Zeer bewust, geïnstitutionaliseerd eigenlijk is het verschil in behandeling tussen officieren en ondergeschikten die als beklaagde voor de krijgsraden moeten verschijnen. Dat komt niet zozeer tot uiting in de straftoemeting, maar wel in de verbale bejegening. De kapitein, verdacht van rijden onder invloed, krijgt van de president te horen: ‘Tja, dit is een heel vervelende geschiedenis. Misschien kunt u ons (ja, u kunt wel gaan zitten, kapitein) wat meer inzicht geven hoe dat nu zo is gekomen. Heeft u wellicht een drankprobleem?’ Maar tegen een gewoon soldaat: ‘Niet zo best wat jij daar hebt uitgehaald, hè?
Nee, niet gaan zitten, staan blijven, ik ben nog niet klaar met je.’
Nog geheel in de aloude trant van: rangen en standen moeten er zijn. Wat dat betreft vormt het gebeuren bij de krijgsraden een getrouwe afspiegeling van het klasseonderscheid in de militaire wereld, ook als het niet gaat om berechting van strafbare feiten, maar om een ‘gezellig samenzijn’. Zoals ik eens treffend tot uitdrukking zag gebracht in de uitnodigingen voor een feest van de marine. Die waren gericht aan: officieren en hun dames, onderofficieren en hun echtgenotes, en manschappen en hun vrouwen.