had er kennelijk geen behoefte aan gehad hem voor die politierechterzitting in Utrecht als getuige op te roepen; nu hij hem ambtshalve niet nodig had was het niet in zijn hoofd opgekomen het slachtoffer te berichten dat hetgeen er was gebeurd in elk geval tot een strafvervolging had geleid. ‘Ik wist helemaal van niets,’ zei de wel in hoger beroep als getuige gehoorde hoofdonderwijzer tegen de president van het hof. ‘Eind maart vorig jaar heb ik een brief aan de officier van justitie geschreven met de vraag hoe het ermee stond en daarop geen antwoord gekregen. Enkele maanden later stuurde ik weer een brief en toen kreeg ik te horen dat de zaak inmiddels al was voorgeweest, meer niet. Vervolgens heb ik verzocht mij mee te delen hoe die zaak dan was afgelopen en daarop heb ik weer geen antwoord gekregen.’
Dat de twee Engelsen waren vrijgesproken hoorde het schoolhoofd pas vele maanden later, maar dat was uitsluitend te danken aan het feit dat hij een oproep kreeg om in Amsterdam als getuige bij de behandeling van het hoger beroep te verschijnen. De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie in dit appèl, mr. R.J. Manschot, had het wél nodig geoordeeld om het slachtoffer op de zitting verklaringen te laten afleggen. Wat de leden van het gerechtshof te horen kregen was het relaas van iemand die het brute geweld op straat na zoiets simpels als een verkeersincident als zeer schokkend had ervaren, maar de herinnering aan die gebeurtenis voor zichzelf zoveel mogelijk had verdrongen. Zijn emoties op de zitting werden dan ook veeleer bepaald door onvrede over de wijze waarop het parket van de officier van justitie in Utrecht hem had bejegend. ‘Dat zo totaal in onwetendheid laten,’ zei hij, ‘heeft bij mij, hoewel ik in deze zaak niet eens de verdachte ben, grote spanningen veroorzaakt. Het is mij echt niet alleen te doen om vergoeding van de schade aan mijn auto; door de hele manier waarop deze zaak tot dusver is behandeld is er iets met mijn rechtsgevoel gebeurd.’
Zulke geluiden hoor je niet vaak in de rechtszaal, maar op grond van reacties na afloop van rechtszittingen is bekend dat soortgelijke frustraties bij slachtoffers van misdrijven geen uniek verschijnsel zijn.
Overigens had de hoofdonderwijzer, toen hij eenmaal als getuige in het proces was betrokken, nog iets gedaan wat allerminst gebruikelijk is. De zaak was al eerder (april van dit jaar) door het gerechtshof in behandeling genomen, maar werd toen aangehouden. Op die eerste zitting gaf hij over de gebeurtenissen destijds een vagere verklaring dan een jaar eerder op het politiebureau en dat was uiteraard de advocaten van beide verdachten niet ontgaan. Het lag voor de hand