Die ridderlycke reyse van heer Lodewijck Vertimans van Bolonien
(1544)–Ludovico di Varthema– Auteursrechtvrij
[Folio 21v]
| |
[hi vlooch] vanden aenschijn des conincx [Saul, ende] leyt bi den berch Carmelum in [welcke N]abel carmelites voortijts ghe[woon]t heeft die van Caleps gheslachte [w]as. Als sinte Jheronimus seyt. Desen berch is seer vol boschagien vol doornboomen ende met ander onuruchtbaer boomen beset, ende vol ruychten daer die wilde dieren ende wilde gheyten door loopen, vol spelonken en hole gaten, en daer om ist een bequaem stede den voorvluchtighen, die hem seluen verborghen houden willen, ende is sorchlijck voor den ghenen die daer door reysen ende den wech niet wel en bekennen. |
|