| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk.
Waarin m'nheer Vliegenthert er toe overgaat 'n lucht-advertentie te plaatsen en brigadier Kwadraat er achter komt welke kleur de monoplaan heeft.
M'nheer Vliegenthert keek brigadier Kwadraat met de uiterste verbazing aan toen deze hem met zoo'n leelijk gezicht en met zoo'n geweldige klemtoon vroeg: ‘Wàt-is-dàt-vòòr-èèn-jàs?!’
Vooreerst was 't m'nheer Vliegenthert op dat moment heel niet duidelijk over welke jas brigadier Kwadraat 't eigenlijk had, ten tweede was hij niet gewend zóó aangesproken te worden en ten derde had ie maling aan die jas en aan alle andere jassen. Hij werd er kregel van.
‘Wat drommel,’ zei m'nheer Vliegenthert, ‘wat kan mij die jas schelen.... en.... e.... wat verbeeld jij je wel, zeg? Je ben hier op mijn dak, versta je....’
‘M'nheer.... neem me niet kwalijk.... u moet er niet boos om worden, maar ik heb Spits aan die jas laten ruiken....’
‘Nou.... dat moet jij weten.... Wat gaat mij dat aan.... Voor mijn part laat je die hond ruiken aan 'n biefstuk.’
| |
| |
‘Maar m'nheer.... begrijpt u dan niet, dat 't wel en wee van uw vlieger van dat ruiken afhangt.... 't Moest 'n vliegjas van u zijn.... 'n jas die u altijd in de monoplaan aan hebt.... En nu verbeeld ik me, maar ik hoop dat ik 't mis heb....
dat ik die hond heb laten ruiken aan inspecteur Punt z'n eigen jas.’
‘Oooooo!!!!!’ kwam m'nheer Vliegenthert.... ‘Ah zoooóóó!!!!.... Hm.... hm.... Sjonge sjonge, sjonge.... is 't in die tijd.... Ik begin ook te gelooven dat 't die m'nheer z'n eigen jas
| |
| |
was.... Ik had hem hier op 't dak gevonden en meegenomen naar beneden in de verbeelding dat ie van mij was.... Ik ben wel eens meer zoo'n beetje....’
‘Verstrooid....’ vulde brigadier Kwadraat aan.
‘Verstrooid is eigenlijk 't woord niet.... 't is eigenlijk meer 'n aangeboren onachtzaamheid.... maar toch.... ik geloof nu werkelijk dat ik die jas nog in de hand had, toen u beneden kwam....’
‘Dat had u ook’ bevestigde brigadier Kwadraat.
‘Maar we kunnen 't dadelijk gaan zien.... Als inspecteur Punt z'n eigen jas aan heeft.... dan moet de mijne beneden nog aan de kapstok hangen. Ik zal even gaan zien....’
‘Och, och... wat 'n ramp!’ zuchtte brigadier Kwadraat, toen ie alleen was. ‘Wat 'n ramp, wat 'n ramp!.... Nou heeft die arme Spits lucht genomen aan de eigen jas van den inspecteur.... en daar zit 't stomme dier vlak achter.... Nou blijft ie natuurlijk de heele dag an 't keffen welke kant de vlieger ook opgaat.... Och, och.... en ik krijg de schuld....’
M'nheer Vliegenthert kwam terug.
‘Tja’ zei hij.... ‘m'n jas hangt aan de kapstok.... 't Is 'n stomme vergissing van me..... En nou helpt natuurlijk die tocht van den inspecteur geen steek, hè?’
‘Nee.... geen sikkepit’ bromde brigadier Kwadraat.... ‘Zóó stom.... o neem u me niet kwalijk, maar ik ben er heelemaal van ontdaan’.... ‘Ga gerust je gang’, zei m'nheer Vliegenthert vriendelijk.... ‘'t Was stom van me.... Maar
| |
| |
wat moeten we nu doen om de aeroplaan terug te krijgen? Weet jij iets?’
‘M'nheer.... 't beste is afwachten.... Misschien merkt de inspecteur wel iets, want de hond ruikt nu overal 't spoor, waar de vlieger ook heen gaat.... en dát kan toch niet....’
Brigadier Kwadraat schudde 't hoofd herhaalde malen. Zooiets was nog nooit gebeurd, zoolang Spits bij de politie was. En daarom zei hij nog eens met 'n heel diepe zucht:
‘'t Is een ramp.... En 't kan me mijn betrekking kosten.’
