Beschryvinge van de Kaap der Goede Hoope. Deel II
(1973)–François Valentijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||
Beschryvinge van de Kaap der Goede Hoope
| |||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||
Vierde hoofdstuk (Vervolg)Landtogt van den Landdrost Starrenburg in 't jaar 1705
Men heeft ook al zedert 1670, en bevorens, togten door de hier Land-kundige Sergeanten Kruidhofs en Cruze tot aan de Mosselbaay, en tot in St. Heleensbaay, laten doen.Ga naar voetnoot1. Ook heeft in de later tyden, onder de Heer Willem Adriaan van der Stel, de Corporaal Samuël PaskeGa naar voetnoot2. een tocht, in de 80 mylen verre, met 8 á 10 Soldaaten, en met 50 Hottentots Landwaard in, na de zwarte rivier gedaan, om voornamelyk na weggeloopen Slaven te zoeken, waar van zy'er ook 4 bekomen hebben. Zy waren 6 weken uit, vonden daar over al een Compagnies post, een Compagnies Huys, en Compagnies PanGa naar voetnoot3., en noodig gereedschap om hunne spyze in te koken. Zy trokken over de schoonste bloem-velden, die men zich verbeelden kan, en quamen eyndelyk by een zwaar moeras, dat zich tot de zwarte rivier, die al vry groot is, uytstrekte, zy konden niet verder komen, en hadden op dien tocht geen wild gedierte, dan alleen drie groote Leeuwen, die hen ontweken, ontmoet, en verder geen andere ontdekking van belang gedaan. Deze zelve borst heeft hier nog een togt na de 24 rivieren (dat alle spruyten zyn die zich tot een verzamelen) gedaan, nemende zynen weg over Stellenbosch en Drakesteyn, tot 't eynde der posten van de Fransche vrylieden, die zich nog wel 2 dagreyzen verder, dan Draakestein, of wel 38 mylen van het Fort, uytstrekken, alwaar Cornelis Botma,Ga naar voetnoot4. een plaats by de laatste post heeft; dog daar zyn geen posten meer van de Ed. Compagnie. Aan 't uyterste van deze posten der Fransche Vrylieden vond hy onder aan | |||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||
Chapter four (Continued)Journey of Landdrost Starrenburg in the year 1705
Since 1670, and also before that date, journeys were made by the Serjeants Kruidhofs and Cruse, persons well acquainted with the country here, to the Mossel Bay and to St. Heleens Bay.1 Also in recent years, under Heer Willem Adriaan van der Stel, Corporal Samuel Paske2 made an inland journey of 80 miles with 8 or 10 soldiers and 50 Hottentots, to the Zwarte River, chiefly to search for runaway slaves, of whom he caught 4. They were away for 6 weeks, finding everywhere a Company's Post, a Company's House, a Company's Salt Pan,3 and the necessary utensils for cooking their food. They passed the most beautiful fields of flowers imaginable, at last reaching a deep marsh which extended to the Zwarte River, a pretty large stream. Here they could go no further. They met with no wild animals on their journey, except for three large lions, which got out of their way, nor made any discovery of importance. This same lad also made a journey to the 24 Rivers (which are all brooks that join together), making his way by Stellenbosch and Draakesteyn and as far as the end of the farms of the French Freemen, which extend fully 2 days' journey beyond Draakesteyn, or fully 38 miles from the Fort, where Cornelis Botma4 has a place near the last of them, though there are no more of the Company's posts there. At the outermost of them he found, | |||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||
den laatsten berg, dien hy overtrok, een zeer heete bron,Ga naar voetnoot5. waar van wy bevorens al gesproken hebben, en die zoo heet is, dat men'er een Ey gaar in koken kan. 1702.Ga naar voetnoot6. In Maart hebben 45 Kaapze vrylieden, buyten kennis der Regeering, op een tocht landwaard in na de groote Caboequas (Hottentots van een kloeke statuur, als de Madagascaaren) geweest, zy trokken met 4 Wagens, en 32 trekossen, beladen met Koopmanschappen van Tabak, Dacha (een zoort van Hennip, die de Hottentots zeer geerne rooken) Kopre en Glaze Koraalen, Hazagaayen, Pylen, Yzer, Ajuyntjes, Kopere en Yzere Armringen, over de Kloof van Hottentots Holland. Sy waren eerst, en zoo vervolgens, by de Hoezequaas, Hessequaas, Gauris, Attaquaas, Gantauwers, de Ammiaquaas, Moetjezons, Horizons, kleene Kaffers, en eyndelyk by de Caboequaas, zynde alle byzondre Hottentotze volkeren, gekomen.Ga naar voetnoot7. Zy hadden Capiteyn Snel, om hen den weg na die Caffers te wyzen, en voor Tolk te dienen, mede genomen, alzoo de Kaapze Hottentots dezen weg, en de spraak dezer volkeren, niet kenden. Deze Borgers, dit zoo in der stilte ondernomen hebbende, hadden malkanderen beloofd, dat zy malkanderen niet beklappen zouden, hoewel daar van naderhand verklaringenGa naar voetnoot8. verleend zyn, die men in contradeductie van Tas en van der Heyden uitgedrukt vind. Sy hadden eenen Herman Janszoon verlooren,Ga naar voetnoot9. die met een Hazagaay getroffen wierd, en Julius Lazius was van ziekte gestorven. Sy hadden deze Caboequaas eyndelyk na 14 of 15 dagen reyzens, 5 of 600 sterk, en wel met Hazagaayen en Schilden gewapend, gevonden, tegen hen geslagen, hen daar na op de vlugt gedreven, eenige van hen ter nedergelegt, en 2200 stuks Runderen en 2500 Schapen, eerst van hen geroofd, en hen daar na 400 Runderen, en 600 Schapen weergegeven, en hen ook eenige Tabak, Kraalen, &c. om dus met hen den peys weder te maken, vereerd. Gelyk dat 1703 den 24sten October door Jacob Holland, en Wynand Wynandszoon, zeer omstandig voor den eersten Klerk Willem Helot verklaard, en in het voornoemd Tractaat te vinden is. Ook hadden zy de Horizons vyandig aangetast, en op hen niet alleen | |||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||
below the last mountain which he crossed, a hot spring of which we have spoken previously,5 so hot that one can boil an egg in it. 1702.6 In March 45 Cape Freemen, without the knowledge of the Government, made a journey inland to the Great Caboequas (Hottentots of an upstanding stature like the people of Madagascar). They went by the Hottentots Holland Kloof with 32 oxen and 4 waggons, laden with wares such as tobacco, dacha (a sort of hemp which the Hottentots love to smoke), copper and glass beads, assegais, arrows, ajuyntes, copper and iron arm-bands. They came into contact successively with the Hoezequaas, Hessequaas, Gauris, Attaquaas, Gantauwers, Ammiaquaas, Moetezons, Horizons, Little Kaffers, and finally with the Caboequaas, all being separate Hottentot tribes.7 They had with them Captain Snel, to show them the way to the Caffers and serve as interpreter, since the Cape Hottentots did not know this route, nor the speech of these tribes. These Burghers, undertaking this in secret, took oath that they would not betray one another, although later declarations8 were made, which are to be found in the Contradeductie of Tas and van der Heyden. They lost a certain Herman Janszoon who was hit by an assegai, and Julius Lazius who died of sickness.9 At last, after a journey of 14 or 15 days they found these Caboequaas, 5 or 600 strong, well-armed with assegais and shields, and fought with them and put them to flight, killing some of them and robbing them of 2200 cattle and 2500 sheep but later giving 400 cattle and 600 sheep back to them, as also some tobacco, beads, etc. in order to make peace with them. This was declared very circumstantially on October 24, 1703, by Jacob Holland and Wynand Wynandszoon before the First Clerk Willem Helot, as is to be found in the above-named pamphlet. They had also attacked the Horizons, not only twice firing on them but driving them to flight and stealing 70 of their cattle, which actions have since made these tribes very averse to us, and have incited | |||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||
tweemaal geschoten, maar hen al mede op de vlugt gedreven, en 70 Runderen van hen geroofd; al welke bedryven deze Natien zedert van ons zeer afkeerig gemaakt, en aangezet hadden, om by alle gelegentheden deze vyandlykheden op ons onnoozel volk te wreeken. Men was wel van voornemen hen over dit stout bedryf te straffen,Ga naar voetnoot10. dog alzoo zy zoo sterk waaren, wilde men daar op nader ordre uyt 't Vaderland wagten. De verste tocht, door de onzen in 't jaar 1704 of 1705 Landwaard in gedaan,Ga naar voetnoot11. is 150 mylen verre geweest, daar men wel 13 of 14derley Natien ontdekte, die toen van de onzen zeer qualyk gehandeld, en onder welke ook de kleine Namaquaas waren, die 1705Ga naar voetnoot12. (wanneer ik hen met veel verwondering gezien hebbe) de vrede quamen verzoeken. Deze stoute Borgers, waren eyndelyk door de Cawoequaas,Ga naar voetnoot13. de dapperste van alle deze Volkeren, voor welke ook zelf de kleene Namaquaas schrikken, en die schilden van ossenhuyden hebben, daar meenige kogel op afstuyt, gestut. Ook zegt men, dat omtrent 1706 of 1707Ga naar voetnoot14. eenige burgers, buiten weten der Regeering, 30 of 40 sterk, yder met een Hottentot by zich, wel 180 mylen landwaard in geweest zyn. Daar benevens heeft de Landdrost StarrenburgGa naar voetnoot15. een tocht na de voornoemde zwarte rivierGa naar voetnoot16. gedaan; dog kon toen zoo verre niet komen, en had ook een Hollander verloren, die, in 't midden van ettelyke Hottentots zittende, door een grooten Leeuw alleen besprongen, uyt 't midden van hen weggesleept, en, zonder dat zy dit beletten konden, in eene slag dood geslagen, en verscheurd wiert. De Hottentots bezetteden hem egter naderhand in een laagte, doorregen hem met veel hazagaayen of werppylen (zoo dat hy toen beter een yzer-verken of Egel, dan een Leeuw, geleek) en wierden hem eerst, na't afgaan van 2 Snaphaanen te gelyk, meester. Om nu nog een beter denkbeeld van zulken tocht te hebben, zullen wy hier een zeer net bericht van een reyze landwaard in, 1705 door den zelven Starrenburg gedaan, den Lezer, te meer, alzoo zig daar in een zonderling voorval met een Leeuw opdoen zal, voor oogen stellen. | |||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||
them to revenge themselves on our innocent people at every opportunity. It was indeed proposed to punish them for this shameless behaviour,10 but since they were so strong, further orders were awaited from the Fatherland. The first journey made by our folk in 1704 or 1705 went 150 miles inland,11 discovering 13 or 14 tribes, who on this occasion were very ill-treated by our people, among them the Little Namaquaas who came in 170512 to seek peace (when I saw them with great wonder). These impudent Burghers were at last checked by the Cawoequaas,13 the bravest of all these tribes, of whom even the Little Namaquaas are afraid, and who carry ox-hide shields which often turn away musket-bullets. It is also said, that in about 1706 or 170714 some Burghers, 30 or 40 in number, each with a Hottentot, without the knowledge of the Government, went fully 180 miles inland. In addition the Landdrost Starrenburg15 made a journey towards the aforesaid Zwarte River16 but could not reach it, and lost one Dutchman who was sitting among various Hottentots when a lion leapt on him and dragged him away without their being able to prevent it, and killed him with one blow and mangled him. However the Hottentots later hemmed it around in a hollow, and pierced it with so many assegais or lances that it looked more like a porcupine than a lion, and at last [our folk] finished it with the firing of two muskets simultaneously. To give a better picture of such a journey, we will here set before the reader a short account of a journey made by the same Starrenburg in 1705 through the same region, the more so in that it tells of an unusual happening with a lion. | |||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||
Landtogt van den Landdrost Starrenburg in 't jaar 1705memorie voor den e. landdrost, Johannes Starrenburg, als Hoofd dezer Expeditie, en verderen Raad, om haar in dezen Togt te dienen tot narigtinge.
Nademaal de E. Compagnie door schaarsheid van trek- en werkbeesten in groote ongelegentheid zoude komen, en om daar in by tyds te voorzien, hebben wy dan goed gedagt UE. deze Commissie, en Expeditie, aan te bevelen. En op dat UE. van onze intentie te beter mogen worden geinformeert, hoe, en in welker voegen deze Landtogt, te facielder zal konnen worden bereikt, zoo hebben wy noodig geagt, ons daar op in dezen kortelyk te verklaaren. Zoo haast UE. dan van de vereischte provisien, koopmanschappen, ammunitien, en materialen tot de reize en handel noodig, zyt voorzien, zult, zonder eenig tydverzuim UE. op weg hebben te begeven na de naast hier om heen leggende Hottentotze Natien, met dewelke de E. Compagnie tot nog toe in een goede vrede en aliantie is levende, nevens de manschap, en verdere train, onder UE. commando gestelt. Wy zeggen eenelyk naar de naast heen leggende Hottentots, om dat hooger op, of na andere Natien te trekken, veel gevaar en periculen, na alle vermoeden onderworpen zoude wezen, ten aanzien veele van die volkeren, mits de groote hostiliteitenGa naar voetnoot17. door verscheide quaadaardige ingezetenen, onder pretext van vry ruilen, ('t welk UE. niet onbewust kan zyn) ontrent dezelve gepleegt, niet alleen door het verfoejelyk geweld, haar vee voor 't grootste gedeelte zyn quyt geraakt; maar ook gewisselyk te dugten staat, indien men weder by dezelve quam, niet tegenstaande uit vriendschap (en met een goed opzet) datze, in plaats van minnelyk te handelen, niet anders dan op middelen van weerwraak zouden denken, en UE. ten argsten alle listen en laagen leggen; onaangezien zy door de E. Compagnie, nogte der zelver Dienaaren, nimmermeer zyn beledigt, of te kort gedaan. Het oogmerk dezer Landtogt en expeditie is, gelyk vooren gezegt, om by de gezeide naast om heen leggende Hottentotze Natien voor de E. Compagnie, op de zagtste en minnelykste wyze, een goede party runderbeesten in te ruilen en te handelen, wyl men hier thans van goede werkbeesten niet veel meer is voorzien. Ten welken einde dan, wanneer UE. aan de Kraalen van de meergezeide Natien zult gekomen wezen, zult UE. aan der zelver oppersten Capitein hebben over te geven, alzulke kleine geschenkjens als voor dezelve door ons daar toe zyn verordineert, en mede gegeven, en verder onder het doen van een maatelyk tractement aan dezen en genen, die het zelve onder haar meriteren, in de civielste termen aan den gezeiden opperste Capitein bekent te maaken, dat onze intentie daar heen is tende- | |||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||
Journey of Landdrost Starrenburg in the year 1705memorandum for the landdrost Johannes Starrenburg as Head of this Expedition, and for the others of his Council, to serve them as Information during this Journey.
