landers die schuldig worden bevonden aan soortgelijke misdrijven? Dat is stellig het geval ten aanzien van criminelen die speciaal hiernaartoe zijn gekomen om delicten te plegen. De straf wordt dan mede opgelegd ter afschrikking van anderen in het betreffende land; om Zuidamerikaanse zakkenrollers te weerhouden Amsterdam uit te kiezen als werkterrein en koeriersters te ontmoedigen zich beschikbaar te stellen heroïne naar Schiphol te vervoeren. Maar ook al zou er wel dezelfde straf worden uitgedeeld, dan nog is er in zekere zin sprake van ongelijkheid. Vanwege het hierboven al genoemde isolement in de penitentiaire inrichtingen; ver van het eigen land, te midden van Nederlandse gedetineerden met niet zelden racistische vooroordelen. Voor de vreemdeling in onze gevangenissen is er vrijwel geen bezoek, hij krijgt geen weekendverlof en voor hem is er - met het oog op vluchtgevaar - geen kans op plaatsing in een halfopen inrichting.
Dat gevoel van verlatenheid geldt niet in die mate voor de buitenlander die als gastarbeider met zijn gezin in ons land woont. Maar voor hem doemt het schrikbeeld op na het uitzitten van de straf als ongewenst vreemdeling naar zijn geboorteland te worden teruggestuurd. Wat dat betreft wordt hij - wanneer hij een ernstig misdrijf heeft gepleegd - op één lijn gesteld met vreemdelingen die speciaal naar ons land zijn gekomen met criminele bedoelingen. In schrijnende tegenstelling dus met Nederlanders, die na te zijn gestraft voor misdrijven van vergelijkbare zwaarte, gewoon naar huis kunnen terugkeren.
‘Voor een Turkse of Marokkaanse huisvader wiens gezinsleden in Nederland wonen,’ aldus Arriën Kruyt, directeur Landelijk Bureau Racismebestrijding, ‘is uitzetting een regelrechte ramp: terug naar de armoede.’ ‘De gezinsleden,’ schrijft hij in een maandblad voor berechting en reclassering Proces, ‘komen voor een afschuwelijk dilemma te staan: hem te volgen naar het land van herkomst, of hier te blijven en daarmee het contact met echtgenoot en vader definitief te verliezen. Vooral als de kinderen in Nederland een opleiding volgen of hebben gevolgd, levert terugkeer naar Turkije of Marokko onoverkomelijke problemen op. De uitzetting wordt in veel gevallen als een veel hardere straf gevoeld dan de gevangenisstraf zelf.’
‘Justitie’ stelt zich op het standpunt dat verblijfsbeëindiging in ons land dient te worden beschouwd als een administratieve beslissing in het belang van de openbare orde en niet als bestraffing van de vreemdeling. ‘Voor die vreemdeling zelf is het natuurlijk om het even,’ zegt de Amsterdamse, in dit soort zaken gespecialiseerde advocaat mr. Michiel Tjebbes, ‘of de overheid optreedt als vervolger van strafbare