‘Dat zal niet gebeuren brigadier..... U hebt geen schuld.... Ik neem alles op mij.... Maar help me onthouden, als 't zoover is.... Anders vergeet ik 't toch weer’.
‘Dan zal ik nu maar naar 't bureau gaan.... en wachten tot ik iets hoor.... en-e.... zeg u er asjeblieft tegen geen mensch wat van..... Dan doe ik op 't bureau maar of alles in orde is’.....
‘Ik beloof 't je brigadier.... Ik kik er geen woord van’.
‘En als ik iets hoor, vlieg ik wel even bij u aan.’
‘Heel goed brigadier.’
‘Morge m'nheer.’
‘Dag brigadier.’
Brigadier Kwadraat stapte in z'n aeroplaan en vloog weg naar de stad. M'nheer Vliegenhert zag' m'n oogenblik later neerdalen op 't uitgestrekte dak van 't politiebureau.
‘Daar heb ik weer wat moois uitgehaald’ dacht hij.... ‘'t is werkelijk dom van me.... Maar hoe krijg ik m'n aeroplaan terug?’
| |
| |
Hij ging in de stoel zitten, waarin ook inspecteur Punt had zitten nadenken en verzonk evenals deze in diep gepeins. Dat duurde minuten, 'n kwartier, maar toen prevelde m'nheer Vliegenthert: ‘Dat moest ik maar doen.... dat zal 't beste wel zijn....’
Hij ging aan de telefoon: ‘Hallo.... spreek ik met 't Algemeen-Advertentie-Bureau?.... Is u de chef zelf?.... Niet?.... Ga 'm dan roepen.... M'nheer Vliegenthert.... Ja.... Hé wat duurt dat weer lang.... Hallo.... is u daar?.... O, ik wou even vragen: wat kost een luchtadvertentie?.... Hé?.... Vijf gulden per regel?.... Da's duur hoor.... O, zijn 't dan allemaal hoofdletters.... Nou, dat hoeft niet..... Wat zegt u?.... Wil u iemand sturen met 't tarief? Heel goed.... maar dan gauw asjeblieft want ik moet nog naar 't kantoor.... Goed.... Dag m'nheer....’
Hij ging weer zitten wachten. Daar ging 'n heele tijd mee heen. Maar eindelijk kwam er toch iemand van 't Algemeen-Advertentie-Bureau aangevlogen. Dat leek 'n deftig heer, die bediende, en dat was geen wonder, want 't Algemeen-Advertentie-Bureau was 'n wereldfirma, die over de heele aarde haar filialen had, en de zaken die deze maatschappij deed waren reusachtig. De firma had namelijk in alle beschaafde landen de wolken gepacht en bezat 't uitsluitend recht daarop advertenties te plaatsen. De kunst om op de wolken te adverteeren was in 't jaar 2010 al betrekkelijk oud, want ze was reeds in 1910 uitgevonden door Larsen te Kopenhagen. Dezen Deen was 't gelukt enkele letters en eenvoudige fi- | |
| |
guren op de wolken te projecteeren - natuurlijk als 't donker was. De machine waar ie dit mee deed, was 'n soort kinematograaf voor groote afstanden. Natuurlijk waren deze eerste proeven nog maar niet dadelijk geschikt om voor practisch gebruik te kunnen dienen. Maar langzamerhand was 't systeem verbeterd en eindelijk was men zoover gevorderd, dat met 't grootste gemak 'n duidelijk leesbare advertentie in vurige letters op de wolken te voorschijn gebracht kon worden. In landen met veel wolken, dus in heel West- en Noord-Europa, waren ondernemende lui dadelijk klaar om van de nieuwe uitvinding partij te trekken. Tot groote verbazing van de menschen, vooral op 't land, want je kon zoo'n luchtadvertentie uren ver in 't rond lezen, stond op 'n donkere avond met groote letters ‘Sunlight-zeep’ aan de hemel. Vijf minuten bleef 't woord staan. Toen werd 't weer donker daarboven, maar 'n oogenblik later lazen de kijkers op dezelfde plek: ‘Wascht alles.’ Dat vond gauw navolging en al spoedig stond 's avonds de hemel aan alle kanten vol. Soms kwamen de advertenties over elkaar heen te staan en dan kon geen mensch er 'n woord meer van lezen. Dat gebeurde vooral, als er maar 'n paar wolken in de lucht zweefden. Iedereen beschouwde de wolken als z'n eigendom, want ze waren tot nog toe van niemand. Toen kwam er echter 'n slimme kop op de gedachte alle wolken te pachten. Hij vroeg in alle landen concessie, die hem dan ook voor grof geld gegeven werd. Nu richtte hij 't Algemeene-Advertentie-Bureau op en deze maatschappij had nu voortaan
| |
| |
alleen 't recht op de wolken te adverteeren en de verschillende landen ontvingen daarvoor 'n aardig sommetje. Natuurlijk werd er gemopperd door de groote firma's die tot nog toe voor niemendal de wolken in beslag genomen hadden, maar over 't algemeen waren de menschen erg tevreden met de nieuwe toestand. 't Geld dat de Algemeene betaalde voor de wolken kwam in de schatkist en de inwoners behoefden alweer zooveel minder belasting
te betalen. Bovendien stonden er nooit meer onleesbare advertenties in de lucht.