Since the Hon. Company would be greatly inconvenienced by a scarcity of draught- and work-oxen and to take steps in good time to avoid such, we have thought fit to entrust you with this commission and expedition. And in order that you shall be the better informed of our intentions as to how and in what manner this journey shall be the most easily performed, we have thought it desirable to explain ourselves briefly here. As soon as you are provided with the necessary provisions, goods, ammunition and materials needed for the journey and for trade, you are to set out without any delay to the Hottentot Nations lying nearest around here, with whom the Hon. Company lives until now in good peace and alliance, together with the men and other transport put under your command. We say, only to those Hottentots living nearest to here, since to journey further, or to other Nations, would, in all expectation, be to subject oneself to much danger and peril as regards many of these peoples, in view of the great hostilities17 done them by various evil-natured settlers under the pretext of barter (as cannot be unknown to you), since not only have they lost by force the greater part of their cattle, but also in that it may surely be expected, that if anyone again goes to them, notwithstanding that this be done in friendship and with a good intent, they, instead of trading amicably, would think of nothing but revenge, and would use againts you the most evil ruses and snares, despite the fact that they have never been offended or wronged by the Hon. Company or any of its Servants. The object of this journey and expedition is, as aforesaid, to barter and trade with the said Hottentot Nations lying the nearest around here, in the most gentle and amiable manner, for a good quantity of cattle, since there are few more good working-oxen left here. To which end, therefore, you, when you shall arrive at the kraals of these Nations, shall hand over to the chief Captains of the same, all such small gifts as have been chosen by us for this purpose, and provided for you; and further, by a well-measured treatment of those who among them most merit it, you are to make known to the said principal Captains, in the most civil manner, that our intent towards them is to live in future with them and their people in all good friendship, and to continue in this, with the accompanying statement that to this end you are come there to the principal persons among them, to treat | |||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||
rende, omme voortaan met hem, en de zynen, in alle goede vriend- en nabuurschap te leven, en daar in te continueren, met bygevoegt verhaal, dat UE. ten dien einde, en ook ten principaale aldaar zyn aangekomen, om eenig Beestiaal van hen te trocqueren, aan welkers goed success wy ook niet konnen twyffelen; verdagt zynde, wanneer de ruiling aangaat, dat UE. niet anders, dan ossen, in trocquering komen aan te nemen, en wel inzonderheid, dat het altemaal zy jong goed, om dezelve des te bequamer onder 't jok te konnen brengen, om in der tyd daar goede en langwylige diensten van te hebben, tragtende daar van ook zoo veel te trocqueren, als gevoegelyk en op de zagtste wyze zult konnen bekomen, op dat men voor langen tyd van goede trekbeesten voorzien mag blyven. Doch de zelve Hottentots haar tot de ruiling ongenegen toonende, 't gene wy nogtans anders denken, en hoopen, zoo zult UE. verder alle bedenkelyke middelen van vriendschap en persuasie aanwenden, omme, zoo immers doenelyk, haar daar toe te zien te bewegen, al zouden UE. zich in den handel ontrent deze Natien wat splendider toonen, als men wel niet gewoon is aan de Hottentots te doen, zonder dat UE. nogtans niet zult vermogen (zy om te ruilen onwillig blyvende) eenige de minste feitelykheden van vyandschap tegens haar te begaan, maar in zulken geval liever getroosten onverrigter zaake van dezelve weder te keeren, hoewel wy ons daar vast wat beters af beloven. Maar zoo het quam te gebeuren, 't welk wy vooral anders wenschen, en hoopen, dat UE. in de heen- of weertogt van eenige Hottentots, het zy van wat Natien die ook waren, vyandelyk wierden bejegent, en aangedaan, zullen UE. als dan ook vermogens wezen de zelve met gelyke munt te betalen, alzoo de zaak in dusdanigen geval van zelfs spreekt, dat geweld met geweld tegen te gaan wettelyk toegestaan is; ofte ten ware ook dat UE. vastelyk wist, en voor oogen zag, dat UE. en zyn byhebbende volk en goed, van eenige der gezeide Hottentotze Natien lagen wierden geleid, omme UE. vyandelyk te bespringen, en door haar groote meenigte van volk te overrompelen, zult UE. in zoodanigen geval tegens dusdanige Natien, omme u zelven, en volk en goederen te redderen, en behouden, wel eerst offensive mogen ageeren, omme, zoo best doenelyk, hen te verjagen, zoo de noodzaakelykheid dat quam te vereisschen, maar anders niet; hoewel wy vertrouwen, dat alle de zelve hen zoo rekkelyk zullen komen aan te stellen, dat zoodanige proceduren niet noodig zullen wezen. UE. zult, geduurende de heen- en weertogt, goede zorge moeten dragen, van altyd op hoede te wezen, en in postuur van defensie, om van deze brutaale Landaart niet verkloekt te worden, alzoo het hen aan geen listigheid ontbreekt, om hunne desseinen te volvoeren, doch waar inne geen de minste swaarigheid behoeft te worden gemaakt, zoo UE. maar by dag, en | |||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||
with them for some animals, of the good success of which we cannot doubt, it being taken into account whenever bartering may begin, that you will accept in trade nothing but oxen, and especially only young ones, as being easier to break in to the yoke and as giving us good and long service, so that you shall barter as many of these as can be obtained in a proper manner and most gently, so that we may be provided with good draught-animals for a long time to come. But should these Hottentots show themselves disinclined to barter, though we think and hope otherwise, you shall make use of all imaginable means of friendship and persuasion, in order, if anyway possible, to see a means to incline them to it, even if in trading with these Nations you shall show yourself somewhat more lavish than one is accustomed to be with the Hottentots, without however being in any way authorised (should they remain unwilling to barter) to do the smallest unfriendly action to them, but rather in such case to return from them unsuccessful, although we firmly trust in some better results in this. But if it should come to pass, which we wish and hope above all may not be the case, that you, either in the outward or the return journey, should meet with hostile actions, from whatever Nation it may be, you are authorised to repay them in the same coin, since in such a case it is self-evident that to resist force by force is legally permissible; or should it happen that you definitely know, or see with your own eyes, that by any of the Hottentot Nations ambushes are made ready, to fall in strife upon you and the people and goods with you, and by their great numbers to overpower you, in such a case you shall be authorised to take the offensive against such Nations, in order to save and preserve yourself and your people and goods, in order, as far as may best be possible, to drive them away, if necessity should compel you to this, but not otherwise, although we trust, that all of them will be so compliant, that such action shall not be necessary. During the outward and return journeys you shall take good care to be at all times on your guard and in readiness for defence, in order not to be deceived by this brutish folk, since in them there is no lack of slyness in the execution of their plans, but as regards which not the least pessimism should be felt, as long as by day, and especially by night, you keep a good watch, to which end you shall camp by night on the open plain, away from all bushes and shrubs, not to give them any opportunity thereby, the fires at night being lit or not lit as you shall find it best and most suitable, also by day on the march you shall have the men march in good order, in so far as this is possible. For many reasons you shall not allow the people with you to go apart | |||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||
inzonderheid 's nachts, goede wagt doet houden, ten welken einde zullen UE. haar by nacht moeten legeren op 't vlakke veld, van alle bosschen en struiken afgezondert, om hen daar door geen occasie te geven; mogende het vuuren in de nachtruste, by UE. gedaan of gelaaten worden, zoo als het best en dienstelykst zullen vinden te behooren; ook by dag in het marcheren zoo veel als doenelyks is, het volk in goede ordre te laaten voorttrekken. Om veel consideratien zal UE. zyn byhebbende volk niet van malkanderen mogen separeren, maar altyd gecombineert blyven; om, by aanval van eenige Hottentots, des te formidabelder te wezen, om hen te konnen resisteren, ten ware dat UE. nodzaakelykheids halven eenige manschap daar af na de Hottentots moeste zenden, omme hen tot het ruilen te nooden, of het ingeruilde vee te bewaren, en te weiden. UE. zult ook een dagregister moeten houden, dat wy den Landdrost zelve hebben aanbevolen; en daar inne in 't breede doen verbaliseren, hoe verre des daags, zoo in 't heenreizen als wederkeeren, de mars is geweest; doch zonder dat nogtans het volk door het al te sterk marcheren, vermag afgemat te worden; en waar inne wy begeeren dat behoorlyke consideratie en inzigt zal worden gebruikt. Mitsgaders van alle voorvallen, die UE. geduurende deze expeditie mogen voorkomen; item, wat vee in soorten dagelyks, en by wat Natien der Hottentotten dat is ingeruilt, en wat quantiteit en qualiteio van Waaren, Compagnies wegen, daar tegens in ruiling dagelyks weder is uitgereikt; inzonderheid ook nauwe agt nemende op de situatie, gelegentheid, en vrugtbaarheid aller landeryen, die UE. mogten passeren; en waarom wy den thuinier Jan Hartog expres mede laaten gaan, die daar af insgelyks goede aanteeking zal moeten houden. Belangende de provisien, zoo voor UE., en de onderhebbende manschap, als ook voor de Hottentots, die UE. geduurende deze Landtogt mede ten dienst zullen staan, hebben wy voor den tyd van twee maanden ruim mede gegeven: zulks het UE. daar aan niet zal ontbreken met recommandatie de zelve zoo spaarzaam, als doenelyk is, te gebruiken. Ende op dat alles met een goede en geschikte ordre mag toe gaan, willen wy UE. ook gerecommandeert hebben, behoorlyke ordre, en 't volk in een goede discipline te houden; doch in alle voorvallen, als ook om eenige zaaken van belang te ondernemen, zal noodig wezen, dat zulks alvoorens in Raade worde overwogen, wat ten meesten dienste van de E. Compagnie gedaan, of gelaaten dient; gebruikende in alles goed overleg, en niets onvoorzigtig ondernemende, gelyk wy UE. dat gezamentlyk zyn vertrouwende. Welken raad bestaan zal uit de volgende persoonen: Den Landdrost Johannes Starrenburg, als President, die alleen den Raad beroepen zal. | |||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||
from one another, but rather remain always together, so that in the case of an attack by the Hottentots they may be able to offer them a more formidable resistance, unless you must of necessity send some men from you to the Hottentots to induce them to barter, or to guard the bartered cattle, or pasture them. You shall keep a Diary, which duty we have allotted to the Landdrost, and therein fully set down how far the march has been during the day, both in the outward and return journeys; but without however allowing the men to be worn out by too long marches, in which we desire that due consideration and judgement shall be used. As also of all happenings that may befall you during this journey; item, what cattle and of what sort is daily bartered and with what Nation of the Hottentots, and what quantity and quality of goods is daily expended by the Company in barter for it; making especial note as regards the position, condition, and fruitfulness of all the lands which you may traverse, for which purpose we have expressly let the Gardener Jan Hartog accompany you, who shall keep good notes thereof in the same manner. As regards the provisions, both for yourself and the men under you, as also for the Hottentots who are to be under your orders during this journey, we have supplied fully enough for two months, and such that you shall lack nothing therein, with the recommendation to use the same as economically as possible. And so that everything may come to pass in good and due order, we have thus recommended that you keep proper rule and maintain the men in good discipline; but in all contingencies, as also in undertaking any matter of importance, it shall be compulsory, that such be previously considered in Council regarding what is to be done or left undone for the best interests of the Company, in all things exercising due forethought and undertaking nothing rashly, as also we entirely trust you to do. The Council shall consist of the following persons: The Landdrost Johannes Starrenburg as President, who alone may call the Council together. | |||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||
Den Corporaal Willem Brentgens.Ga naar voetnoot18. Den baas Thuinier Jan Hartog.Ga naar voetnoot19. En in cas van noodzaakelykheid, of dat de zaak zulks quam te vereisschen, nog twee van de bequaaamste persoonen uit UE. gevolg daar toe te assumeren. Wy zouden wel gaarne zien, dat deze togt en commissie by UL. in den tyd van 6 weeken of 2 maanden wierde verrigt, en UE. met de byhebbende magt weder hier mogten wezen; maar of zulks, om pregnante redenen, langer mogste vertragen, en 't welk by UL. dagregister mede zal dienen genoteert, zullen ons des ook moeten getroosten: immers deze togt, zoo kort als doenelyk zal wezen, ten meesten dienst der E. Compagnie, in 't heen en wederkeeren tragtende te volbrengen, en het ingeruilde beestiaal wel aan te teekenen, en gade te slaan. Verder zyn wy ons dan op UE. goeden yver, vigilantie, en trouwe verlaatende, niet anders verwagtende, dan dat ook een ygelyk in 't zyne hem na behooren zal quyten; waar mede UL. toewenschen alle zegen, en een gewenschte uitslag, en blyven UE. goede Vried, w.a. van der stel In 't Kasteel de Goede Hoop, den 16 October 1705 | |||||||||||||||||
Dagverhaal van den landdrost Johannes Starrenburg, gehouden op zyne Landtogt na de Gonnemaas, Grigriquaas, Namacquasche Hottentots, enz.Vrydag den 16 October 1705Scheidden wy van Cabo, trekkende ik, omme in myne absentie aan den Vice-president van Heemraaden de verrigting van eenige zaaken aan te bevelen, na Stellenbosch, en van daar | |||||||||||||||||
Maandag den 19 ditoOp 's Compagnies post aan de Sonquaasdrift,Ga naar voetnoot20. zynde de plaats, die ook Baas Jan Hartog (die met de wagens een anderen cours genomen had) tot onze byeenkomst bestemt hadde, en trokken | |||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||
