| |
| |
| |
Hoofdstuk V Wij treffen de laatste voorbereidselen en begeven ons op weg.
ZOOALS afgesproken was, vertrok ik de volgende week bijtijds naar de plaats waar de machinefabriek gevestigd was. Ik zal niet stilstaan bij de onderhandelingen, die ik reeds met een zeker brio als volleerd zakenman, meende te kunnen voeren. De vervaardigde onderdeelen - en dat waren er heel wat - werden weer te voorschijn gebracht, en op de teekeningen teruggevonden. Het bleek dat Oom Eugène in een periode van tamelijken voorspoed met 't maken van de machine had laten aanvangen, maar dat er na eenigen tijd geldgebrek was ingetreden - althans de aanmaak was plotseling tot staan gekomen. Aangezien er reeds zulk een betrekkelijk groot gedeelte klaar was, wilde men 't mogelijke doen de machine in drie à vier maanden op te leveren, zoodat er eenige zekerheid bestond, dat wij na verloop van dien tijd ons plan zouden kunnen ten uitvoer brengen.
De fabrikanten meenden, dat de boormachine gebruikt moest worden voor een onderneming in Afrika, die 't winnen van ertsen beoogde - Oom Eugène had hun dit, geloof ik, verteld en ik liet hen in den waan. Toen ik te Rambouillet terugkeerde, was ik mij zeer goed bewust, dat thans de beslissende stap genomen en alles voor de reis in gereedheid gebracht moest worden.
‘De moeilijkheid,’ merkte Oom Georges op, gezeten achter zijn werktafel in de bibliotheek gedurende een van onze gesprekken, die thans altijd over 't zelfde thema liepen ‘de moeilijkheid is het vinden van geschikt reisgezelschap. In de eerste plaats hebben wij een ervaren mechanicien noodig, om reparaties te kunnen uitvoeren, dàn een soort machinist of techniker, die de machine kan behandelen en bedienen, tenslotte moeten wij aan ons verbinden iemand, die ervaring heeft van de streken in Afrika, waarheen de reis gaat, en dan ook nog eenige dragers en bedienden. Ik reken er op, dat wij dus met ons achten zullen zijn: wij beiden, de mechanicien en zijn helper, de jager zooals ik hem wil noemen, twee dragers en een kok, tegelijk bediende.’ ‘U vergist
| |
| |
zich, Vader!’ kwam een stem uit 't schemerdonker, ‘U zult met uw negenen zijn.’ ‘Heb ik dan niet goed opgeteld,’ vroeg Oom verwonderd en narekenend: ‘neen, wij zijn dan met ons achten.’ ‘Tòch niet, met negen zult u zijn, want u vergeet je lieftallige dochter.’
‘Ik zal er wel voor oppassen, die mede te nemen,’ riep Oom uit. Toen gebeurde er iets waarop de brave man niet voorbereid was. Elly wierp zich onstuimig om zijn hals, nam daarna zijn wederstrevend hoofd in de handen en zeide beslist: ‘Hoor eens vadertje, als ik niet mee mag, dan loop ik morgen weg en u ziet mij niet terug .... en ik doe het ook’, voegde zij er resoluut aan toe. Nu was Oom wel geen man om zich snel, door wie ook, te laten intimideeren, maar den beslisten wil van zijn dochter om mee te gaan, vond hij, geloof ik, eerder te waardeeren dan af te keuren en na lang over en weer praten stemde Oom toe: Elly mocht meegaan, indien zij zich in de komende maanden vlijtig oefende in allerlei nuttige dingen als: paardrijden, schieten, zwemmen en niet 't minst: wandelen. Ik was natuurlijk ten hoogste ingenomen met het plan en daar ook voor mij de noodige oefeningen in bovengenoemde takken van sport meer dan noodig schenen, spraken wij af ons zoo spoedig mogelijk dagelijks daarin te oefenen. Vooral van lange, ingespannen wandelingen over geaccidenteerd terrein stelde ik mij veel voor. Wij kwamen verder overeen, dat Oom door middel van een Aardrijkskundig genootschap te Parijs, waarvan hij eenigen der bestuursleden kende, zou trachten de hand te leggen op een ervaren reiziger, die de bewuste streek bezocht, in alle geval in dergelijke omgeving gereisd en geleefd had. Tevens wees ik mijn Oom op den heer Brisquet en zijn zoon Alfons, die wellicht met ons mede zouden willen gaan. Dit laatste vooral vond mijn Oom uitstekend, aangezien hij begreep, dat bij de behandeling van het subtiele kleinere werktuig de vervaardiger uitstekende diensten zou kunnen bewijzen, terwijl de zoon als ervaren bankwerker bij de behandeling van 't eigenlijke boortoestel zeer op zijn plaats zou wezen. Wat de dragers aangaat, wilde Oom liever wachten of hij uit Afrika niet een paar inboorlingen zou kunnen krijgen, die vroeger bij expedities gediend hadden; daartoe wilde hij zich eveneens wenden tot 't Bestuur van genoemd Genootschap. Een bediende, die koken kon en voor andere huishoudelijke bemoeiingen te gebruiken was, zou niet moeilijk in den omtrek van Rambouillet zijn op te sporen;
| |
| |
daar woonde immers een betrouwbaar en flink soort menschen, waaronder wel iemand zou voorkomen, die aan de gestelde eischen voldeed. Wat mijne persoonlijke aangelegenheden betreft, ik kwam met mijn voogd overeen, dat ik mijn studie voor ingenieur een jaar zou opschorten, ik was trouwens nog jong genoeg. Tevens zou ik eerst nog een week of wat naar Holland gaan om orde op mijn boeken en andere bezittingen te stellen en afscheid te nemen van de oude nicht en van mijne vrienden.
