pers’ aandienden bij een van de verdachten, een Dordtse caféhouder, die er eerst niets voor voelde, maar tenslotte was gezwicht nadat de Duitsers 250.000 gulden hadden geboden als hij hen aan een halve kilo kon helpen.
‘Allemaal niets van waar,’ riep officier van justitie mr. F. Varekamp verontwaardigd. ‘Wij kennen de voorgeschiedenis precies en ik vertrouw erop, dat die door mijn Duitse collega's correct is medegedeeld. Maar over die geschiedenis wil ik om recherchetechnische redenen niets zeggen, ook niet aan de rechtbank.’
Dat de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie er weinig voor voelde in het openbaar te vertellen hoe de opsporing in deze zaak precies in zijn werk was gegaan is wel begrijpelijk, evenzeer dat de Duitse ‘undercover agents’ niet als getuigen voor de zitting waren opgeroepen. Maar hoe kan een rechtbank zich onder zulke omstandigheden een goed oordeel vormen over de al dan niet rechtmatigheid van het verkregen bewijs? Tegenover de nogal gedetailleerde beschuldigingen van de verdedigers stond een officier, die zich beperkte tot de opmerking: ‘Over deze zaak is in de pers al bijna lasterlijk geschreven en men hecht kennelijk geloof aan dit soort onzin. Wij zijn binnen alle grenzen van de rechtspraak gebleven.’
Waarom het onzin was wat er in de pers over de zaak was geschreven en waaruit zou kunnen blijken dat de rechtsregels niet waren geschonden, kreeg de rechtbank zoals gezegd niet te horen, maar dit college had natuurlijk best wat meer aan de weet kunnen komen door de officier van justitie daarover een toelichting te laten geven op een zitting achter gesloten deuren, of een nader onderzoek te gelasten door de rechter-commissaris. Dat laatste was ook hetgeen advocaat Doedens voorstelde; toen de door mr. J. Geertsema gepresideerde rechtbank hierop niet wilde ingaan, riep de raadsman woedend: ‘Deze zaak stinkt aan alle kanten en als u dan weigert te onderzoeken hoe het bewijs is verzameld dan neem ik dat niet!’
Het gebeurt niet zo vaak dat een verdediger, nog voor de uitspraak is gevallen, zo duidelijk aankondigt in hoger beroep te zullen gaan. Maar de emoties in dit proces waren al hoog opgelopen en als dan de rechters geen behoefte tonen aan het vinden van de waarheid ten aanzien van de toegepaste opsporingsmethode is zo'n uitbarsting van verontwaardiging wel begrijpelijk. Het maakt ook op het publiek niet zo'n sterke indruk als de lezing van de officier van justitie zonder meer als de juiste wordt aangenomen. Iedereen voelt toch met zijn klompen aan, dat het hele verhaal over die Duitse rechercheurs en