‘Heb ik 't genoegen m'nheer Vliegenthert te zien?
| |
| |
Ik ben agent van 't Algemeen-Advertentie-Bureau.’
‘Gaat u zitten, m'nheer,’ zei m'nheer Vliegenthert.
De agent maakte 'n buiging, maar aangezien er geen stoel in de buurt was, wat m'nheer Vliegenthert zeker weer niet in de gaten had, bleef hij maar staan en vroeg: ‘Zoudt u zoo goed willen zijn op te geven wat u geannonceerd wenscht en er even bij te zeggen hoeveel wolken u bedrukt wil hebben, dan is de zaak in 'n ommezien in orde. Ik heb niet veel tijd ziet u..... 't is druk verbazend druk.’
‘Druk?.... Druk....’ zei m'n heer Vliegenthert. ‘Ik heb 't ook druk.... ik heb nooit tijd.... van me leven niet....’
‘Zooveel te beter,’ antwoordde de advertentieman.... ‘Dan kunnen we opschieten.’ Hij stond met 'n bloknoot en 'n vulpen klaar en keek m'nheer Vliegenthert afwachtend aan. Maar deze was nog niet zoo gauw klaar.
‘Ziet u m'nheer.... ik heb gisterenavond m'n aeroplaan op 't dak laten staan....’
‘Kan de beste overkomen,’ zei de advertentieman.... ‘M'n grootvader liet altijd z'n paraplu ergens staan....’
‘Paraplu.... Ik zou denken dat 'n aeroplaan toch wat anders is dan 'n paraplu.’
‘Natuurlijk, natuurlijk.... 'n aeroplaan is geen paraplu.... Maar mag ik u nu even herinneren aan de advertentie? U treft het verbazend.... Onze weerkundigen hebben voor van avond en morgenavond zware bewolking voorspeld met kans op regenbuien....’
| |
| |
‘Ik wou juist 'n advertentie over die aeroplaan geplaatst hebben....’
‘Ah.... maar dan mag ik u wel opmerkzaam maken, dat 't weinig zal uithalen als u alleen op Nederlandsche wolken adverteert.’
De advertentieman floot zachtjes 'n deuntje, toen hij dit gezegd had. Hij begon te snappen, dat er misschien 'n reuzenadvertentie uit groeien kon, en daarna ging hij weer voort:
‘Dus uw aeroplaan is weg.... Dan heb u volkomen gelijk.... 'n annonce in de voornaamste buitenlandsche wolken geeft u de meeste kans uw aeroplaan terug te krijgen.... Laat me eens zien....’
Hij haalde de weêrlijst uit z'n zak, opgemaakt door de weerkundigen van het Algemeene-Advertentie-Bureau. De agenten der maatschappij hadden deze dagelijks verschijnende weerberichten steeds bij zich, om hun klanten voor te lichten.
‘Engeland, Schotland, zware bewolking.... Nederland dito.... België en Noord-Frankrijk, dito dito.... Duitschland lichte bewolking.... U boft hoor, 'n zeldzame partij wolken voorhanden.... Dat gebeurt niet dikwijls m'nheer Vliegenthert, dat er over zoo'n groote uitgestrektheid 'n donkere deken ligt.... 't Is in een woord prachtig.... precies als of u 't besteld had.... 't Is 'n bof! U wil zeker uw advertentie plaatsen in alle wolken der naburige landen, de grootst mogelijke publiciteit is in uw geval gewenscht.... Natuurlijk.... en.... in de wereldtaal.... of verlangt m'nheer de advertentie in de verschillende
| |
| |
landstalen?.... Ik zou u aanraden wereldtaal, met 't oog op de vreemdelingen....’