Het zooeven beschreven programma werd stipt uitgevoerd. Elly en ik namen rijles, zwommen geregeld, zoolang 't weer dat toeliet, oefenden ons in 't maken van lange, fantastische wandelingen, waarbij wij meestal begonnen met dwars over de muren van den boomgaard heen, den tuin op de ongemakkelijkste plaats te verlaten, juist daar, waar wij over een tamelijk breede sloot moesten springen, daarna gingen wij recht toe, recht aan, de velden door, waarbij 't ons goed te stade kwam, dat Elly overal in den omtrek bekend en bemind was, anders zouden de boeren en grondeigenaren ons reeds lang deze oefening onmogelijk gemaakt hebben.
Oom zelf, die een goed schutter was, oefende ons in 't schieten. Elly werd dan ook spoedig een uitstekende hanteerster van de revolver, terwijl ik mij meer op 't schieten met de buks toelegde. Bernard de huismeester gaf ons wat schermles, zoodat het er veel van had of wij oefenden ons een onbekenden vijand het hoofd te bieden.
Eind September 1910 ging ik weer naar Holland terug. In mijn gedachten aanmerkelijk veranderd, trof het mij dat nicht doodleuk zeide: ‘Zoo David, ben je daar? Heb je je voeten geveegd?’ Ze staarde mij niet aan, bewonderde niet eens de paar haartjes die ik onder den neus cultiveerde, maar na eenigen tijd kwam het er uit ‘dat ze mij niets veranderd vond, alleen een beetje magerder, wat wel zou komen van die onsolide Fransche kost.’ Ik deed geen moeite haar tot andere gedachten te brengen, maar wreekte mij door Lorre een tamelijk zacht ei in de kooi te geven, hetgeen een onbeschrijfelijken rommel teweeg bracht. Het zenuwachtige vrouwtje was wel een half uur ontdaan ervan en maakte Lorre een vreeselijk standje. Wat ze van mij dacht bleek niet, want toen ze daarover wilde beginnen kwamen twee vrienden binnen, om mij mee te nemen naar een avonduitvoering van mijn oude
| |
| |
tooneelclub. Ik was dien avond een middelpunt van belangstelling, verbeeldde mij althans dit te zijn, maar ik vond toch geen der meisjes zoo lief en flink als Elly.
Het verblijf in Holland werd door mij zoo veel bekort, als maar eenigszins kon, en daar nicht altijd 't gevoel had een tammen olifant in haar knusse kamertjes te herbergen, speet het haar geloof ik niet, toen ik op een goeden morgen mijn lippen op haar slappe bleeke wangen drukte en zij mij voorgoed uit de nabijheid van de geliefde Lorre wist.
