Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lof-dicht, Over 't beleghvan 's Hartoghen-bos. O Spaanschen Jupiter dijn Donder krenkt geen zegen, Dijn Blixem is ont schaakt met dynnen gulden Regen, En soo ghy Mars ghebiedt om dijn verloren scha Te halen wederom, men vraaghter gansch niet na, Ons Roem, o dwingelaant, is uyt den Haag vertogen, Met wackerder gesicht als Argus met veel ogen, Die nummer door Mercuir wert inden slaap gewieght, Maar den bedrieger self door vromigheyt bedriegnt, Ghy dachtet van te voor 't geen dy nu doet herdenken, Den Bos en kan hy niet, hy mach my elders krenken, Die tweemaal het gewelt sijn's Broeders heeft gestuyt, En sal in geender eeuw' den desen zijn te buyt: Genomen't zy alsoo, waar an heeft dit ontbroken, 't Heeft Gode niet belieft, daar meis dat vol-sproken, Mishaaghtet hem als noch, soo sal het zyn als dan, Maarlijk-wel siet ghy nu datmen die winnen kan, Niet door een houten Paart, als Troyen door de Greeken, Noch op syn Amazoons, of zierlyk Lancen breken, Maar soo het dy gelieft komt harwaarts uyt dyn Troon, Anschouw hoe m'heeft beset de Peirel van dyn Croon, Daar siet ghy' t koustigh werk waar me'hy die benart heest, Gods hant zy met den Prins, die hem 't beleyt en 't hart geeft. Stuer Recht. Vorige Volgende