Noch vanden Soudaen.
[GH]i sult weten dat die Soudaen wt [E]gipten mach brengen meer dan [xx.M. m]annen van wapenen vanden ghe[nen a]lleen die zijn goet doen hebben, ende [va]n Surien ende van Turckien, ende vanden [a]nderen lande meer dan .L.M. sonder die [g]hemeente vanden lande die sonder ghe[tal] is want dese eerste hebben altijt zijn goet doen, ende zijn tot hem ghehouden son[d]er die ammiralen diese regeren Ende een [y]eghelijc ridder heeft wel tot zijnder wedden oft tot zijnder hant .vi.M. floreynen [t]siaers, mer daer op moet die ridder .M. peerden houden ende eenen kemel. Die ammiralen zijn gheseten inde steden ende int [l]ant ende hebben dat volck te beleyden on[d]er hem, die een heefter .v.M. die ander [v]ier .M. die derde drie.M. ende noch sulck [ande]r vijf .M. die een meer die ander min. [Ende al]so veel goet doens oft wedden heeft een ammirael als alle die onder hem zijn te mael te gader, ende daer om al die Soudaen eenighen vroomen ridder vorderen wil, so maect hi hem een ammirael. Maer alst dier tijt is so zijn die ridderen die om soudie dienen seer arm, so dat si moeten haer peerden vercoopen ende haer wapen van noode.