Toch gebeurt het veel minder dan een jaar of tien geleden dat zulke kwetsbare getuigen de cel ingaan; rechters houden tegenwoordig wat meer rekening met de weinig benijdenswaardige positie waarin deze mensen verkeren. Niet dat de rechters wat luchtiger omspringen met het begrip meineed, maar zij kleden het verhoor zodanig in, dat de in het nauw zittende ondervraagde zo veel mogelijk kansen krijgt buiten de gevarenzone te blijven. Sommige strafkamerpresidenten zijn daar heel knap in.
Toen het in de jaren zestig - eindelijk - mogelijk werd om te kiezen tussen de eed en de belofte bestond er bij veel gelovige rechters de vrees, dat de getuige na dat zo aards klinkende ‘Dat beloof ik’, het allemaal wat minder serieus zouden nemen. Zij lieten niet na erop te wijzen dat die belofte wettelijke dezelfde betekenis had als de eed; die behoefte om dit zo nadrukkelijk tot uiting te brengen had vermoedelijk ook iets te maken met eigen gevoelens van onbehagen over deze ‘ontkerstening’. Een lid van de zittende magistratuur in Utrecht verklaarde in een interview altijd recht te spreken vanuit zijn christelijke levensovertuiging en met die belofte grote moeite te hebben. Zo'n uitgesproken tegenzin valt nu niet meer te constateren; wel is de rechter - als de getuige laat weten geen voorkeur te hebben - sterk geneigd om te zeggen, dat het dan maar de eed moet worden. Op grond van de eigen principes of gewoon uit traditie.
Tijdens een strafproces voor het gerechtshof in de hoofdstad onderbrak president mr. G.A. Walkate het verhoor van een getuige, die de belofte had afgelegd, door te zeggen: ‘Ik zie in het dossier, dat u in eerste instantie voor de rechtbank de eed heeft afgelegd. Wilt u dat nu alsnog ook doen? Anders staat het zo raar.’ En toen gebeurde er iets wat pas echt raar stond: met een gezicht van ‘als die meneer dat nou graag wil’ verklaarde de getuige opnieuw de waarheid te zullen spreken, maar nu met de steun van het opperwezen. Zeer verfrissend is, dat er soms getuigen voor het hekje komen die - al dan niet opzettelijk - het ritueel doorprikken. Voor de rechtbank in Den Haag stond iemand die het niets uitmaakte. ‘De eed of de belofte, ik wil het allebei wel doen,’ zei hij. Toen de president hem voorhield dat dit niet kon, antwoordde hij: ‘Dan beloof ik de waarheid te zeggen en zullen we maar hopen, dat God mij daarbij zal helpen.’ De rechters keken onthutst, maar toch niet zo geschokt als een aantal jaren geleden hun Amsterdamse collega's door het optreden van journalist Henk Hofland als getuige in een strafzaak. Ook hij had geen duidelijke