‘Hm, ja’,.... zei m'nheer Vliegenthert,.... ‘ik-e....’
‘O, laat u dat maar aan ons over.... Wat dunkt u van zooiets:
GESTOLEN. Monoplaan met slaande vleugels. VIJFHONDERD GULDEN BELOONING
voor ieder die aanwijzingen geeft waardoor de eigenaar z'n aeroplaan terugkrijgt.
Vliegenthert,
Den Haag.
‘Geen kwaad idee’,.... zei m'nheer Vliegenthert, ‘en gedrukt in de wereldtaal. Maar u moet de annonce zóó veranderen, dat er duidelijk instaat dat de vijfhonderd gulden belooning uitgeloofd wordt slechts aan diegene, die zulke aanwijzingen geeft, dat we de dief te pakken krijgen.’
‘Heel goed m'nheer.... en dus op alle wolken?’
Juist toen m'nheer Vliegenthert antwoorden wou kwam brigadier Kwadraat in z'n politievlieger terug en streek op 't dak neer. De brigadier stapte uit, salueerde en viel meteen met de deur in huis:
‘M'nheer bericht van uw aeroplaan.’
‘Gelukkig!’ riep m'nheer Vliegenthert. Maar de advertentieman prevelde zooiets van: ‘da's jammer’.
‘We hebben van morgen dadelijk getelefoneerd aan alle politiebureaux in Nederland, ging brigadier Kwadraat voort, en nu kregen we uit Nijmegen ant- | |
| |
woord, dat 'n luchtwachter daar gisteren avond omstreeks 11.50 'n roode aeroplaan gesignaleerd heeft, die verdachte bewegingen maakte en in de wolken verdween.... Dat is waarschijnlijk de uwe geweest.’
Waarachtig was ie dat,’ schreeuwde m'nheer Vliegenthert opgewonden.
‘Waarschijnlijk was 't 'n andere,’ zei de advertentieman droog.
‘Wat weet u daarvan!... en hoe weet u dat? riepen m'nheer Vliegenthert en de brigadier te gelijk.
‘Wel heel eenvoudig, omdat m'nheer Vliegenthert z'n aeroplaan niet rood is maar cacaobruin....’
‘Ca-cao-bruin?’ gaapte m'nheer Vliegenthert... ‘Is mijn aeroplaan cacao-bruin?’....
‘Toevallig heb ik m'nheer gisteren morgen zien uitvliegen met z'n monoplaan.... slaande vleugels.... chocolade-kleur.... Ik kan er wel 'n eed op doen.’
‘Maar m'nheer!’ riep brigadier Kwadraat uit, ‘u doet niets dan verkeerde opgaven verstrekken aan de politie.... U zegt tegen inspecteur Punt dat uw vlieger wijnrood is.... en u laat Spits ruiken aan de verkeerde vliegjas.... en-e....’
‘Neem me niet kwalijk! stoof m'nheer Vliegenthert op. Ik heb die hond niet laten ruiken....’
‘'t Was toch door uw toedoen.... Nu schijnt de Streep ook nog gelijk gehad te hebben dat ie cacaokleurig was.... en die arme kerel heeft er 'n uitbrander over gehad en ik heb hem naar de dokter gestuurd om z'n oogen te laten onderzoeken.’
‘'t Spijt me.... 't spijt me....’ zei m'nheer
| |
| |
Vliegenthert geheel uit 't veld geslagen.... 't Is best mogelijk, dat mijn aeroplaan chocolakleurig is.... Om je de waarheid te zeggen, heb ik nog niet zoo nauwkeurig op de kleur gelet.... Ik dacht dat 't wijnrood was....’
'k Weet 't sekuur bevestigde de man van 't advertentiebureau. Toevallig merkte ik op dat uw jas precies dezelfde kleur had.’
‘Verbeeld je,’ mompelde brigadier Kwadraat, inspecteur Punt z'n jas is groen.... 't Verschil is nog al merkbaar... en die hield u ook al voor de uwe.’
‘'t Spijt me erg... 't Spijt me verschrikkelijk...’ herhaalde m'nheer Vliegenthert... Maar ik kan er niemendal aan doen... 't overkomt me zoo dikwijls...’
‘Dus m'nheer,’ zei de advertentieman... 'n Flinke advertentie op de voornaamste wolken van West-Europa... Driemaal plaatsen zeker? Ziet u - dat is goedkoop... wordt maar tweemaal berekend.