In Rambouillet wachtte mij het nieuws, dat Oom er in geslaagd was iemand te vinden, die jaren in Afrika had doorgebracht en er veel gejaagd had. 't Was een Engelschman, die door zijn moeder nog eenigszins met Frankrijk verbonden bleek; zijn naam was Midwell en hij zou zich in Marseille bij ons voegen, zoodra wij daar zouden aankomen. Voorloopig bleef hij logeeren bij een vriend, terwijl hij ons een heele lijst deed toekomen van dingen, die wij in 't warme klimaat van Afrika zouden behoeven en waarvan wij, als leeken, moeilijk konden afweten. Ook was Oom er in geslaagd een bediende te huren: 't was een zekere Antoine, die reeds vroeger met zijn meester verre tochten gemaakt had en veel ophad met reizen en trekken, terwijl hij door zijn opgewekt humeur scheen uit te munten. De getuigenis, die wij ontvingen, was, dat Antoine zich nooit of te nimmer liet ter neder slaan, dat hij zoo goed kon koken als een Parijsche kok, behalve wanneer hij een standje gehad had: dan verliet hem deze kunst als door een tooverslag, maar overigens werkte de strenge reprimande niet op zijne stemming. Deze man had Oom reeds in dienst genomen en hij vervulde bij mijn aankomst dan ook de stille keuken met een hoogdravend gezang, waarin de avonturen van een jongen matroos werden beschreven. Eenige melodie was in 't gezang niet te ontdekken, ofschoon Antoine overtuigd was, dat hij zeer goed wijs kon houden. Tenslotte had men bericht van Brisquet en zoon, dat ze meegingen. Zooals ik later hoorde, moet Alfons zijn vader er feitelijk toe geprest hebben: zijn avontuurlijken zin had de verleiding van de verre reis niet kunnen weerstaan, en de vader was niet zoo goed geweest, of hij moest toestemmen.
Het tijdstip van vertrek naderde met rassche schreden. Er was vast- | |
| |
gesteld, dat wij den 15en November te Marseille aan boord zouden gaan. Oom Georges, die nu veel actiever was en 't kloeke besluit genomen had, zijn geliefd onderzoek naar den uitvinder der boekdrukkunst een jaartje te laten rusten, was naar Marseille gereisd en er daar in geslaagd een niet te groote, doch stevige stoomboot te huren op de voorwaarde, dat deze ons zou brengen naar een punt op de kust van Afrika, door Oom Georges aan te wijzen. De prijs hing af van den duur van onze reis, maar was, naar mijn Oom mij in vertrouwen mededeelde, hem zeer meegevallen. De Engelschman zou dan den 14en November zich bij ons voegen, Brisquet en zijn zoon Alfons kwamen reeds wat eerder; een vluchtig bezoek te Parijs had mij overtuigd, dat 't toestelletje, waarvan zooveel van ons welslagen zou afhangen, goed vorderde en reeds vóór den genoemden datum kant en klaar zou zijn. Aan het eigenlijke boortoestel werd eveneens met bevredigende snelheid gewerkt, de speciale kisten voor de verpakking waren ook reeds besteld, zoodat alles er op wees, dat wij den 15en goed geëquipeerd zouden uitvaren. Oom had een paar dagen er aan besteed met Antoine inkoopen te doen te Parijs. Kisten met verduurzaamde levensmiddelen, bussen met melk en nog veel meer kwamen weldra naar Rambouillet toe. Overigens handelde mijn Oom geheel naar de aanwijzingen van den heer Midwell, die nauwkeurig had opgegeven wat wij moesten meenemen. Natuurlijk was er daarbij op gerekend, dat wij ons door de jacht een gedeelte van het noodige voedsel zouden moeten verschaffen. Ook onze uitrusting, wat kleederen aangaat, was precies vastgesteld: ik herinner mij nog hoe ik de eerste maal mijn reizigerstenue aanpaste en daarmee trotsch naar beneden stapte. De tropenhelm bedekte gelukkig het grootste deel van mijn, nog jongensachtig, gelaat. Toen ik mijzelf voor een der groote spiegels stond te bewonderen, naderde van den anderen kant een slanke jongeling, die er bijna even zoo uitzag, als ik zelf. Ik was hoogst verrast in deze verschijning mijn vriendinnetje Elly te herkennen. Mijn Oom was met die transformatie tevreden: ‘Nu zullen wij tenminste niet te veel last van je hebben,’ bromde hij.
Het is onnoodig hier lang bij al die voorbereidingen stil te staan, ieder kan zich wel voorstellen, hoe wij de laatste week in spanning en als in een roes doorbrachten, hoe onze gesprekken steeds om hetzelfde punt heen draaiden en hoe verheugd wij waren, toen de bewuste
| |
| |
datum eindelijk dichtbij was. Ik had met Elly nog eenmaal een bezoek gebracht aan de onderaardsche kamer van Bidoux, wij hadden alles nog eens nauwkeurig opgenomen, doch niets gevonden, dat de moeite van een direct meenemen, loonde. Toen ik dan ook na dit bezoek den muur dichtte, had ik het gevoel, dat 't eenigen tijd zou duren, alvorens wederom een onbescheiden oog dit heimelijke vertrek sou doorspieden.
