[Eerste deel]
Voorwoord.
Heden den 3en Maart van het jaar onzes Heeren Tweeduizend Een honderd en drie en dertig zet ik mij neder om de lotgevallen eener republiek te beschrijven, die de bewondering der geheele wereld gewekt heeft en bestemd scheen om de oplossing te vinden van alle vraagstukken, welke sedert eeuwen de hoofden der geleerden en volksvrienden bezig hielden.
't Is bekend hoe op het einde der negentiende eeuw een kleine schaar aanzienlijke mannen en vrouwen, meerendeels uit Engeland, naar Nieuw-Holland trok en aldaar op de grens van Sidney de republiek Malthusia of Nieuw-Malthusia stichtte.
Indien de muzen mij goedgunstig zijn zal ik in dit nederig boek een tafreel ophangen van de beginselen die daarbij op den voorgrond stonden en de oorzaken waarom die beginselen tot zoo'n droevig einde geleid hebben.
Naast de hulp der muzen roep ik de welwillendheid mijner lezers in.