‘Ja, ja, zuchtte m'nheer Vliegenthert, gaat u je gang maar...
‘In orde m'nheer... Dag heeren...’
De advertenteman besteeg z'n vlieger met 'n vroolijk gezicht. Hij had 'n vette bestelling opgedaan... M'nheer Vliegenthert, van de firma Vliegenthert & Co. was er goed voor. De agent z'n dag was al goed.
‘Rrrrrrrt’, snorde z'n schroefvleugels en weg was ie.
‘M'nheer, zei brigadier Kwadraat na 'n poosje, die man sprak van 'n flinke advertentie op de voor- | |
| |
naamste wolken van West-Europa... Dat staat zeker in verband met de diefstal!’
‘Welzeker brigadier... dat is ook zoo... zou je niet denken, dat 't helpen kan?’
‘'t Kan geen kwaad... maar ziet u volgens mijn opinie hoeft ie in Engeland en in ons eigen land niet te adverteeren. Ik geloof zeker dat die aeroplaan, die vannacht gesignaleerd is boven Nijmegen de uwe was... Dat die luchtwachter de kleur niet goed opgenomen heeft is wel zeker... Die vergissingen komen in de haast meer voor... En als ie 't is... dan is ie Duitschland in. Voorloopig was 'n advertentie daar in de buurt voldoende dunkt me.’
‘Hm... ja... 'k zal hem telefoneeren, dat ie voorloopig alleen in Duitschland en Zwitserland de annonce plaatst...’
‘Zwitserland is anders ook niet noodig... Maar kwaad kan 't in geen geval...’
‘Permiteer me,’ zei m'nheer Vliegenthert. ‘Eén oogenblik.’
Hij ging naar de telefoon: ‘Hallo.. Spreek ik met 't Algemeen-Advertentie-Bureau? O... die luchtadvertentie behoeft voorloopig alleen maar in Duitschland en Zwitserland geplaatst te worden.... Wat zegt u?... In Duitschland geen wolken... en uw agent zei toch... O... weinig wolken... Nu dan zet u 't dáárop... 't zou al heel toevallig wezen, als ze nu net al de wolken voor mijn neus weggeveegd hadden.... Dag m'nheer....’
‘Ziezoo brigadier, dat is in orde. 't Zal me toch
| |
| |
nog geld genoeg kosten om die vlieger weer in m'n bezit te krijgen.... Doch dat is niemendal. Al kost 't me tweemaal zooveel als de aeroplaan, dan wil ik 'm toch terug hebben.... 'k Had plezier in dat vliegertje.... En dan wil ik die dieven
gestraft hebben.... 't Is 'n schandaal, dat je in 't jaar 2010 nog niet eens even je vlieger op 't dak kan laten staan of.... rrrrt.... ze hebben 'm al te pakken.’
‘Alle hoop is nog niet verloren,’ troostte brigadier Kwadraat.... Wanneer we vanmorgen Spits
| |
| |
lucht hadden gegeven aan uw jas, dan had u waarschijnlijk van avond uw aeroplaan weer terug.... Enfin.... m'nheer.... de telefoon alweer.’
‘'t Houd niet op van morgen,’ gromde m'nheer Vliegenthert.
‘Hallo.... Wat? Brigadier Kwadraat.... Ja die is hier.... Brigadier 't is voor u.’
Brigadier Kwadraat ging naar de telefoon....
‘Hier brigadier Kwadraat.... Ja.... ja.... ja.... ja.... in orde.’ Bom, daar hing de spreekhoorn alweer. De brigadier ging terug naar m'nheer Vliegenthert en zei met 'n half lachend, half mistroostig gezicht:
‘Net zoo als ik dacht m'nheer.... Inspecteur Punt telefoneert uit Nordhausen, dat ie 't spoor bijster is. Spits slaat niet meer aan. Waarschijnlijk heeft ie z'n jas uitgetrokken.... Nu ik ben maar blij, dat 't zoo loopt. Ik moet direct naar Nordhausen.... Hij wacht me in 't Automatisch hotel daar.... Doe u me 'n genoegen en geef me uw vliegjas mee....
‘Best, zei m'nheer Vliegenthert.... m'n vliegjas gaat mee.... maar ik trek 'm aan....
‘O.... wil u zelf òòk mee.’
‘Ja.... Heb u 'n plaatsje voor me in uw vlieger?’
‘Met genoegen, m'nheer.... Dan gaan we maar dadelijk.’
|
|