als gevolg psychische spanningen voor de verdachte (hoe kun je aan een toekomst bouwen als je niet weet waar je aan toe bent, of de gevangenis nog in moet) en een extra belasting voor de reclassering. Maar anderzijds rijst de vraag, of de wijze waarop Justitie streeft naar verhoging van efficiency niet ten koste gaat van de verdachte. De maatregelen van minister Korthals Altes ter ‘vereenvoudiging van de rechtspleging’ zoals hij dat noemt, hebben niet slechts geleid tot kwaliteitsverlies in de juridische gang van zaken, maar vormen ook een bedreiging voor het humanitaire karakter van het strafrecht.
Advocaat Krijger had zoals viel te verwachten, daarover wel iets te zeggen en hij concentreerde zich vooral op ‘de ellendige rechteloze positie van de verdachte op het politiebureau’ zoals hij het uitdrukte. ‘Bij het openbaar ministerie gaan nu stemmen op,’ zei hij, ‘om de termijn van inverzekeringstelling van vier tot zeven dagen te verlengen. Dat zal misschien leiden tot betere opsporingsresultaten voor de politie, maar de arrestant wordt nog weer langer niet alleen fysiek maar ook psychisch ter beschikking van de recherche gesteld.
Vanuit de wet is er voor hem in die periode toch al geen enkele welwillendheid. Er is geen controle door de raadsman; hij is overgeleverd aan de ruwheid van het verhoor.’ Waarbij mr. Krijger naar ik veronderstel doelde op verbaal geweld tijdens de ondervraging. Geen bedenksel van Korthals Altes, maar niettemin een gevaar voor het humanitaire karakter van het strafproces is de zogeheten ‘snelrechtprocedure’. Toegegeven: er zijn gevallen waarin nader onderzoek naar de feiten niet zo dringend noodzakelijk is, een onmiddellijk gebaar naar de maatschappij geboden lijkt en de verdachte gebaat is met directe afdoening. ‘Een rappe knauw met de scherpste tanden van het recht zal bij de verdachte en diens vrienden de geloofwaardigheid van de effectiviteit van het strafrecht vergroten,’ heeft professor mr. J. Remmelink eens geschreven, maar hij liet daar wel waarschuwend op volgen: ‘Lang niet alles wat er op het eerste gezicht voor in aanmerking lijkt te komen leent zich voor afdoening in het kader van het snelrecht. Soms zijn dat toch zaken, die met enige rust gedaan moeten worden.’ Op het symposium in Alkmaar zei kantonrechter J.C. van Dijk hierover: ‘Waar liggen de grenzen? Ik heb het gevoel dat de persoon van de dader wat ondergesneeuwd raakt. Met dat snelrecht kan hij weliswaar een korte vrijheidsstraf krijgen, maar wie zegt dat hij er op wat langere termijn niet afkomt met een geheel voorwaardelijke straf, of zelfs helemaal niet wordt gestraft? Omdat over hem of haar dan via de reclassering meer gegevens ter beschikking staan.’