Chronijcke van Leeuwenhorn(1599)–Dirck Adriaensz. Valcooch– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een nieu Liedeken / en gaet op die Wijse / Het vlooch een swarten Raven / over Den ionghen helt zijn camere. Kijst nu uyt het beswaren Ghy Sijpsche Heeren allegaren / Looft den Heer met bly gheschal / Want hy u victory verleenen sal. Al hebt ghy vry wat schade gheleden / En eenen harden storm of ghereden Rust u weer o en grijpt een moet God sal u helpen in teghenspoet. Hy can nemen ende oock weder gheven / Als wy Job vinden gheschreven / [Folio C7v] [fol. C7v] Hy stelt den mensche al int verneer / En can hem dra verhogen weer. Hy maecte den vromen Job so cael En gaf hem weer lant huys en sael / Veel vee en overvloedich gout / Salich is hy die op God vertrout. Hy can verderven lant en sant Hy heeft den wint in zijnen hant Hy regeert donder en tempeesten / Menschen / ja alle Dieren en Beesten. Die Zee die daer vaert rechte voort Hy canse dwinghen met een woort Hy gheeft een yeder wat hy wilt. Al leyt u slijckerdijck heel rebel God canse bewaren alsoo wel Al leyt u sluyse seer desolaet / Hy canse bewaren voor alle quaet. Zijn liefde ghy alle daghen bekent / Hy u nu een goet weder sent Dat ghy meucht vast maken die Weele / Soo sterck als een Casteele. Hy heeft u verleent een vromen man Diet werck wel ordonneren can / Zijn Materiael can hy wel voegen Alst vlucht voor smenschen ooghen Dus is den Mensch sot en ontvroet / Die hier verlaet dat opperste goet Dus o ghy vrome Syperiaen / Met God wilt alle u saecken bestaen. Prince. Hy is so grooten Prins / Al geeft hijt niet na onsen wins / Het moet hier somtijt galle zijn Die hy schenckt voor den besten Wijn. F I N I S. Vorige Volgende