The Corporal Willem Brentgens.18 The Chief Gardener Jan Hartog.19 And in case it be necessary, or if the question should demand this, two others of the most suitable persons among those with you are to be added. We should be pleased to see that this journey and commission should be completed by you in a period of 6 weeks or 2 months, and that you should after that period be again returned here with the party under your command; but if for grave reasons, which shall be noted in your Diary, your return should be longer delayed, we shall be obliged to resign ourselves to this. Nevertheless, your journey shall be as short as accords with the greatest benefit to the Company, trying to achieve this in the outward and return journeys, and making due note of the cattle bartered, and taking good care of them. Finally, we rely on your zeal, vigilance and trustworthyness, expecting nothing other, than that each shall do his duty in what concerns him, wherewith we wish you all prosperity and the wished-for success, and remain Your good friend, w.a. van der stel In the Castle of Good Hope, October 16, 1705 | |||||||||||||||||
Diary of the landdrost Johannes Starrenburg, kept during his Journey to the Gonnemaas, Grigriquaas, Namacqua Hottentots, etc.Friday, October 16, 1705We left the Cape, going myself to Stellenbosch to give orders to the Vice-President of the Heemraaden concerning the execution of certain matters during my absence; and from there on | |||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||
Dynsdag den 20 ditoVan Sonquaas-drift verder voort, omme onzen togt, volgens instructie, na de omleggende Hottentots te vervorderen, ten einde omme van haar een party jonge ossen voor de E. Compagnie in te ruilen. Op den agtermiddag wiert ons berigt, dat de Gonnemaaze Hottentots,Ga naar voetnoot21. zynde de naaste hier heen, geen zin hadden om met ons te handelen, en daarom over den berg in 't land van Waveren ons uit den weg waren getogen; maar dat eenen Capitein, Bootsman genaamt, met zyn Kraal over de 24 rivieren lag, werwaarts wy dan onzen cours wendden, en quamen met zonnen ondergang aldaar, zoo dra wy onze tent opgeslagen hadden, begroetten wy dien Hooftman met een zoopje, en een groote tabeetje,Ga naar voetnoot22. uit naame van de Ed. Compagnie, en gaven hem te kennen, dat wy gezonden waren om eenig werkvee voor de E. Compagnie, die daarom verlegen was, in alle minnelykheid van hem te ruilen, en hem van 's Compagnies vriendschap te verzekeren. Dat de Ed. Heer Gouverneur, wetende, dat hy een braaf kaerel en ryk van vee was, ons had bevolen by hem te gaan, dat hy ons wel helpen zoude. Gevende hem daar op nog eens en andermaal een zoopje, maar dat mogt niet helpen, hy antwoordde ons, dat wy eerst by de andere Gonnemaas moesten gaan, en dat hy dan zien zoude uit ons wedervaaren aldaar, wat hem te doen stont. Terwyl hy nog eens dronk, ging ik het vee, dat nu t'huis quam, eens doorzien, 't welk en schoone troup was, behalven dat hy 'er zyn beste ossen, op het hooren van onze komste, al uit- en van de hand gezonden hadde. Ik quam dan weder in de tent, en zogt hem op nieuw tot de ruiling te persuaderen, maar kon dien avont niets op hem winnen, als dat hy ons wel wat schaapen tot pads-kost wilde byzetten, wy moesten dan dien avont laat vrugteloos scheiden. | |||||||||||||||||
Woensdag den 21 ditoZont ik een wagen te rug na de Kaap, laadende het goed op myne wagen, waar door ik gelegentheid had, den Ed. Heer van de talmery met dezen onhebbelyken Bootsman te berigten,Ga naar voetnoot23. die my des morgens niet anders dan 12 hamels bragt, niet tegenstaande ik hem op 't kragtigste inboezemde, dat wy niet gezonden waren, om schaapen, maar beesten, te ruilen, en om geen pads kost verlegen waren, wyl wy ten overvloed proviant (gelyk hy aan de 3 gelaadene wagens zien kon) hadden. En dat hy (zoo anders niet wilde ruilen) met de schaapen maar weer konde vertrekken. Daar op vertrokken zy uyt de Tent, na de Kraal, en kwamen kort daar na met 3 Osjes weder, 't welk my op den begonnen voet voortgaan, en zeggen dee, dat hy gek was zig te verbeelden, dat ik met zoo veel volk, en | |||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||
our meeting by the Overseer Jan Hartog (who had gone there with the waggons by another route); and went on | |||||||||||||||||
Tuesday, October 20From there again, to set forward our journey to the Hottentots lying around, as instructed, in order to barter from them a quantity of young oxen for the Hon. Company. In the afternoon we were informed, that the Gonnema Hottentots,21 being the nearest to here, had no desire to deal with us, and therefore were gone over the mountains into the land of Waveren, to avoid us; but that one Captain, by name Bootsman, lay with his kraal across the 24 Rivers, whither we made our way, reaching there at sunset. As soon as we had pitched our tent we greeted this Chief with a dram and a good tabeetje22 in the name of the Hon. Company, and told him that we were sent to barter with him in all amity for some work-cattle for the Company, which was in need of such, and to assure him of the Company's friendship. Also, that H.E. the Governor, knowning that he was a good fellow and rich in cattle, had ordered us to go to him, since he would without doubt help us in this. We gave him one or two drams, but to no avail, his reply being that we must first go to the other Gonnemas, and that from what happened there he would know what he ought to do. While he had yet another drink I went to look at the cattle, which was then arriving back, and which was a lovely herd, except that he had sent all his best oxen away on hearing of our coming. I then returned to the tent, and tried anew to persuade him to barter, but could get nothing from him this evening except that he would set by some sheep for us as food for the journey; and we attained nothing that evening. | |||||||||||||||||
Wednesday, October 21I sent one waggon back to the Cape, loading the goods from it into my own waggon, whereby I had the opportunity to inform H.E. of the delay caused by this unmannerly Bootsman,23 who that morning brought me nothing but 12 wethers, in spite of my impressing on him most forcibly, that we were sent to barter cattle, not sheep, and lacked no provisions for the way since we had an abundance of them (as he could see from the 3 laden waggons). And, that if he would barter nothing else, he could take the sheep away again. | |||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||
Wagens zoo ver kwam, om 3 beesten te ruylen, dat hy daar ook maar weder mede Kraalwaards kon keeren, en dat ik opbreken, en vertrekken zou. Eyndelyk kreeg ik 9 mooye Osjes, en zeven Hamels, waar voor hem gaven, 10 bosjes Kopere Koralen, 13 ponden Tabak, eenige Glaze Koraalen, en Brandewyn. Welk vee by hem tot op onze te rug komst gelaten hebbende,Ga naar voetnoot24. braken wy ontrent den middag op, en quamen des agtermiddags ontrent 3 mylen verder in een schoone vlakte, waar door een helder strooment riviertje loopt, ter ruste. Deze valley legt ontrent 4½ myl van de 24 rivieren, ter regter hand aan 't lange gebergte,Ga naar voetnoot25. onder een bosch, voor dezen 't oude ElzenboschGa naar voetnoot26. genaamt, en daarom door ons de elzen-valleyGa naar voetnoot27. gedoopt, ze is ontrent een half duyzend schreden breed, en wel een quartier uur gaans lang, altemaal schoone zwarte kley-grond, met wilde palmyt, en andere ruygte, bezet, en daar onder een weynig moeras, door dien het water uyt 't riviertje, dat op zommige plaatzen door ruygte verstopt is, over zyne oevers loopt, 't welk met wat op te ruymen, kan geholpen, en afgetapt worden. | |||||||||||||||||
Donderdag den 22 ditoBraken wy met 't lumieren van den dag (onder faveur van een betrokken lugt) weder op, en kwamen, na ontrent een half myl gevorderd te hebben, in een tweede schoone valley, veel grooter dan de eerste. Deze begind van 't Assegaayenbosch,Ga naar voetnoot28. dat hier boven aan den berg staat, en loopt verder, als ik heb konnen be-oogen, om datze een draying agter eenige ruggen krygt, gelykze in grootte de vorige overtreft, en in deugd van grond niet wykt, zoo is ze ook in gras-ryke ruggen de andere te boven gaande. Na deze passeerden wy nog door eenige kleyne valleytjes, en schoone gras-ruggen ontrent 2 mylen verre, daar wy een ongemakje aantroffen, dat egter nog wel uytviel. Ik was met baas Hartog, en de helfte van 't volk, wat voor uyt, meenende met onze paarden door een ruyg poeltje te passeren, dog hadden die daar in haast verloren, het myne was zoo dra van den oever niet gestapt, of men zat 'er tot over den zadel toe in, en konde zich door de biezen, die hem de voeten verwardden, niet wel redden, kantende met my dan over de eene, en dan over de andere zyde, en zomtyds met de geheele kop onder. Ik dorst 'er niet af, om dat ik bevreest was 'er geheel in te zinkken. Door al dit martelen schokte hy wat voort, kreeg eenige vastigheyd onder de voeten, en sprong met my, zeer bemodderd zynde, op 't drooge. Hartog, die wat hooger was, voer een weynig, maar niet veel | |||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
At this he went from the tent to the kraal, coming soon after with 3 oxen. I continued in the same manner, telling him, that he was mad to imagine that I was come so far with so many men and waggons to barter 3 beasts, and that he could go back to his kraal and I would strike camp and go forward. Finally I got 9 fine oxen and seven wethers, for which I gave 10 bunches of copper beads, 13 pounds of tobacco, some glass beads, and some brandy. Leaving all the animals with him until our return24 we set out about noon, and camped in the afternoon about 3 miles further, in a lovely flat through which a river flows. This valley lies about 4½ miles from the 24 Rivers, to the right of the Lange Gebergte,25 below a forest previously named the Oude Elzenbosch,26 and for this reason we gave it the name of Elzen Valley.27 It is about 500 paces wide, and fully a quarter-hour march long, everywhere of lovely black clay grown with wild palmiet and other scrub, with a little marsh-land because the water of the stream is blocked in some places by the scrub and therefore overflows its banks: by a little clearing this can be remedied and [the marsh] drained. | |||||||||||||||||
Thursday, October 22We set out again at daybreak (with the advantage of a cloudy sky), and after about ½ mile reached a second lovely valley, much larger than the first. This begins at the Assegayenbosch28 which lies up on the mountain here, and extends further than I could see, since it curves away behind a ridge. Exceeding the first in size, and equalling it in the goodness of the soil, it also surpasses it in its grassy slopes. After this we passed through other small valleys and beautiful grassy hills for about 2 miles further, where we had a small mishap, which however ended well. I was somewhat ahead with Overseer Hartog and half the men, intending to pass through a bushy little pool on my horse, but almost lost it therein. It had no sooner stepped in from the bank than the water came above the saddle, and it could not save itself because of the rushes that entangled its legs, and heeled over with me first one way and then the other, and sometimes its head went right under. I did not dare to dismount, fearing to sink entirely. By such struggling it somewhat jerked forward and got firm ground under its hooves, and leapt ashore with me, | |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
beter. Zyn paard, dat wat grooter was als 't myne, bragt hem eer te land, en gaf hem 't playzier van my te zien martelen. Ons gevolg had geen lust, om dat kunsje na te doen, maar zogten een beter plaats langs den overkant. Wy vertroefden hier tot de Wagens quamen, om haar den overtogt te wyzen, en voor dat gevaarlyk moeras te waarschouwen. Het padt had ons nu verlaten,Ga naar voetnoot29. dies moesten wy langs een ongebaand veld, vol molshopen en gaten, tusschen vallen en opstaan, met grooter verdriet nu verder voorttrekken, en quamen, na dien dag ontrent 6 mylen gevordert te hebben, aan een kleyn fonteyntje in 't midden der vlackte ons verblyf te nemen. Dit waterplekje, dat vol ruygte en biezen stond, liet ik aanstonds opruymen, en braaf diep uytgraven, omme (zoo ik langs dezen weg weder mogte te rug keeren) niet verlegen te zyn, en gaf het den naam van Boonenfontein,Ga naar voetnoot30. om redenen. | |||||||||||||||||
Vrydag den 23 ditoWas het des morgens wat regenagtig, egter vervolgden wy onzen weg, en staken over na den hoek van den picquetberg, zynde de weg, die ons door den Capiteyn Hannibal gewezen wierd, om na zyne Kraal te trekken. Op den middag quamen wy aan een rivierGa naar voetnoot31. van grootte en form, als de diepe rivier, die door den Koeberg loopt, ook met zulke ruggen en drayingen. Hier sloegen wy onze tent, die over nagt en in den morgenstond nat geworden was, op, om te droogen, midlerwyl aten de menschen, Hottentots, en de beesten wat, tot ontrent ten 2 uuren, dat wy weder oppakten, inspanden, opzadelden, en voorttrokken, nemende onzen weg langs de voorgemelde rivier, tot des avonds tegens donker, dat wy op de oude Kraal aan den Noordhoek van den Picquet-berg, genaamt de bange hoek,Ga naar voetnoot32. halte hielden, en onze nachtrust namen, hebbende dien dag ontrent 8 mylen gemarcheert. Hier wierd my, en Capiteyn Hannibal, door Bosjesmans gezegt, dat 'er, ontrent 4 dagen voorleden, een wagen om te ruylen na zyn Kraal gaande, gepasseerd was, welkers spoor ons ook aangetoond wierd, daar op wilde hy ons verlaten, en na de Kraal gaan, wyl hem de handeling van Dronke GerritGa naar voetnoot33. nog in versscher geheugenis was. Ik persuadeerde hem egter by ons te blyven, onder belofte van zoo spoedig, als doenelik, voort te trekken, en zoo mogelyk dien wagen te agterhalen, en dat hy dan een ooggetuyge zoude zyn, dat het zonder kennis van den Ed. Heer was, ter- | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
very muddied. Hartog, being somewhat taller that I, got on somewhat, though not much better. His horse, which was somewhat larger than mine, got him ashore before me, and gave him the pleasure of watching my struggles. Our followers had no wish to repeat the trick, but sought for a better way on the other side. We waited here until the waggons arrived, to show them where to cross and warn them of this dangerous passage. From here there was no path,29 and we must go on over a trackless plain, full of molehills and holes, stumbling and getting up with increasing annoyance; and after having marched about 6 miles that day we arrived at a small spring in the centre of this plain, and halted there. This watering-place was full of scrub and rushes: I at once had it cleaned up and much deepened, so that (if I should return by this route) I should not be in difficulties; and gave it the name of Boonenfontein,30 for cause. | |||||||||||||||||
Friday, October 23It was somewhat rainy in the morning, but we continued our journey, making for the corner of the Picquetberg, this being the way shown us by the Captain Hannibal to his kraal. At noon we came to a river,31 in size and form like the Diepe River which flows by the Koeberg, and with similar hills and bends. Here we pitched our tent, which during the night and this morning had become somewhat wet, to dry it out, and meanwhile the men, the beasts and the Hottentots ate somewhat until about 2 p.m., when we again packed, yoked the oxen, saddled the horses and went on along the said river until dusk, when we halted at the old kraal at the North corner of the Picquetberg, called the Bange Hoek,32 and rested for the night, having marched about 8 miles that day. Here some Bosjemans told me and Captain Hannibal, that about 4 days previously a waggon had passed there on the way to barter at his kraal, and showed us its trail. At this he wished to leave us and go to his kraal, since the doings of Dronke Gerrit33 were still fresh in his memory. However I persuaded him to stay with us, promising that we would go forward as soon as it was possible, and if possible overtake this wagon; and that then he should see with his own eyes that this had been done without H.E.'s knowledge, since I should detain the waggon and the folk and send them | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