Oom Georges maakte zich in deze periode nog nuttig door een copie te vervaardigen van de kaart van Bidoux. Stevig op linnen geplakt, zou deze imitatie beter bestand blijken tegen de moeilijkheden van de reis, dan het brosse origineel. De aanteekeningen van Oom Eugène, mitsgaders de aanwijzingen van Bidoux werden tevens geordend en in een soort lijst verwerkt, zoodat wij met een enkelen oogopslag hunne raadgevingen zouden kunnen nagaan. Natuurlijk gingen de authentieke stukken mede, goed in een blikken doos verpakt - een andere copie werd thuis gelaten in een der geheime kastjes.
Al deze voorzorgen leken ons noodzakelijk, alsmede het losmaken van een aanzienlijke som gelds, waarbij de opbrengst van den verkoop der, in de kamer van Bidoux gevonden, diamanten een hoofdrol speelde.
Den 5en November hoorden wij zware stappen en de verbaasde Bernard leidde Alfons binnen, gevolgd door zijn vader. De zoon torste een groot pak, de vader een paar handtasschen. Later begreep ik dat Alfons de mooiste exemplaren van zijn geliefde bibliotheek had meege- | |
| |
nomen. Het kostte eenige moeite hem te overtuigen, dat wij in Afrika geen behoefte zouden hebben aan een uitvoerige reisbeschrijving van een poolreis, terwijl de atlassen te veel verouderd waren om nog ergens voor te kunnen dienen. Het bleek spoedig, dat Alfons en Antoine goed met elkaar overweg konden, al liepen hun naturen ver uiteen. Vooral het melodie-looze gehang van Antoine scheen Alfons zéér te boeien, althans hij kon er tijden naar luisteren - misschien ook dat de eentonige klanken zijn fantasie meenamen naar onbekende landen en zeeën. Wat ons betreft, wij zagen die nieuwe vriendschap met genoegen, terwijl Brisquet 't te druk had met 't zorgvuldig verpakken van het door hem vervaardigde werktuig, dat inderdaad er schitterend uitzag, maar waarvan elk onderdeel met verbazende voorzorg door den vervaardiger werd ingevet, genummerd en omwikkeld. De groote kisten met de boormachine zouden naar Marseille worden doorgezonden, onder geleide van een ingenieur van de fabriek om daar in 't schip te worden geladen. Oom Georges had zich reeds begin November kunnen overtuigen, dat alles in orde was en zoover hij kon nagaan, functioneerde de machine uitstekend. Het bezwaar, dat Brisquet en zijn zoon haar niet in werking hadden gezien, en er dus vreemd tegenover stonden, werd opgeheven door hen gezamenlijk naar de fabriek te zenden, waar ze al spoedig met de bediening vertrouwd raakten.
Oom en ik waren overeengekomen onze deelgenooten aan den tocht voorloopig in den waan te brengen, dat het ging om het exploiteeren van een zeldzaam erts, indertijd door Oom Eugène ontdekt. Zoodra wij den tocht op 't vasteland van Afrika zouden hebben aangevangen, konden wij onze reisgezellen dan nog altijd van de waarheid op de hoogte brengen. Hierbij gingen wij uit van de veronderstelling, dat het allen mannen waren, van wie het te verwachten zou zijn, dat ze later het stilzwijgen zouden bewaren.
Oom Georges nam zijn laatste voorzorgen. 't Huis werd aan de goede zorgen van Bernard en zijn vrouw toevertrouwd. De bibliotheek met de waardevolle boeken werd nog eens extra voorzien, een waakhond werd aangeschaft en zoo hoopten wij erop te kunnen vertrouwen, dat wij na onze afwezigheid 't huis wel weer in denzelfden staat zouden wedervinden, als waarin wij 't hadden verlaten.
Eindelijk was het de 12e November. Een afscheid van alle bekende
| |
| |
plekjes, een laatste rondgang door 't huis, vele handdrukken en daar zaten wij in den sneltrein, die ons naar Marseille zou voeren: zes reisgenooten, zoo verschillend in uiterlijk en stand, maar allen verlangend het nieuwe te aanschouwen, waarop hun aandacht reeds zoo intens gevestigd was geweest.
|
|