Zinne-beelden, oft Adams appel(1642)–Jan van der Veen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 323] [p. 323] Bruydt-lofs-Liedt, Op de stemme: Ik wil van desen avont noch eens uyt vryen gaan, &c. 1. DEn Gulden Broeder vande bleke Iacht Goddin, Met syn ghevlamde stralen, Reyst nu na de Wester palen, Tot vernoegingh vande min. 2. Castor en Pollux die tyen op de Iacht, En Nox met swart betooghen, Siet met hondert duysent Ooghen, Daar soo mennigh Lief op acht. 3. Dus is de tijdt verloopen, de ruste loose tijdt, De tijdt die is verganghen, Haast sal enden u verlanghen, Ghy die nieuw ghebonden syt. 4. Wel op Hollandtsche Nimphen, wel op ghy poppe goet, Wel op ey spoet treden, Pooght met vlijt de Bruyt t'ontkleden, Als het ummers wesen moet. 5. Acht geen geveynsde traantjes, s'en schroomt toch voor geen Man, Neen Bruyt en wilt niet schooren, Al u moeyten is verloeren, Neen Jans kint ghy moetter an. 6. Nu lustigh rustigh Bruygom, waar staje na en wacht? Gaat troost u Catalijntje, Soetjes achter het Gardijntje, Daar me segh ik goeden nacht. Stuer Recht, Vorige Volgende