wylen ik die wagen en volk in arrest nemen, en opzenden zoude; waar door hy hem liet gezeggen, en by ons bleef, want anders hadden wy misschien zyn Kraal niet konnen vinden. | |||||||||||||||||
Saturdag den 24 ditoSloegen wy met den dag (zynde betrokken lugt) weder voort, nog al langs die zelfde rivier,Ga naar voetnoot34. van mening zynde, dien dag een goeden weg in dat koele weer af te leggen, omme den wagen zoo mogelyk, te attrapperen, die my hier weder van Bosjesmans onderrigt wierd, een wagen van 's Compagnies dienaars uyt de groene kloofGa naar voetnoot35. te zyn, dat my al vreemd voorquam, wyl de Corporaal van dien post wel wist, dat ik om voor de Ed. Compagnie te ruylen in 't veld was, alzoo ik eene der bezettelingen van die post onder myne manschap hadde, en door zynen wagen voor uyt te zenden, en de Hottentots met Tabak en anderzints te voorzien, mynen togt vrugteloos maken zoude: In 't beste van onze marsch, tegen den middag ontrent 4 mylen gevorderd zynde, brak een voor-as van eene der wagens by de naaf af, waar door wy onze Tent moesten opslaan, om weder een nieuwen as aan de wagen te maken, en dus het resterende van dien schoonen dag laten voorby lopen. Egter was het niet kwaad voor 't vee, dat hier aan de rivier tot den buyk toe in 't gras ging. Midlerwyl arbeydden wy lustig om den wagen weder in staat te krygen, en namen, na wat gegeten te hebben, onze ruste, tot | |||||||||||||||||
Sondag den 25 ditoDat wy tegens den middag weder klaar raakten, en in een zeer mistig weer, gelyk het dien gansschen nacht mede geweest was, onzen tocht vervorderden. Ontrent een myl voortgetrokken zynde, zagen wy aan het versche spoor, dat de hier voorgemelde wagen weder te rug getrokken, en ons dien nagt gepasseert was, apparent van onze komste kennisse gekregen hebbende. Wy hielden dien gantschen dag nog al de passagie langs die zelve rivier, en den weg, die de vorige wagen voor ons gebaand hadde; komende tegens den avond (na dien dag ontrent 6 mylen gevordert te hebben) aan desselfs oever weder onze legerplaats te formeren. Hier was de meergemelde rivier, na gissing wel duizent schreden breet, vol Meeuwen, Duykers, Endvogels, en ander vliegend en zwemmend gedierte; onder andere liet zig de zeekoe mede hooren. Op een hoogte gegaan zynde, zag ik de zee, die daar ontrent 3 mylen van daan scheen, alwaar zig, volgens zeggen van de Hottentots, deze rivier, op hunne taal QuaecomaGa naar voetnoot36. genoemt, ontlast. Had onze cours verder langs dien weg gestrekt, ik zoude gaarne desselfs | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
in arrest. He let himself be persuaded by this, and remained with us, since otherwise we might perhaps have been unable to find his kraal. | |||||||||||||||||
Saturday, October 24We set out again at dawn in cloudy weather, still along the same river,34 intending to cover a good distance this day in the cooler weather, and if possible to catch up with the waggon, which, as I was told here by the Bosjemans, was one belonging to the Company's Servants at the Groene Kloof.35 This appeared very strange to me, since the Corporal at that post well knew that I was gone out to barter cattle for the Hon. Company, because I had one of the garrison of that post among my men, and by sending his waggon ahead [of me] and providing the Hottentots with tobacco etc. he would render my journey fruitless. In the middle of our march, about noon and after we had covered 4 miles, the front axle of one of the waggons broke at the hub, so that we were forced to pitch our tent in order to make a new axle, and thus lose the rest of this lovely day. However it was not amiss for the oxen, which here by the river were up to the belly in grass. Meanwhile we worked with a will to get the waggon usable again, and after eating took our rest, until | |||||||||||||||||
Sunday, October 25We were ready again about noon, and continued our journey in very misty weather, such as we had had all that night. When we had gone about a mile we saw by its fresh trail, that the said waggon had returned back again, having apparently learnt of our coming, and had passed by us that night. All this day we continued along the same river, and along the track left by that waggon, and towards evening (after having covered about 6 miles) we camped on the bank. The river here was at a guess fully a thousand paces wide, and was full of seagulls, divers, ducks, and other flying and swimming things, and among them the hippopotamus could be heard. Going up onto a height I saw the sea, appearing to be about 3 miles distant, into which this river flows according to the report of the Hottentots, who in their language call it Quaecoma.36 Had our route continued further in this direction I should have wished to see its mouth and examine the shore around it, but we must: | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
uytgang gezien, en 't strand daar om heen bekeken hebben, maar wy moesten: | |||||||||||||||||
Maandag den 26 ditoDes morgens vroeg met mistig weer, en een sterke wind, van cours veranderen, en ter regter hand dwers landwaard inslaan, langs een zeer moejelyken zandweg, daar de beesten yeder ommezien bleven staan, dewyl dezelve telkens in de molgaten vielen, en vaststaken, en de wagens sneden wel een voet diep in 't zand, dit duurde zoo voor de spatie van 3 mylen, als wanneer wy aan Hannibals Kraal kwamen; hier waaren 6 Capiteyns te zamen getrokken, en maakten met malkanderen 23 huysjes uyt. Zy lieten ons hun vee zien, dat niet veel in getal, en meest Koeyen waren. Ik vroeg hen, hoe het kwam, dat ze zoo weynig vee hadden, dewyl de Ed. Compagnie nooyt met hen geruyld hadde, waar op zy my berigt gaven. Dat zeker vryman, in de wandeling Dronke GerritGa naar voetnoot37. genaamt, korte jaaren voorleden, met eenige anderen verzeld; aan hunne Kraal was gekomen, en, zonder yets te zeggen, van alle kanten daar op vuur gaf, verjagende dus de Hottentots, stekende hunne huysjes in den brand, en nemende al het vee met zig, zonder dat zy wisten uyt wat oorzake, wylze niemand van de Hollanders ooyt beledigt hadden; waar door zy het altemaal zyn quyt geraakt, en dus genootzaakt geworden, hun na de buytenste afwoonende Hollanderen te begeven, en daar weder vee te bescharen,Ga naar voetnoot38. en hunne eygene landsluyden, of daarze maar wat krygen konden, te beroven, waar mede zy dan in 't gebergte liepen, en zoo lang gastereerden, tot dat het op was, halende dan al weder ander, dat hen eenige malen gelukt is, en waar van ze tegenwoordig nog maar weynig bezitten. Van een andere kant worden ze ook met stroperyen geplaagt van een Natie van Hottentots, die over de Olifants-Rivier, in by na ontoegankelyk gebergte huyshouden, waar van het land op hunne taal ThynemaGa naar voetnoot39. genaamt, en de Capiteyns dier roofvogels, Throghama Tkousa, Doe odie, Tkeringnouw, genaamt zyn. Deze kwellen hen gedurig, zonder dat zy daar zelden revengie op konnen halen. Maar op het weemoedigste, en verbittertste klaagdenze over de godlooze handeling van dezen Dronken Gerrit, die oorzaak geweest is van alle onheylen en bloedvergieten, zedert in verscheyde ontmoetingen met de Hollanders voorgevallen. Dus zyn zy dan genootzaakt, om het weynig vee, datze nu nog bezitten, te sparen, en om voedzel en vleesch voor Vrouwen en Kinderen, te bekomen, dagelyks tegen de Olifanten te vegten, en dus met het uyterste gevaar huns levens, op deze manier de kost te zoeken. Dat zy de goedheyd en vriendschap van de Ed. Compagnie, en de Ed. | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
Monday, October 26Alter our course early in the morning, with misty weather and a strong wind, and strike inland diagonally to the right, along a very toilsome sandy path where the oxen halted at every moment, again and again falling into the mole-holes and sticking fast, while the waggons cut a track fully a foot deep into the sand. This continued for 3 miles, when we reached Hannibal's kraal, where 6 Captains were come together, making in all 23 huts. They let us see their cattle, which were few in number, and for the most part cows. I asked them how it happened that they had so little cattle, seeing that the Hon. Company had never bartered with them, whereat they informed me: that a certain Freeman, generally called Dronke Gerrit37 was come to their kraal a few years previously, accompanied by some others, and without any parley fired on it from all sides, chased out the Hottentots, set fire to their huts, and took away all their cattle, without their knowing for what reason, since they had never harmed any of the Dutch. By this they lost everything they had, and were compelled to betake themselves to the Dutch living further out, and there steal cattle again, and, if they could get anything, rob their own compatriots; and with these cattle they then ran off into the mountains and feasted on them until it was all finished, and then getting more, several times succeeding in this, from which they still have a few beasts today. And in addition they are also plagued by raids from a Nation of Hottentots living in the almost impassable mountains beyond the Olifants River, from whom the land in their language is called Thynema,39 the Captains of these birds of prey being called Throghama, Tkousa, Doe Odie, and Tkeringnouw. These vex them continually, and they are seldom able to have revenge on them. But most sadly and bitterly they complain of the godless doings of this Dronke Gerrit, who was the cause of all the disasters and bloodshed which since then have happened in various encounters with the Hottentots. Thus they are compelled to be sparing of what few cattle they still own, and to get food and meat for their wives and children must daily fight against the elephants, and thus seek their sustenance in this way with the uttermost danger of their lives. [They say,] that they greatly esteem the good-will and friendship of | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
Heer Gouverneur, die ik hen zoo hooglyk aanprees, grootelyks waardeerden, en dezelve in alle gelegentheden zeer geerne omhelzen wilden. En waarlyk ik hebbe in deze menschen hun gedaanten, gedrag, en ommegang, veel meer opregte goedaardigheyd bespeurt, dan in andere Hottentots. Op den avond scheyddenze van ons. Des nachts regende het zeer sterk, met harde wind uyt den Noordwesten, waar door wy qualyk ons wagtvuur konden in brand, en de Tent staande houden, wy waren dien gantschen nacht in een gedurige beweging, om dat de beesten, en paarden op de vlakte niet staan, maar stadig na de bosjes wilden, om voor die zelve regen en winden te schuylen. Van binnen konden wy, door oudheyd van de Tent, mede niet droog zyn, dus was het over al allarm, en duurde tot | |||||||||||||||||
Woensdag den 28 ditoVeertien stuks, waar voor wy uytreykten 18 bossen Kopere Koralen, 18 ponden Tabak, eenige Glaze dito, en Brandewyn. Hier wierd ons regt berigt gedaan van de meergemelde wagen, dat dezelve door den Corporaal van de groene Kloof,Ga naar voetnoot40. Daniël Tous, met de eenigste man, die hy nog op de post hadde, en een vryman Christoffel Lutje, hier gezonden was om te ruylen, maar dat zy, van onze aannadering kennisse hebbende gekregen, na een dag vertoevens waren vertrokken, hebbende eenlyk in der haast 12 groote Olifants tanden geruyld, en mede genomen. En dat in den voorleden droogen tyd hier geruyld hadden, de vryluyden Pieter Janszoon, Kees Oorlam, Potje, en Karos op Zy. Een weinig van de tent gaande, om wat bollen-zaaden, enz. met Hartog op te zoeken, wiert ik van een hoogte weder de zee gewaar, en wyl die digt by scheen, resolveerden wy deze rivier, die voorby de Kraal loopt (en door de Hottentots TythouwGa naar voetnoot41. genaamt wort) te volgen, en te zien, of zy zich misschien niet in die andere groote rivier Quaecoma ontlaste, en dus te zamen in zee haaren uitgang hadden. | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
the Hon. Company, which I so much recommended to them, and that in all circumstances they will befriend it most willingly. And truly I have found in the character, conduct and actions of these folk far more real good-heartedness than among other Hottentots. They left us in the evening. That night it rained very heavily, with a strong North-West wind, so that we had difficulty in keeping our watch-fire alight and our tent standing. We were continually on the move all night, because the oxen and horses did not like to remain on the open flat, but wished to make for the bushes to shelter from the rain and wind; and in the tent we could not keep dry because it was timeworn, so that there was turmoil everywhere, which lasted until | |||||||||||||||||
Wednesday, October 2814 beasts, for which we handed over 18 bunches of copper beads, 18 pounds of tobacco, some glass beads, and some brandy. Here we received definite information regarding the above-mentioned waggon, that this had been sent hither by the Corporal at the Groene Kloof,40 Daniel Tous, with the only man he still had there and a Freeman Christoffel Lutje, for barter, but that having learnt of our approach they had left after being there for one day, having bartered only 12 large elephant-tusks in haste, taking these with them. Also that during the previous dry season the Freemen Pieter Janszoon, Kees Oorlam, Potje and Karos op Zy had bartered there. Going a little way from the tent with Hartog in search of some bulbs, I again saw the sea from a hill, and since it appeared near to us we decided to follow the river which runs past this kraal (and by the Hottentots is called Tythouw41) and see whether it did not join the other large river, the Quaecoma and then flow into the sea with it. After riding for 2 hours | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
Na 2 uuren rydens, quamen wy onder aan de zee, daar wy een bar strand, en zeer onstuimige zee, met vreesselyke brandingen, en gevaarlyke klippen vonden; wy reden een stuk weegs langs dat strand, en konden den uitgang van de groote Quaecomas rivier van verre even bekennen, maar het was ons te ver om daar heen te ryden. Deze Tythouw rivier ontlast zich niet in zee, maar eindigt in een groote zoutpan, alwaarze zich verder onder de duinen verliezen moet, wyl wy geen uitgang, en niet als redelyke hooge duinen, vonden. Noit heb ik meer FlamingosGa naar voetnoot42. gezien, als hier, benevens een groote menigte ganzen, en allerlei endvogels, daar wy met schieten een goede provisie van opdeden, en quamen met den avont wederom aan de tent; het was dien ganschen dag een betrokke lugt geweest, en wiert op den avont zeer kout. | |||||||||||||||||
