sprake van een opzettelijk bij de keel grijpen maar werd de benauwdheid van het slachtoffer veroorzaakt door het - onopzettelijk - omdraaien van de kraag om de hals. Wat de bewusteloosheid betreft stelde mr. Welmerink dat die zeer wel kon zijn veroorzaakt door het overmatig drankgebruik. Zij concludeerde in haar pleidooi tot vrijspraak en mocht het gerechtshof het daarmee niet eens zijn dan verzocht zij haar cliënt, die een blanco strafblad heeft, schuldig te verklaren zonder strafoplegging.
Wat in deze zaak opvalt is de geringe aandacht die de politierechter te Dordrecht destijds kennelijk heeft besteed aan de houding en de persoon van de verdachte. Deze had het meisje nadat zij was flauwgevallen weer op de been geholpen en zich tegenover haar ook verder zeer correct gedragen. Niet alleen met betrekking tot het bewijs, ook voor het bepalen van een eventuele straf zou het van belang zijn geweest wanneer het slachtoffer op die zitting in Dordrecht als getuige was gehoord. Wellicht was dan ook duidelijk geworden wat - en ook wie - haar indertijd had bewogen geen aangifte te doen van die mishandeling door haar vriend maar wel van mishandeling door de verdachte.
Helaas toonde ook de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie bij de behandeling van het hoger beroep vorige maand geen enkele neiging zich te verdiepen in een mogelijke gang van zaken als door de verdediging geschetst. Fungerend procureur-generaal mr. J. Hage - een wat zijn optreden in de rechtszaal betreft weinig sprankelende geest - vroeg in feite zonder meer bevestiging van het rechtbankvonnis.
Wat voorts de aandacht trok was de houding van hofpresident mr. P.A. Roggen tegenover de advocate toen deze tegen de regels zondigde door aan het begin van de zitting voor haar beurt te praten. Het gebeurde nadat Roggen op de gebruikelijke vraag: ‘Waarom bent u in hoger beroep gekomen?’ van de verdachte geen duidelijk antwoord kreeg en mevrouw Welmerink meteen al de reden van het appèl wilde toelichten. Dat werd naar mijn gevoel tijdens het pleidooi nog eens afgestraft door de interruptie: ‘Mevrouw, hoe kunt u nou vrijspraak vragen als uw cliënt zegt dat hij straf heeft verdiend?’
Dat lijkt inderdaad niet met elkaar in overeenstemming, maar mr. Roggen zit al zevenentwintig jaar in het rechtsambt en dat is waarachtig lang genoeg om te kunnen weten dat verdachten op de zitting door de spanning van het moment vaak iets anders zeggen dan zij in werkelijkheid bedoelen. Het is heel goed denkbaar dat de verdachte