geven de wagen aan de kant te zetten voor een technisch onderzoek.’
Wat de aan agent H. ten laste gelegde mishandeling betreft: zijn bewering dat de arrestant hinderlijk tegen de rugleuning had geschopt werd niet ondersteund door zijn destijds naast hem in de wagen zittende vrouwelijke collega. Integendeel: uit haar in het vooronderzoek afgelegde verklaring bleek dat er volgens haar geen sprake van opzettelijk trappen was geweest. ‘Die man kon zijn benen nauwelijks kwijt, hij zat echt heel nauw. Ik zag de noodzaak van die klappen met de wapenstok ook niet in.’
Verdedigers in deze zaak waren de advocaten mr. J. Pen en mr. I. de Vos; doorgewinterde strafpleiters en zeer bedreven in het aan de kaak stellen van ongeoorloofd - al dan niet gewelddadig - optreden van de politie. Zo boeiend als het was om te constateren dat de procureur-generaal zeker niet in de bres sprong voor de ‘eigen mensen’, zo curieus was het om te zien hoezeer de beide raadslieden hun best deden voor het gedrag van hun cliënten redelijke verklaringen aan te dragen. Mr. Pen, er doorgaans als de kippen bij om onrechtmatig verkregen bewijs te signaleren, ging luchtig voorbij aan de dubieuze handelingen van agent B. (die op niets gebaseerde aandacht voor de technische staat van de auto en de al evenmin rechtmatige greep in de zakken van de eigenaar). En mr. De Vos zei tot ieders verbazing dat agent H. door die klappen met de gummistok toch iets had bereikt. ‘Niet alleen werd de arrestant tot kalmte gebracht, maar ook bij mijn cliënt ontlaadde zich daardoor een stuk spanning,’ aldus De Vos. Ook dat laatste kan best waar zijn, maar als iedere politieman in zo'n situatie een dergelijke ontspanningsmethode zou toepassen, kregen er nog heel wat meer arrestanten een klap op hun hoofd, dan nu al het geval is.
Het gerechtshof heeft de twee politiemannen veroordeeld tot ieder een boete van vijfhonderd gulden en betaling van elk 375 gulden schadeloosstelling aan het slachtoffer. (Diens raadsvrouwe, mr. A. Pinkster, had twee maal 1500 gulden gevorderd.) Over de handelswijze van agent B. zegt het hof onder meer: ‘De beslissing om Schram aan te houden wegens onnodig claxonneren en het later volstrekt ongegrond gebleken vermoeden van rijden in een technisch ondeugdelijke auto, heeft in elk geval aanzienlijk bijgedragen tot het ontstaan van de omstandigheden waaronder verdachte als politieman geweldsuitoefening noodzakelijk oordeelde. Wat agent H. betreft is het gerechtshof