Donderdag den 29 ditoWas het mottig en regenagtig weer, dies wy tot den middag wagtten, eer weder op reis togen, en onzen cours ter regterhand na de Olifants-rivier insloegen. Na ontrent 2 mylen vorderens, namen wy aan een klein beekje (door de Namacquas, Thie They,Ga naar voetnoot43. en van ons Schilpadden-poel genaamt, ontrent een half myl agter den Theima Koethama, of WolvenbergGa naar voetnoot44.) weder ons verblyf. Den ganschen weg, van de Kraal tot hier toe, bestont al in zoodanige ruggen, zonder gras, maar vol doornen, en zekere bosjes, waar uit een gom cyffert, in reuk, smaak, en couleur, den mastik zeer gelyk. De Namacquaaze Hottentots noemen die gom Traap, en bezigenze tot het vastzetten van assegaajen, messen, enz. gelyk wy den harpuis doen; wy hebben eenige van de jonge boomtjens, en gom mede gebragt. Des middags was het mooi weer, en een heldere lugt; ik zont over al heen, om langs dit beekje wat watergras voor de paarden op te zoeken; want in dit geheele veld vint men niet een sier gras.Ga naar voetnoot45. Des avonts betrok de lugt weder, en | |||||||||||||||||
Vrydag den 30 ditoWas de hemel met zeer swaare wolken bezet. Toen wy des morgens vroeg opbraken, waaide het ook heftig uit den N.W., werwaarts onze cours ging.Ga naar voetnoot46. Wy hebben geen halve myl gevordert, of kregen een digten regen, die ons den ganschen dag by bleef. | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
we came down to the sea, where we found a barren shore, and a very turbulent sea with terrible breakers and dangerous rocks; and we could also see the mouth of the large Quaecoma River in the distance, but too far away for us to ride thither. This Tythouw River does not flow into the sea, but ends in a large saltern, in which it must lose itself under the dunes, since we could find no out-flow, and nothing but pretty high sand-hills. I have never seen more flamingos42 than here, together with a great quantity of geese and all sorts of ducks, of which we shot a good store, and returned to the tent in the evening. All this day was overcast, and the evening very cold. | |||||||||||||||||
Thursday, October 29The weather was thick and rainy, so that we waited until noon before continuing our journey, making our way to the right towards the Olifants River. After going about 2 miles we halted at a little streamlet (called Thie They43 by the Namacquaas and Schilpadden-poel by us, about half a mile behind the Theima Koethama or Wolvenberg.44 All the way from the kraal to here consisted of ridges, without grass but full of thorn-bushes, and certain small bushes from which oozes a gum, in smell, taste and colour very like mastic. The Namacquaa Hottentots call this gum Trap, and use it for fixing assegais, knives etc. as we use resin: we brought with us some of the young bushes, and some of the gum. In the afternoon the weather was fine, with a clear sky. I sent men everywhere along this streamlet to find some watercress for the horses, since on all this plain there is not a blade of grass to be found. In the evening the sky became cloudy again, and on | |||||||||||||||||
Friday, October 30It was covered with very heavy clouds. When we set out early in the morning it was also blowing strongly from the N.W., in which direction we marched.46 We had not covered half a mile when we had very heavy rain, which continued all day. This plain is very irksome. All the track is nothing but sand, with hills | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
Dit is een zeer verdrietig veld; de geheele weg is niet dan zand; hoogtens, en laagtens, vol klippen en molgaten, daar de paarden en beesten tot de knien toe gestaadig invielen, vol bosjes, zonder het minste gras; wy reden eenigen tyd langs een berg, door de Hottentots Thou genoemt, na zekere Hottentottin (de redenen waarom zyn my bekent, maar al te natuurlyk, om hier plaats te hebben) het woord Thou betekent in de Gonnemasche taal,Ga naar voetnoot47. 't schaamt-deel van een vrouw. Hier konden de wagens tegens een zandhoogte niet, dan na 2 uuren martelens, ende hulp van alle de manschap, opgekruit worden, en juist trof ons daar een felle regen aan, die ik, zoo lang myn mantel 't velen kon, deftig tegenstont, maar moest egter ten laatsten met de anderen onder de klippen kruipen. Het bedaarde weer wat, en wy trokken weder voort, hier stond ons een Rhinocer in de weg, en maar ontrent 100 schreden van het pad, die wy bang waren, dat het met ons in de war zoude gooyen, maar hy ging op het geschreeuw der Hottentots berg op. Dit was het eenigste groot wilt, dat wy op den ganschen tocht, tot hier toe gezien hadden; daar men voor dezen gantsche troupen Olifanten, in die oude gepasseerde velden plagt te ontmoeten. De oorzaak daar van is, dat de hierom heen leggende Hottentots, op de (voorleden Maandag den 26 dezer) aangehaalde manier, tot de uytterste armoede vervallen, gedrongen zyn geweest, hunne toevlugt tot de Olifantsjagt te nemen, en deze beesten daar door te dooden of te verjagen; zy latenze tot nog toe geen rust, want zoo draa word 'er niet een door hunne Sonquaas (Soldaten) die dagelyks in 't velt kruyssen, om Dassen, Jakhalzen, en ander gedierte te vangen, vernomen, of daadelyk werd 'er na de Kraal gewaarschout, daar ze dan met alle de jonge manschap op uyt komen, en deze beesten zoo lang plagen, tot dat zy door onrust, en wonden van Assegaayen, pylen, &c. afgemat, hun laatsten adem uytblazen. Zoo 'er drinkwater voor vee ontrent is, daar 'er een valt, trekt 'er de gantsche Kraal, met al wat 'er is, heen. Dus gebeurt het, datze niet lang op eene plaats blyven en qualyk te vinden zyn. Op den agtermiddag quamen wy, na vordering van ontrent 4 mylen, in een Kloof aan de voet van Tho koe aan Olofs Fonteyn,Ga naar voetnoot48. in den regen onze tent op te slaan, en nagt-rust te nemen. Deze berg heeft zyn naam van zekeren Capitein Tho, die, voor eenige jaaren, na zyn Kraal (hierom heen leggende) willende gaan, in dezen berg door een Leeuw verslonden is, en daarom door de Hottentots Tho koe, dat is, Tho's bergGa naar voetnoot49. genaamt. | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
and valleys full of rocks and mole-holes, into which the horses and oxen continually fell up to their knees, and overgrown with bushes, with no grass at all. For some time we rode along a hill, called by the Hottentots Thou after a certain Hottentot woman (the reason for which I know, but which is too gross to insert here): in the Gonnema language47 the word Thou means the privy parts of a woman. Here we could trundle the waggons up to the top of a sandy hill only after 2 hours of struggle and with the help of all the men, and just then a fierce rain attacked us, which I resisted with dignity as long as my cloak held out, but at last must creep under the rocks with the others. It then calmed down somewhat, and we set out again. Here a rhinoceros stood in our path, only about 100 paces from the track, which we feared would throw us into disorder, but it went off uphill at the shouts of the Hottentots. This was the only large beast that we had seen thus far in all our journey, although in earlier days it was common to meet with whole herds of elephants on the plains we had traversed. The cause of this is, that the Hottentots lying around here have fallen (as related for Monday the 26th) into the most extreme poverty, and are compelled to resort to elephant-hunting, and by this kill or drive away the animals. This they do unremittingly, since as soon as one is perceived by their Sonquas (or soldiers) who daily roam over the plains to catch dassies, jackals and other animals, they come out with all their young men, and tire these animals until they yield their last breath, worn out by fatigue and the wounds of assegais, arrows etc. If where it falls there is water drinkable by the cattle, the whole kraal moves to these with all its possessions. In this way it happens that they do not long remain in any one place, and are therefore difficult to find. In the afternoon we reached Olofs Fontein,48 in a pass at the foot of Tho Koe, and there pitched our tent for the night, in the rain. This mountain is named for a certain Captain Tho, who was eaten on it by a lion on the way to his kraal (lying near here), and it is therefore called Tho Koe by the Hottentots, that is Tho's hill.49 | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
Saturdag den 31 ditoMaakten wy ons vroeg reisvaardig, en trokken met zonnen opgang, met mooi weer weder voort. Men kon nu merkelyk vernemen, dat paarden en beesten door schraale weiden en geduurig marcherens, begonden swak te worden, want daar wy te vooren met 8 beesten voor yder wagen alle hoogtens op konden, had men nu werk met 10 deze Tho koe's kloof, schoon de hoogste niet, te passeren. Egter reden wy, langs een miserabel klippig zandpad, ontrent 4 mylen, en quamen toen aan de Olifants rivier, die hier, en verder na boven toe TharakkamâGa naar voetnoot50. (dat is ruige rivier) genoemt wort. De gemelde rivier was door den regen hoog geswollen, daarom bleven wy aan deze kant, en sloegen daar onze tent op; hier haalden het vee met weiden, en wy met visschen, 't hart weder eens lustig op, tot dat de donker ons deed rusten. | |||||||||||||||||
Sondag den 1 NovemberBegonnen wy vroeg de oevers der rivier, die zeer styl waren, met pikken en graven, wat af te nemen, omme dus deze DriftGa naar voetnoot51. passabel te maaken, gelyk zulks ontrent den middag wiert volbragt, en alle de bagagie door de manschap overgedragen zynde, kruiden eindelyk de beesten de ledige wagens mede door, zulks wy alle over raakten, en wyl het zeer heet was, bleven wy den overigen dag en volgenden nacht alhier; maar | |||||||||||||||||
Maandag den 2 ditoWaaren wy vroeg met pakken, inspannen en opzadelen bezig, en togen ontrent 8 uuren verder voort, den cours al langs de overkant van de Olifantsrivier vervolgende, tot ontrent den middag, dat wy die verlieten en ter regterhand insloegen, langs het mizerabelste velt, dat 'er bedagt kan worden. Het is al te maal rood zand, bosschen, en door de mollen t' eenemaal ondermynt; had het my mogelyk geweest, ik zoude myn paard gaarne gedragen hebben, want die arme beesten konden hunne pooten niet verzetten, of zaten byna tot den boeg in de molgaten, en daar by scheen de zon tot brandens toe, en nergens was water te krygen, in somma, noit heb ik verdrietiger agtermiddag gehad. Eindelyk quamen wy, na 5 mylen vorderens, een Kraal te ontdekken,Ga naar voetnoot52. in een zeer aardig gat, tusschen hooge style klipruggen inleggende. In den | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
Saturday, October 31We made ready early to set off, and left at dawn in fine weather. It was now very noticeable how the horses and oxen began to be weakened by scanty pastures and continual marching, since whereas previously we could get up all the slopes with 8 oxen to each waggon, we now had hard work to traverse this Tho's pass with 10, although it is not one of the highest. However, we went along a miserable sandy track for about 4 miles, then reaching the Olifants River, which here and higher up is called Tharakamma50 (that is to say, the rugged river). It was swollen deep by the rain, and therefore we remained for the night on that side, camping there. Here the oxen could again rejoice their hearts with grazing, and we with fishing, until the dark put an end to it. | |||||||||||||||||
Sunday, November 1We began early with pickaxe and spade somewhat to cut away the banks of the river, which were very steep, in order to make the ford usable.51 This was completed about noon, and after all the baggage had been carried over by the men, the oxen could at last drag the empty waggons through, so that we all got across; and since it was very hot we remained here for the rest of that day and the following night; but on | |||||||||||||||||
Monday, November 2We were early busied with packing, yoking and saddling, and set out about 8 a.m., following along the far bank of the Olifants River until about noon: then we left it, and struck inland to the right, over the most miserable plain that can be imagined. It is all red sand everywhere, shrubby and entirely undermined by the moles. Had it been possible, I would gladly have carried my horse, since the poor beast could not move its legs, and fell almost to the belly into the mole-holes, and in addition the sun shone burningly, and there was no water to be had. In short, I have never passed a more irksome afternoon. At last, after covering 5 miles, we discovered a kraal52 in a very pleasant hollow lying between steep stony ridges. In the rainy season it | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
regentyd is het een riviertje,Ga naar voetnoot53. dat zich in de Olifantsrivier ontlast, maar nu niet dan een dor, diep dal, met 3 of 4 zeer kleine brakke waterpoeltjes voorzien. Wy waren regt boven de Kraal, eer zy het wisten, en daalden langs een zeer style klip rugwaarts tot hen te voet na beneden. Op het eerste gezigt wierdenze heel verbaast; een deel ging aan de andere kant den berg op, wyl een ander getal jonge gewapende manschap ons te gemoet trok. Eene der zelve was zoo voorbaarig, dat hy bereets een pyl op zyn boog gelegt had, omme die op my, de voorste zynde, cours te doen nemen, maar door het aanleggen van myn roer, en het toeroepen van den Hottentot, die ons den weg had gewezen, en verzelde, stak hy die weder op; en quamen toen met groote nieuwsgierigheid rondom ons, vraagende zonder ophouden aan onze Hottentots, wie wy waren, en tot wat einde wy zoo ver in 't land quamen, waar op geantwoord zynde, warenze wel in hun schik. Onze wagens, die een tour om moesten nemen, quamen eindelyk mede om laag, en wy sloegen onze tent ontrent een kleine schoot weegs van de Kraal ter neder, en gingen, na alles wel bezorgt te hebben, rusten, maar wy wierden wel haast weder gestoort, want ontrent middernacht begonden de beesten en paarden, die voor de tent, tusschen de wagens stonden, te schrikken en te lopen, en een der wagenryders, die buiten sliep, te schreeuwen, waar op alle man met geweer ter tent uitliep. Ontrent 30 treeden voor de tent stont een Leeuw, die, op het zien van ons, zeer zagtzinnig ontrent 30 treden verder, agter een doorne boschje ging, dragende iets met zich, dat ik meende een jong osje te zyn. Wy deden over de 60 schoten op dat boschje, en doornagelden het dapper, zonder dat men eenig verder gewag vernam. De Z.O. wind waaide sterk, de lugt was zeer klaar, en de maan scheen op 't helderste, zoo dat wy alles op die distantie zien konden. Na dat de beesten weder tot stilstant gebragt waren, en ik alles eens overzag, miste ik den schildwagt van voor de tent, zynde Jan Smit van Antwerpen, in de groene kloof bescheiden. Men riep hem zoo luid als men konde, maar te vergeefs, wyl niemant antwoordde, waar uit ik besloot, dat de Leeuw hem had weggenomen; 3 of 4 mannen gingen op het voorzigtigste na dat bosje, dat regt tegen over de deur van de tent stont, om te zien, ofze niets van dien Man vernemen konden, maar quamen hals over kop weder te rug, wyl de Leeuw daar nog lag, zich ophefte, en begon te brullen. Zy vonden daar des schildwagts geweer, welkers haan gespannen was, en deszelfs muts en schoenen. Wy deden weder wel hondert schoten op dat bosch, dat 60 treden van de tent, en maar 30 treden buiten de wagens stont, en waar op men als na een doel konde schieten, zonder den Leeuw te vernemen; waar uit wy pre- | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
