaar’ werk te doen en leveren de behoeften bij de beperktheid der gezinnen geen voldoenden prikkel om de bedoelde mamaas en de dochters den meest eenvoudigen weg kloekmoedig te doen inslaan. 't Is waar er zijn ook in dat opzicht uitzonderingen, maar zij bevestigen als overal den regel.
Wij meenen nu de burgerij van Drysdale genoegzaam gepresenteerd te hebben om van onze lezers de aandacht te mogen vragen voor enkele personen en gebeurtenissen, die ons meer uitsluitend zullen bezighouden.
|
|