‘Maar dan toch eerst afrekenen’
Rond Kerstmis leek er een redelijke kans te bestaan voor de twintigjarige Marcel om eindelijk van zijn al vijf jaar durende verslaving aan heroïne af te komen. De heer Berkhout, medewerker van het CAD (Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs) had het voor elkaar gekregen dat hij voor een kuur in een kliniek kon worden opgenomen. Maar de dag voor de jaarwisseling beroofde Marcel op straat een vrouw van haar schoudertas, werd bij een achtervolging gepakt en in het politiebureau opgesloten. Dat doorkruiste de plannen, want voor die straatroof moest hij op 10 januari voor de politierechter verschijnen op de snelrechtzitting. In de eerste plaats uiteraard zijn eigen schuld, maar voor zijn advocaat mr. J.M. Rammelt was die beroving nog geen reden om de voorgenomen opname in de kliniek niet met klem te bepleiten. Waarbij hij de rechter verzocht daaraan prioriteit toe te kennen boven de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Over de mededeling van de raadsman dat zijn cliënt zeer gemotiveerd was voor een therapie zei officier van justitie mr. R. de Vries: ‘Ik vind zoiets best, maar er zal toch eerst afgerekend moeten worden.’
Die uitlating herinnerde mij aan een andere officier, die vorig jaar op de opmerking van een advocaat dat celstraf voor het inmiddels op gang gebrachte afkickproject funest zou zijn voor zijn cliënt, reageerde door te zeggen: ‘Dan moet hij maar weer even terugvallen.’ Waarop de verdachte antwoordde: ‘Ik merk wel dat deze officier van justitie geen barst begrijpt van het drugsprobleem.’
Zo adrem reageerde de verdachte in bovengenoemde zaak niet, maar op de vraag van de politierechter of hij nog iets wilde zeggen over de eis antwoordde hij wél verbitterd: ‘Nou, nee, laat maar zitten, laat maar.’
Een houding die mij vooral bepaald leek door gevoel van diepe teleurstelling over de botte reactie van de officier op het toch redelijk klinkende voorstel van de raadsman om eerst de uitkomst van die therapie af te wachten. En het werd er niet beter op toen de rechter hem conform de eis veroordeelde en daarbij opmerkte: ‘Ik hoop dat u ook nog gemotiveerd bent over een aantal maanden; zo niet, dan moet u het zelf verder maar zien te rooien.’ Dat klinkt toch haast