is a river,53 which flows into the Olifans River, but now it was no more than a dry, deep glen, with 3 or 4 very small pools of brackish water. We were right above the kraal before they became aware of us, and went on foot and backwards down a very steep slope to them below. At the first sight of us they were utterly astonished: one part of them went up the far side of the mountain, and another party of young men came to meet us. One of them was so rash, that he already had laid an arrow on his bow, aimed at me since I was in front, but at my aiming my gun at him, and the shout of a Hottentot who had shown us the way and accompanied us he set it back again. Then they came around us with great inquisitiveness, asking unceasingly of our Hottentots, who we were? and to what end we were come so far inland? and were well content with the replies they received. Our waggons, which must make a detour, at last came down to us, and we pitched our tent a short [musket-]shot below the kraal, and went to rest after we had well arranged everything. But soon we were again disturbed, since about midnight the oxen and horses, which stood in front of the tent between the waggons, began to take fright and to run, and one of the drivers who ran out began to shout, at which we all ran out of the tent with our arms. About 30 paces in front of the tent there stood a lion, which on seeing us went back very quietly about another 30 paces to the back of a thornbush, carrying with it something which I thought to be a young calf. We fired more than 60 shots into the bush, and thoroughly raked it, without perceiving any further movement. There was a strong S.E. wind, the sky was very clear and the moon shone at its brightest, so that at that distance we could see everything. After we had again quieted the animals and I looked over everything, I missed the sentry from in front of the tent, Jan Smit van Antwerpen, stationed at the Groene Kloof. We called to him as loudly as we could, but in vain, since there was no reply, from which I concluded that the lion had carried him off. 3 or 4 men went as carefully as possible to the bush, which was right in front of the door of the tent, to see if they could discover any sign of this man, but came back helter-skelter, since the lion, which still lay there, rose up and began to roar. They found the sentry's musket, which was cocked, and his cap and shoes. We fired fully a hundred shots at the bush, which lay 60 paces from the tent and only 30 beyond the waggons and at which we could shoot as | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
sumeerden, dat hy dood, of weg moest zyn. Dit deed den wildschut,Ga naar voetnoot54. Jan Harmanszoon, resolveren te gaan zien, of hy 'er nog in was, of niet, nemende een brandent hout in de eene hand; maar zoo ras naderde hy het bosje niet, of de Leeuw deed, onder een vreezelyk gebrul, een sprong na hem, dies hy het brandend hout na hem toe gooide, midlerwyl schoot het ander volk wel 10 schoten na hem, maar hy retireerde aanstonts weder op zyn oude plaats, agter dat boschje. Dit brandhout, dat hy na den Leeuw gegooit hadde, was in 't midden van 't boschje gevallen, en door de sterke Z.O. wind aangeblazen, geraakte het in de lichte vlam, zoo dat men zeer klaar daar in-, en dit doorzien konde; men schoot 'er nog al geduurig in, ondertusschen verliep de nacht, en de dag begon aan te breken, dat yder een moed gaf, om hem alsdan regt te konnen treffen, wyl hy 'er niet van daan konde, of moest zich geheel bloot geven, alzoo het boschje regt tegen een style kloof aanstont. Zeven mannen, op de buitenste wagen zittende, pasten op, om hem, uitkomende, waar te nemen. Eindelyk ging hy, eer het nog ter degen licht was, met de man in zyn bek, den berg opkuyeren, krygende wel 40 schoten na zyn huit, zonder dat hem eene trof, schoon hem veele zeer na quamen, gelyk wy naderhand bevonden hebben; als hem een kogel wat digt by quam, keerde hy hem al grynzende na de tent, en knorrende na ons toe, en ik ben van gedagten, had hem yemant getroffen, dat hy met een volle vaart, op tent en volk aangekomen zoude hebben. Zoo ras het licht was, zag men aan het bloed en een stuk van den rok, die men daar vont, dat hy den man weggenomen, en mede gesleept hadde, ook vont men agter het boschje de plaats, daar hy gelegen, en den man bewaart hadde, en 't scheen onmogelyk, dat hem geene kogels hadden getroffen, wyl 'er op die zelfde plaats eenige plat geslagene gevonden wierden. Wy besloten dan, dat hy gequetst, en niet verre van daar was; hier op verzogt my het volk, 't lichaam te mogen gaan opzoeken, om het te begraven, wyl zy geloofden, dat de Leeuw door het gestaadig schieten, niet veel tyd zoude gehad hebben, om daar van te eeten. Ik stont eenigen van hen zulks toe, mits een goede party gewaapende Hottentots mede nemende, en onder belofte, datze zich niet in gevaar zouden begeven, maar gestaadig wel toezien, en voorzigtig zyn. Daar op volgden zy met hun zevenen, geadsisteert van 43 Hottentots, het spoor, en vonden hem ontrent een halve myl van daar, by het lichaam, agter een klein boschje leggen; hy sprong door het geschreeuw van de Hottentots daadelyk op, en nam de vlugt, waar op zy hem alle naliepen; ten laatsten keerde het beest zich om, en quam vreezelyk brullende onder | |||||||||||||||||
[pagina *1]
| |||||||||||||||||
Incident of a Hottentot with a Lion
Geval van een Hottentot met een Leeuw | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
if at a target, but did not perceive the lion, from which we assumed that it was dead or had made off. This caused the hunter,54 Jan Harmanszoon, to resolve to go and see if it were there or not, taking in his hand a burning stick from the fire; but no sooner did he near the bush than the lion made a leap at him with a terrible roar. He threw the firebrand at it, and at the same time the other men fired fully 10 shots at it, but it at once went back to its old position behind the bush. The firebrand which he had thrown at the lion was fallen into the middle of the bush, and blown by the strong S.E. wind this now flamed up brightly, so that we would see very clearly into and through it. We continued firing into it, and meanwhile the night passed, and the day began to break, so that we all felt sure of being then able to hit it aright, since it could not go from there without fully exposing itself, the bush standing close beside a steep pass. Seven men sat on the outermost waggon and watched to see if it came out. At last, before it was full daylight, it went off up the mountain with the man in its jaws, fully 40 shots coming near it without one hitting it, although several came very close to it as we discovered later. When one bullet came somewhat near it, it turned towards the tent showing its teeth and growling at us, and I think that if anyone had hit it, it would have come at full speed at tent and men. As soon as it was light we saw by the blood and a piece of the coat we found there, that it had carried the man away, dragging him with it: also we found the place behind the bush where it had lain and guarded the man, and it seemed impossible that no bullets had hit it, since several flattened ones were found there. We decided therefore that it must be wounded, and lay not far from there, and thereat the men requested me to be allowed to go and seek for the corpse in order to bury it, since they believed that because of the continual firing the lion would have had little time to eat it. I allowed some of them to do this, taking with them a good party of armed Hottentots, and on their promise, that they would not run into danger but keep a constant watch and be careful. Thereat seven of them followed up the trail, helped by 43 Hottentots, and about a short half-mile away found it lying next to the body behind a small bush. At the shouts of the Hottentots it at once leapt up and took to flight, at which all ran after it. Finally the beast turned round and made for | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
den hoop; het volk, 't welk door 't loopen vermoeit was, schoot mis, op welke hy daadelyk aanquam. Den Baas, of opperste Capitein van de Kraal, deed hier een trouwe daad aan 2 van 't volk, daar de Leeuw het op toezette. Des eenen roer weigerde, en de ander schoot mis; daar op sprong hy tusschen den Leeuw en 't volk zoo na by, dat de Leeuw hem met de eene klaauw in de karos sloeg, en met den bek daar in beet, meenende den Hottentot te hebben, maar die was hem te gaauw, liet zyn karos glippen, en duuwde hem een assegaai in de ribben. Aanstonts sprongen de andere Hottentots ook toe, en verçierden hem met hunne werpspiessen, dat het wel een yzerverken geleek, evenwel hield hy nog niet op met springen en brullen, maar beet eenige der assegaaistokken af, tot dat hem de wildschut, Jan Harmanszoon, een schoot in 't oog gaf, die hem deed kenteren, waar op de anderen hem verder doodschoten. Het was een vreezelyk groot beest, en hy had kort te vooren nog een Hottentot uit deze Kraal gehaalt, en opgepeuzelt. Ik ben hier dus langwylig geweest, om dat my niet voorstaat oit diergelyke assurantie van een beest gehoort te hebben, en de kloekmoedigheid van dien Hottentot is mede aanmerkelyk. Des mans lichaam was door hem van agteren met de linkerpoot, aan de linkerzyde van het hoofd geslagen, met den bek in de schouder gevat, en dus voortgedragen; beide de billen, en linker schouder, waren opgegeten. Wy bragtenze alle beide aan de tent, en begroeven den man, daar hy gegrepen was, gelyk wy den Leeuw mede onder de aarde staken, op dat hem het vee niet ruiken zoude. Het was dien ganschen dag brandent weêr, en de Hottentots waarschouwden ons, dat 'er nog 2 wyfjes hier ontrent waren, waarom ik des agtermiddags een Kraal van doorn liet maaken, en op drie plaatzen, of passagies, volk met geweer stellen, maar vernamen dien nacht geen onraad. | |||||||||||||||||
Woensdag den 4 ditoMaakten wy voortgang met de ruiling, daar wy de voorige 2 dagen over getalmt hadden, en quamen eindelyk, na een ontallyke menigte praatjes, en reden-martelingen, zoo verre, dat wy 33 Runderbeesten ruilden, voor 33 ponden Tabak, en 33 bossen kopere Kraalen, mitsgaders eenige Glazen dito, en Pypen; benevens 14 hamels voor 7 ponden tabak, en vereerden de Capiteins, en hun gevolg 4 bosjes kopere koraalen, en 2 ponden tabak. De zonneschyn was hier by na onverdragelyk, en in de tent was het als in een oven. Des avonts brulde het langs dit riviertje, of alle de Leeuwen van Africa by malkanderen waren. Ik presumeer, dat het de 2 wyfjes waren, omme het gedoode mannetje te zoeken, dies verwagtten wy niet anders dan hun | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
the party with terrible roars. The men, tired by walking, missed it, and it still came on. Then the Chief, or principal Captain of the kraal, acted nobly for the sake of 2 of the men, whom the lion was approaching. One of their guns misfired, and the other one's bullet missed it: at that he leapt between the lion and the men, so close to the lion that one of its claws struck into his karos, and it bit into this thinking to have seized the Hottentot; but he was too quick for it, let slip his karos, and thrust an assegai into its ribs. At once the other Hottentots also leapt in, and so adorned it with their javelins that it looked like a porcupine: nevertheless it did not cease leaping and roaring, and bit off some of the assegai-shafts, until the hunter Jan Harmanszoon shot it in the eye and made it topple over, whereat the others shot it to death. It was a terribly large beast, and not long before had also dragged a Hottentot out from the kraal and chewed him up. I have been thus prolix, since I cannot recollect ever to have heard of such boldness in an animal, and the bravery of the Hottentot is also noteworthy. It had hit the dead man from behind with its left paw on the left side of his head, and gripped his shoulder with its teeth and so carried him off: both the buttocks and the left shoulder were gnawed off. We brought both to the tent, and buried the man where he had been seized: we also set the lion below ground, so that the animals should not get the scent of it. It was burning hot all day, and the Hottentots warned us that there were also two lionesses hereabout, for which reason I had a thorn-corral made here, and set armed men at three places or passes; but that night we had no disturbance. | |||||||||||||||||
Wednesday, November 4We went on with the bartering, which we had postponed for the previous two days, and at last, after an unspeakable amount of talk and argument, brought it so far that we bartered 33 oxen for 33 pounds of tobacco and 33 bunches of copper beads, together with some glass ones and pipes; also 14 wethers for 7 pounds of tobacco. Also we gave the Captains and their attendants 4 bunches of copper beads and 2 pounds of tobacco. The sun was almost unbearable here, and the tent was as hot as an oven. In the evening we heard roaring along the river, as if all the lions of Africa were assembled. I suppose that this was from the 2 females in search of the dead male, so that we expected a visit that night, and prepared ourselves for it by raising our thorn-wall and setting spring-guns in the passages through which they must pass, as also lighting fires around us and posting double sentries; but they did not come. | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
bezoek dien nagt, hier tegens hadden wy ons door 't verhoogen onzer Doorne-kraal, en 't stellen van roers, op de passagien, langs welken zy hunne coers moesten nemen, mitsgaders het stoken van vuuren rondom ons, en 't houden van dubbele wagt, wel voorzien; maar zy quamen niet. En wyl hier ontrent geen meer Kralen leggen, en voor ons niet te doen viel, rezolveerde ik weder te rug te keeren, om de Gonnemasche KraalenGa naar voetnoot55. op te zoeken. Het verdroot my geweldig, in een tocht van 12 dagen, langs zoo een verdrietigen moeyelyken weg, niet meer dan 2 Kralen, en die (schoon uyt 10 Capiteyns bestonden) zoo slegt van vee voorzien waren, op te doen; hier door heb ik met leetwezen ondervonden, hoe door de laatste opengestelde vrye ruyling, en de gepleegde onhebbelykheden van die landloopers,Ga naar voetnoot56. het gantsche land bedorven is, want als de eene Kraal het vee door de Hollanderen ontnomen was, gingen die het weder anderen ontroven, en die dan verder hunne naastleggende, waar mede ze dan in 't gebergte liepen, en zoo lang gastereerden, tot het op was, zoekende dan al weder ander, en dus zynze van menschen, die hun in vrede, vernoegd, en onder hoofden en Kralen verdeelt, gerustelyk met den veeteelt erneerden, meest alle bosjesmans, jagers, en rovers geworden, en over al tusschen, en in gebergtens verstrooyt. Ontrent den Koperberg leggen, volgens zeggen van deze Hottentots, eenige Kralen van de groote Namacquaas, maar dat was ons te verre, en ook de tyd van 't jaar niet, om derwaards te gaan, dies namen wy | |||||||||||||||||
Donderdag den 5 ditoVan deze Grigriquaas, en Namacquaas Capiteyns afscheyd,Ga naar voetnoot57. en verlieten dien ongeluks-hoek, werdende met wonderlyke, complimenten en tabeetjes-zeggingen, door de gemelde Capiteyns, die zeer voldaan schenen, nog een groot end weegs vergeselschapt, wy trokken dan te rug, en quamen op den agtermiddag weder aan de Olifants-rivier, die nu wel 4 voet hoger, als toen wy 'er doortrokken, gezwollen was, onze tent neder te slaan. De schrik voor ongedierte, schoon wy geen spoor vernamen, was in ons zoo groot geworden, dat wy aanstonts weder doornen kapten, een Kraal maakten, op 3 plaatzen cours stelden, en dus, na het eyndigen van een brandende dag, gingen rusten. | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
