kwaad mee bedoeld, want ik wil het graag iedereen naar de zin maken; het waren ook maar heel kleine dingetjes.’
Procureur-generaal mr. A. Korvinus: ‘U hebt ze nadat er aanmerking op was gemaakt wel uit de etalage verwijderd, maar niet uit uw voorraad. Waarom niet?’
Verdachte: ‘Ik dacht, dat het alleen maar een initiatief was van een actiegroep. Als ik had geweten dat het bij de wet verboden was had ik het natuurlijk wel gedaan.’
De als verdediger optredende mr. C. Veraart, wel aanvoelend dat dit ‘iedereen graag naar de zin maken’ het gerechtshof de indruk kon geven van een ‘met alle winden meewaaien’ voegde hier haastig aan toe: ‘De schoonvader van mijn cliënte heeft tijdens de bezetting een rol in het verzet vervuld.’ Wat één van de leden van het hof, mevrouw mr. A. Gerritsma, aanleiding gaf tot de opmerking: ‘Maar dat maakt het des te onbegrijpelijker, dat zij niet van de ware betekenis van het hakenkruis op de hoogte was.’
Op verzoek van de raadsman hoorde het gerechtshof twee getuige-deskundigen. Eerst de directeur van een bedrijf, dat kleding verhuurt ten behoeve van films over de Tweede Wereldoorlog, zoals De Aanslag en Het meisje met het rode haar. ‘Wij doen dit alleen als het volkomen verantwoord is; u kunt bij mij echt geen uitrusting krijgen om op een feestje een Obersturmbannführer te spelen,’ zei hij. ‘En wat dat hakenkruisembleem betreft: ik weet, dat er in Nederland ongeveer 10.000 mensen zijn, die alles verzamelen wat betrekking heeft op de Tweede Wereldoorlog. Er wordt volgens mij geen misbruik van gemaakt.’ Maar toen hem werd voorgehouden, dat de verdachte in haar winkel uiteraard niet aan de klanten vroeg wat zij met dat hakenkruis gingen doen antwoordde hij: ‘Nee, ik kan natuurlijk geen garantie geven voor de hele Nederlandse bevolking.’
De tweede getuige à décharge, een Neerlandicus, verklaarde een studie te hebben gemaakt van beïnvloedingstechnieken. Naar zijn bevindingen was het hakenkruis allerminst geschikt om mensen aan te zetten tot haat. ‘Het is een symbool dat een schok teweegbrengt,’ zei hij. ‘Wanneer ik adviseur zou zijn van een groepering die discriminatie tot doel heeft, zou ik het gebruik ontraden vanwege de negatieve effecten op de publieke opinie.’
De procureur-generaal was het in haar requisitoir in het geheel niet eens met de beslissing, die de Alkmaarse rechtbank in eerste instantie had genomen en zij vroeg het hof dan ook het vrijsprekend vonnis te vernietigen. Zij wees op een volgens haar soortgelijke zaak waarin