And since there lay no other kraals around here, and ahead of us there was not much to be done, I decided to return and make for the Gonnema kraals.55 It greatly irked me, that in a 12-day journey along such a toilsome way I had found 2 kraals only, and these (although they included 10 Captains) so poorly provided with cattle. By this I have realised with regret how the whole country has been spoilt by the recent freedom of bartering, and the atrocities committed by the vagabonds,56 since when the cattle of one kraal is carried off by the Dutch, they in turn go to rob others, and these again rob their neighbours, running off with the spoil into the mountains and feasting there until it is finished and then again seeking for more; and so from men who sustained themselves quietly by cattle-breeding, living in peace and contentment, divided under their chiefs and kraals, they have nearly all become Bushmen, hunters and brigands, dispersed everywhere between and in the mountains. Around the Koperberg, according to the report of these Hottentots, there are some kraals of the Great Namacquaas, but that was too far distant for us, also this was not the time of year to go there: therefore on | |||||||||||||||||
Thursday, November 5We bade farewell to these Grigriquaas and Namacquaa Captains,57 and left this unlucky spot, being accompanied for a good distance with wonderful compliments and tabeetje-saying by the Captains, who seemed very contented. We went back, coming in the afternoon to the Olifants River again, which was now swollen fully 4 feet higher than when we forded it, and camping there. The fear of wild animals had become so great in us, that, although we had seen no tracks of them, we at once cut thorns and made a corral, and in 3 places set spring-guns, and so went to rest after a scorching day. | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Op den agtermiddag quamen de voorgemelde Capiteyns ons in deze legerplaats nog eens bezoeken, zy waren na ons vertrek mede uyt dat ongedierts-gat opgebroken, en met hunne Kraal, ontrent een quart myl onder ons, aan de Olifants-rivier komen leggen. Des avonds stelden wy weder onze stelroers, en | |||||||||||||||||
Saterdag den 7 ditoMet het lumieren van den dageraat, ging een der stellen los; door een jakhals afgetrokken zynde, en kort daar na marcheerden wy van daar voort. Ontrent den middag quamen wy ter plaatze, daar wy de rivier overgekomen waren, maar het water was nog te hoog, dierhalven namen wy hier weder ons kampement, en versleten het resterende van dien heeten dag, en volgende nacht alhier. | |||||||||||||||||
Sondag den 8 ditoWas het water tegens den middag wat gevallen, dies wy opbraken; en de revier passeerden; beneden strooms liet ik een touw dwers over de rivier spannen, alwaar 7 a 8 man langs stonden om het vee voor het wegdryven, wylze alle zwemmen moesten, te behouden, dat ons goeden dienst deed, alzoo 'er veel jong goed onder was, en de stroom sterk liep. Alles geraakte zonder ongemak over, en wy hielden ontrent een myl verder in een mooy graskloofje weder halte, sloegen de tent op, bezorgden het vee, maakten onze stellen gereedt, en gingen in Gods Naam rusten. | |||||||||||||||||
Dynsdag den 10 ditoScheyden wy met zonnen opgang weder van de plaats onzer legering, en namen eenen anderen cours langs de Zuid-kant van den Tho-berg, regt op den Picquet-berg aan, door aanraaden van den Hottentot, die onze Gids was, op verzekering van een nader en beter pad, als wy op onzen heen-tocht gehad hadden, maar wy vonden ons bedrogen, want op de rustplaats komende, vernamen gras nog water, dierhalven moesten wy aan 't graven, en kregen zoo veel, dat even de keetel konde koken, drink-water hadden wy nog 3 of 4 flesschen vol, daar wy ons mede behielpen, tot | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
cattle could eat themselves fat again, since lovely grass stood beside the river. In the afternoon the aforesaid Captains came to visit us at this camp. After our departure they had left that vermin-hole, and had come with their kraal to lie on the Olifants River about a quarter-mile below us. That evening we again set up our spring-guns, and on | |||||||||||||||||
Saturday, November 7At dawn one of them went off, tripped by a jackal, and soon after we marched from there. About noon we came to the place where we had crossed the river, but the water was still too deep, so that we pitched camp again, and passed here the rest of this hot day, and the night following. | |||||||||||||||||
Sunday, November 8About noon the water had gone down somewhat, so that we set out and crossed the river. Downstream I had a rope stretched across it, along which stood 7 or 8 men, to prevent the cattle from being carried away, since they all had to swim. This served us well, since there were many young ones among them, and the current was strong. All got across without mishap, and we halted about a mile further in a fine grassy pass, pitched the tent, saw to the cattle, set our spring-guns, and went to rest in God's Name. | |||||||||||||||||
Tuesday, November 10We left there at dawn, and took a different route, along the Southern side of the Thoberg, making straight for the Picquetberg, by the advice of the Hottentot who was our guide, who assured us that this was a shorter and better track than that which we had taken in our outward journey; but we were deceived, since on arriving at the halting-place we found neither grass nor water, so that we must dig, and got just enough to boil the kettle. Of drinking-water we still had 3 or 4 flasks full, with which we made do until on | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
Woensdag den 11 ditoDat 'er in de gegravene kuylen, zoo veel gekomen was, om 3 of 4 kleyne vaatjes te vullen, en het vee even te verversschen, 't welk gedaan hebbende, togen wy weder voort, dezen dag leydde ons de schelmsche Hottentot Dikkop, in dit zandige veld, geduurig heen en weder, in een brandende zonneschyn, dat de beesten ten eenemaal magteloos wierden, op 't laatst kroop hy in de bosjes weg, latende ons in 't velt staan, wy gingen egter voort, en vonden op den agtermiddag water, daar wy ons verblyf namen. Digt by onze rustplaats vielen 2 trekossen door gebrek van water onder de voet. Ik zont hen Hottentots, en volk, met putzen, en balytjes vol water, om ze te verquikken, maar 't mogt niet helpen, op den avond warenze beyde dood. | |||||||||||||||||
Vrydag den 13 ditoAls wanneer wy met zonnen-opgang weder aan 't marcheren gingen; de onmagt van trek-beesten noodzaakte ons, om die ontrent 9 uuren weder uyt te spannen, en de zelve aan een mooy Fonteintje, in een brave gras-vlakte gelegen, tot ontrent een uur na de middag te laten eten, vervorderende als doen onzen weg weder langs de zelve valley, tot ontrent ten 4 uuren, dat wy aan een helder water, in een brave gras-vlakte onze tent nedersloegen, en daar verbleven. | |||||||||||||||||
Saterdag den 14 ditoTrokken wy weder voort, en quamen, na het passeren van een zand-rug, in een schoone groene gras-valley,Ga naar voetnoot58. die wy volgden, en langs welke tegen den avond aan de Noord-hoek van den picquet-berg (ter plaatze daar wy den 23 October gelegerd hadden) quamen te kamperen. | |||||||||||||||||
Sondag den 15 ditoGing ontrent ten agt uuren de marsch weder voort langs de Oostkant van den Picquet-berg. Hier quamen my weder aangename valleytjes en schoone grasruggen te vooren, die wy in dat verdrietige Grigriquaas-land,Ga naar voetnoot59. daar het altemaal zand is, niet gezien hadden. Langs dezen kant van den genoemden Picquet-berg, zyn schoone veeplaatzen; de grond zoude ook goed koorn draagen, als ze gemist was; het | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
plain, in scorching sunshine, so that the animals were entirely powerless, and finally crept away into the bushes, leaving us on the open plain. We went on, however, and in the afternoon found water, and halted. Close before this halt 2 draught-oxen fell down from lack of water: I sent the Hottentots and the men with buckets and pails of water to revive them, but to no avail, both being dead by the evening. | |||||||||||||||||
Friday, November 13When we set out again at sunrise. The weakness of the draught-animals forced us to unyoke them again at about 9 a.m., and let them graze until about 1 p.m. at a fine spring lying in a good grassy plain. We then continued along the same valley until about 4 p.m., when we camped by clear water in good grass. | |||||||||||||||||
Sunday, November 15About 8 a.m. our march continued along the East side of the Picquetberg. Here I again found pleasant valleys and lovely grassy ridges, such as we had not seen in the irksome land of the Grigriquaas,59 where all is sand. Along this side of the Picquetberg there are lovely cattle-pastures, and the soil should grow good corn if it were manured: it is for the most part a light loam, and the mountain is full of gullies, from each of which flows a little brooklet extending into the plain in its little valley, where they all join together and form the beginning of the river spoken of on October the 23rd, which runs from the North corner of this mountain, and after receiving on its way the water from several springs becomes the large Quaecoma River of which we saw the mouth on the shore. | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
is meest ligte kley, en de berg vol kloven, uyt yder van welke, een kleyn riviertje komt, en zig met een valleytje na de vlakte heen strekt, alwaar ze alle in malkanderen vereenigende, een begin maken van de op den 23 October gemelde rivier, die om den Noordhoek van dezen berg heenloopende, en onderwegen het water van eenige fonteynen nog ontfangende, die groote Quaecomaas rivier uyt maken, welkers uytgang wy aan strand zagen. De zon scheen dezen dag weder zeer kragtig, zonder dat eenige wind ons koelde, dies wy genoodzaakt waren tegen den middag den beesten wat te laten rusten, en op den agtermiddag weder voort te slaan, komende op den avond aan een plaats, genaamd de groene Kraal,Ga naar voetnoot60. daar wy by een helder stromend riviertje, onze legerplaats formeerden; hier quam ons in de nacht een Rhinocer digt voor de tent staan, gaande de wagens rondom besnuffelen, maar kuyerde op het helder vuur stooken zagtjes voort. | |||||||||||||||||
Maandag den 16 ditoLieten wy het vee eerst braaf dik eten, voor dat wy weder op weg sloegen, vervorderende ontrent ten 9 uuren onzen marsch, nog al langs den zelven berg, zynde de coers na de berg-rivier, alwaar ons gezegd wierd, dat 2 Gonnemaas Kralen lagen.Ga naar voetnoot61. Wy hadden weder een zeer warmen dag, en quamen na 3 mylen vorderens op den agtermiddag by 2 of 3 fonteyntjes halte te houden, en te verblyven, tot | |||||||||||||||||
Dynsdag den 17 ditoDat wy onzen weg des morgens vroeg in de koelte weder vervorderden, en tegen de middag aan een drift quamen,Ga naar voetnoot62. daar wy de berg-rivier passeerden; hier brak het voorwiel van eene der wagens 't eenemaal aan stukken, weshalven wy dien wagen met 5 man daar moesten laten, en met de andere voorttrekken, tot tegen den avond, dat wy ter plaatze quamen, daar de 2 Kralen gelegen hadden, die elders anders heen-getrokken waren, en wyl de tent op de agter geblevene wagens was, moesten wy hier in de klippen kruypen, en nachtrust nemen. | |||||||||||||||||
Woensdag den 18 ditoSont ik met lumieren van den dag den eenen wagen, dien wy gelost hadden, te rug, om des anderens vragt op te nemen, en die dan ledig met zyne 3 wielen te laten voortslepen; ontrent den middag quamen ze beyde by ons. Insgelyks liet ik yemant te paard na de 24 rivieren ryden, (daar wy ontrent 3 mylen van daan waren) omme van de Weduwee Elberts post,Ga naar voetnoot63. | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
The sun shone very fiercely again this day, and there was no wind to cool us, so that we were compelled to give the animals some rest about noon. We went on in the afternoon, reaching in the evening a place called the Groene Kraal,60 where we camped beside a clear flowing stream. During the night a rhinoceros came close in front of the tent, snuffling around the waggons, but on our making up the fire to a blaze it went away. | |||||||||||||||||
Monday, November 16We let the cattle eat their fill before setting out at about 9 a.m., still marching beside the same mountain towards the Berg River, where we were told that 2 Gonnemaa kraals lay.61 We again had a very hot day, and after covering 3 miles halted in the afternoon near 2 or 3 springs, and remained there until | |||||||||||||||||
Tuesday, November 17When we continued our march in the coolness of the early morning, and about noon came to a ford62 where we crossed the Berg River. Here a front wheel of one of our waggons broke entirely to pieces, for which reason we must leave it there with 5 men and go on with the others until the evening, when we reached the place where the 2 kraals had lain, which however had moved elsewhere; and since the tent was on the waggon left behind we must creep into the rocks for our night's rest. | |||||||||||||||||
Wednesday, November 18At dawn I sent back one waggon which I had unloaded, to pick up the load of the other and then drag it along empty on 3 wheels, and about noon both rejoined us. Also I sent someone on horseback to the 24 Rivers (from which we were now about 3 miles distant) to borrow another waggon or a wheel from the farm of the widow Elberts.63 So the next day came, being | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
een anderen wagen, of wiel, te leenen. Daar op quam des anderen daags, zynde | |||||||||||||||||
Donderdag den 19 ditoGa naar voetnoot64.De uytgezonden man met een wagen van Juffr. Elbertsz, en haalde onze bagagie tot aan hun huys, daar wy nademiddag quamen, en het resterende van dien dag verbleven. | |||||||||||||||||
Vrydag den 20 ditoReed ik met eenige manschap geheel vroeg na Bootsmans Kraal,Ga naar voetnoot65. zoo omme de geruylde beesten, die wy daar gelaten hadden, af te halen, als om te zien, of ik hem niet perzuaderen konde, ons met nog wat meerder te voorzien; maar alle myne redenen waren vrugteloos, en ik moest, niet tegenstaande hy een schoonen troep Ossen hadde, met de voorige negen vertrekken, en quam daar mede by de wagens. Ik had gelegentheyd, door dien eenige wagens met hout passeerden, zommige bagagie voor uyt, na 't huys van Harman Jansz van Noorthoorn te zenden, en zoo by pozen met dien eenen wagen voort te talmen. Op den agtermiddag quamen wy mede daar, en vernamen dat 'er eenige Kraalen in 't land van Waveren lagen, werwaarts wy, na een kort vertoeven heen trokken met eenen wagen, latende den anderen gebroken, en 't resterende goed, benevens den Corporaal, met 4 man, om het gade te slaan, aldaar, en quamen met den donkeren avond over de kloof, en vervolgens ten mynen huize,Ga naar voetnoot66. alwaar wy dien nacht verbleven. Hier hoorde ik van myne Hottentots, waar ontrent de Kraalen lagen, en trokken | |||||||||||||||||
Saterdag den 21 ditoNa de breede rivier, daar wy even aan deze kant 3 Kralen vonden,Ga naar voetnoot67. bestaande uyt de Capiteyns.
| |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
Thursday, November 1964He came back with a waggon from Juffr. Elbertsz, and took our baggage to her house, where we arrived in the afternoon and remained for the rest of the day. | |||||||||||||||||
Friday, November 20I rode very early with a few men to Bootsmans kraal,65 both to fetch the bartered animals which we had left there, and also to see if I could not persuade him to provide us with some more, but all my talk was in vain, and although he had a lovely herd of oxen I must set out with the previous nine only, and brought them to the waggons. I had the opportunity to send some baggage ahead with some waggons that passed with wood, to the house of Harman Jansz van Noorthoorn, and so go slowly forward with stops with the one waggon. In the afternoon we arrived there, and were informed that some kraals lay in the land of Waveren, whither, after a short delay, we set out with one waggon, leaving there the broken one and the rest of the baggage, with the Corporal and 4 men to guard it; and at dusk arrived over the pass to my house,66 where we spent the night. Here I learnt from my Hottentots where the kraals lay, and set out on | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
Aan die van Koekezon, namen wy ons verblyf, en zonden volk met tabeetjes Tabak na de andere Capiteyns, die daar op by ons quamen. Wy gaven hen de oorzaak van onze komste te kennen, en beschonken hen met wat Brandewyn, Tabak, &c. daar op gingen zy, onder belofte van des anderen daags braaf te ruylen, na hunne Kralen. | |||||||||||||||||
Sondag den 22 ditoBragtenze ons alle te zamen niet meer dan 26 stuks, dat ik hen te kennen gaf, veel te weinig te zyn voor 3 zulke groote Kraalen. Zy zongen mede dat deuntje, dat de Bosjes mans hen 't vee ontnomen, en tot arme duyvels gemaakt hadden, maar ik toonde hen aan, datze niet ter goeder trouwe met ons omgingen, en hunne Ossen weg gezonden hadden, houdende eenlyk Koeyen by de Kraal, om datze wel gehoord hadden, dat ik die niet ruylde, gelyk aan de Kraal van Scipio duydelyk bleek, daar over de 200 Koeyen, en maar 10 jonge Ossen waren. Eyndelyk na den ganschen dag pratens, kreeg ik 'er 38 stuks, waar voor hen gaven, 38 ponden Tabak, 38 bossen Kopere Koralen, eenige glaze dito, eenige Brandewyn, en spyzen. Mitsgaders voor 8 Schapen tot provisie, 4 ponden Taback, en vereerden aan de Capiteyns, 5 ponden Tabak, en 6 bosjes Kopere Koralen. Met welk vee wy dan tegen den avond vertrokken, en op myne postGa naar voetnoot68. nacht-rust namen, tot des anderen daags, zynde | |||||||||||||||||
Maandag den 23 ditoDat wy tegen den middag weder voorttogen, ik met den wagen na de Sonquaas drift,Ga naar voetnoot69. en Hartog na den agtergelaten gebroken wagen, en resterende bagagie. Zoo dra ik aan de Sonquaas drift gekomen was, liet ik de tent opslaan, het goed aflossen, en zont den wagen aanstonds heen, om het andere te halen, en ging, zeer vermoeyt zynde, slaapen. | |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
We halted near that of Koekezon, and sent men with tabeetjes of tobacco to the other Captains, who then came to us. We made known to them the reason of our coming, and gave them some brandy, tobacco, etc., and then they went off to their kraals, promising to do good barter the next day. | |||||||||||||||||
Sunday, November 22They all together brought us 26 animals only, which I told them was far too little for 3 such large kraals. They sang the usual song of how the Bushmen had carried off their cattle and left them poor devils, but I showed them, that they were not dealing honestly with us, and had sent away their oxen, keeping at the kraal cows only because they had heard that I would not barter these: this was plainly to be seen at Scipio's kraal, where there were more than 200 cows and only 10 young oxen. At last, after talking all day, I got 38, for which I gave 38 pounds of tobacco, 38 bunches of copper beads, some glass ones, brandy, and food; also for 8 sheep for our food 4 pounds of tobacco; and presented the Captains with 5 pounds of tobacco and 6 bunches of copper beads. With these we set out towards evening, and slept at my farm68 until the next day, being | |||||||||||||||||
Monday, November 23When we set out again about noon, I with the waggon to the Sonquas Drift,69 and Hartog to the broken waggon and the rest of the baggage left behind. As soon as I reached the Sonquas Drift I had the tent pitched, the goods unloaded, and at once sent the waggon off to bring the other, and myself went to sleep, being very tired. | |||||||||||||||||
Tuesday, November 24The waggon sent returned to me, with the baggage and the other men. I took horse here, to see if I could not borrow a wheel somewhere along the Berg River, since the difficulty with one waggon only and the double driving to and fro was very toilsome and annoying. Finally I got a wheel | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
kreeg ik by Pieter RussouwGa naar voetnoot70. een wiel, en zont om den kreupelen wagen, die op den avond by my quam. | |||||||||||||||||
Woensdag den 25 ditoMaakten wy het wiel aan de wagen, en vertrokken na een Kraal, die wat hooger op ontrent de vleesch-bank lag.Ga naar voetnoot71. Hier ruylde ik 4 beesten, voor 4 ponden Tabak, en 4 bosschen Kopere Koralen, &c. En vereerde den Capitein een pond Tabak. En reed zoo na 's Compagnies post aan Riebeeks Kasteel, daar ik Hartog tot onze byeenkomst bescheyden hadde, wyl hy een anderen weg was omgetogen, om nog een Kraaltje aan te doen. Op den avond quamen wy weder alle by malkanderen, hebbende hy geruyld 6 beesten, voor 6 ponden Tabak, en 6 bossen Kopere Koralen, &c. En vereerden een pond Tabak, en 2 bossen Kopere Koralen. | |||||||||||||||||
Donderdag den 26 ditoGa naar voetnoot72.Vertrokken wy van 's Compagnies post, omme na de Saldanhabaay,Ga naar voetnoot73. en de groene kloof verder voort te gaan, en quamen op den agtermiddag aan de plaats van Pieter Jurriaansz van der Heyden,Ga naar voetnoot74., alwaar wy, vermits 'er goede weyde voor 't vee was, verbleven tot | |||||||||||||||||
Vrydag den 27 ditoDat wy van daar tot op de post van Monsr. HuzingGa naar voetnoot75. aan de groene rivierGa naar voetnoot76. avanceerden, en | |||||||||||||||||
Saterdag den 28 ditoTot op 's Compagnies post agter den HazenbergGa naar voetnoot77. quamen, en alzoo hierom heen 2 of 3 Kraaltjes lagen, namen wy hier ons verblyf, en bragten | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
from Pieter Russouw70 and sent for the crippled waggon, which joined me in the evening. | |||||||||||||||||
Wednesday, November 25We fitted the wheel to the waggon and set out for a kraal which lay somewhat higher up on the Vleeschbank.71 Here I got 4 oxen for 4 pounds of tobacco and 4 bunches of copper beads, &c., and gave the Captain a pound of tobacco; and rode on to the Company's post at Riebeeks Castle, which I had appointed with Hartog as our meeting-place, since he had gone by another route so as to visit another small kraal. In the evening we re-met, he having bartered 6 animals for 6 pounds of tobacco, 6 bunches of copper beads, &c., and given a pound of tobacco and 2 such bunches. | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
Sondag den 29 ditoMet ruylen door, bekomende 21 Osjes, voor 21 ponden Tabak, en 21 bossen Kopere Koralen, &c. En vereerden aan de Capiteyns en hun gevolg, 4 ponden Tabak, 4 bossen Koralen. | |||||||||||||||||
Maandag den 30 ditoTrokken wy verder voort om eenige Kraalen by de Saldanhabaay op te zoeken, en avanceerden dien dag tot aan 't zwarte water,Ga naar voetnoot78., daar ik halte hield. | |||||||||||||||||
Dynsdag den 1 DecemberReed ik des morgens te paard na de zoute rivier,Ga naar voetnoot79. om Bego,Ga naar voetnoot80. en Paardevanger, die my onderrigt wierden daar te leggen, op te zoeken, van wien ik ruylde 27 Ossen, voor 27 ponden Tabak, en 27 bossen Kopere Koralen, &c. En vereerden aan de Capiteyns, 3 ponden Tabak, en 3 bossen Koralen, waar mede wy des anderen daags, zynde | |||||||||||||||||
Donderdag den 3 ditoDat ik tot de uytvoering van eenige bevelen van den Ed. Heer Gouverneur, na 's Compagnies post agter den Hazenberg toog, gaande Hartog na de baay, omme 2 daar leggende Kralen nog aan te doen, en alsdan Kaapwaarts te keeren. Ik bleef aan 's Compagnies post, en zond na nog eene Kraal, waar van de Capiteyns by my quamen, en van wien ik | |||||||||||||||||
Vrydag den 4 ditoRuilde 6 ossen, voor 6 ponden tabak, 6 bossen kopere koraalen, enz. En vereerde hun 1 pond tabak, en 1 bos koraalen. Op den avont quam Hartog uit de baai, en bragt van daar 16 osjes, door hem aldaar geruilt, voor 16 ponden tabak, 16 bossen kopere koraalen. Hebbende aan de Capiteins vereert, 2 ponden tabak, 2 bossen koraalen. | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
Sunday, November 29The day in bartering, obtaining 21 oxen for 21 pounds of tobacco and 21 bunches of copper beads, &c., and giving the Captains and their following 4 pounds of tobacco and 4 bunches of beads. | |||||||||||||||||
Tuesday, December 1I rode to the Salt River79 to seek for Bego80 and Paardevanger, who I was told lay there, and from them bartered 27 oxen for 27 pounds of tobacco and 27 bunches of copper beads, &c., and gave the Captains 3 pounds of tobacco and 3 bunches of beads. With these animals, on the next day, being | |||||||||||||||||
Thursday, December 3When I went to the Company's post behind the Hazenberg, to carry out certain orders of H.E. the Governor, while Hartog went to the Bay, to visit the 2 kraals lying there and then make for the Cape. I remained at the post, and from there sent advice to yet another kraal, from which the Captains came to me, and from whom on | |||||||||||||||||
Friday, December 4I bartered 6 oxen for 6 pounds of tobacco, 6 bunches of copper beads, etc., giving them 1 pound of tobacco and 1 bunch of beads. Hartog arrived in the evening from the Bay, bringing 16 oxen bartered by him there for 16 pounds of tobacco and 16 bunches of copper beads, having given the Captains 2 pounds of tobacco and 2 bunches of beads. | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
Sondag den 6 ditoDat ik Hartog met alle de manschap, vee, en bagagie na VisschershoekGa naar voetnoot81. cours liet nemen, wyl ik den weg over Stellenbosch nam, alwaar ik des avonts in den donkeren aanquam. | |||||||||||||||||
Maandag den 7 ditoReed ik Kaapwaarts, ontmoetende Hartog aan de Zoute rivier,Ga naar voetnoot82. dewelke onderweeg nog geruilt had 5 osjes, voor 6 bossen koraalen, en 6 ponden tabak. Zulks onze gansche troep ingeruilt vee, in een getal van 179 ossenGa naar voetnoot83. bestont. Op den middag quamen wy aan de Kaap, en daar mede had deze Commissie een einde. Gecollationeert, accordeert a. poullee gesw. Clercq
Onder deze togten, door deze en gene lieden van de Kaap na buiten toe gedaan, mag men wel rekenen den zeetogt, in 't jaar 1699 door den Burgerraad Nicolaas Oortmans,Ga naar voetnoot84. en Philip Terkuys,Ga naar voetnoot85. na de eilanden van Dina en Marsseveen,Ga naar voetnoot86. op 39 graaden Z. breedte gelegen, ondernomen; doch vrugteloos uitgevallen. | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
Sunday, December 6When I sent Hartog with all the men, cattle and baggage to the Visschershoek,81 while I made for Stellenbosch, arriving there in the evening at dusk. | |||||||||||||||||
Monday, December 7I rode towards the Cape, meeting Hartog at the Salt River,82 who on the way had bartered another 5 oxen for 6 bunches of beads and 6 pounds of tobacco, so that our whole herd of bartered cattle consisted of 79 oxen.83 At noon we reached the Cape, and with this our Commission was completed. Collated and checked a. poullee, Sworn Clerk
Among the journeys made by various persons inland from the Cape may well be reckoned the sea-voyage undertaken in 1699 by the Town Councillor Nicolaas Oortmans84 and Philip Terkuys85 to the islands of Dina and Marsseveen86 lying on 39 degrees of S. latitude, although without result. |
|