Een confortatyf / Refereyrs Wijse ghemaeckt tot verquickinge mijn Heeren vanden Sijpe / en is haer ghesonden doen den grooten Weel
ingheloopen was / met dit navolghende liedeken ghemaeckt by den selven Dirrick Adriaensz. Valcooch.
Refereyn.
Ghy couragieuse geesten / ghy vroe Sijpsche Heerē
Die nu stadich op den Sijpe gaen laboreren
Dat om te consequesteren / landt ende sandt
Al lijdt ghy wat aenstoot / en moet succumberen
Ghy sult haest triumpheren / en crijgen doverhant /
Acht den spotter niet / die daer seyt tot uwer schant /
Tsy desen / sy dijcken om sandt / Egalement mollen en jarden
Zy verquisten haer gelt / haer goet / haer pant /
Wat sal haer garant / / int ende werden
O ghy Vrome Heeren werpt al dees praet om verden /
Wilt in u presumpsy volherden / / God sal u stercken /
Ghy zijt nu van bedijckers den derden
Die hem oyt besyverden / / met dese wercken /
Zy hebbent begonnen uytgevoert als vrome clercken /
Zoman mach wercken / / aen haer tractaten schoone
dus slacht den swalu / perckt me van perck tot percken /
Denct die volherdich strijt crijcht int ent die croone.
Al zijnder nu veel die daer maken grote lammentatiē
En laten thooft hangen (so ick hoor) met desperatien
Dat om dinundatien / / vanden grooten Weele
Rust u weer op / God sal u bystaen met zijnder gratien /
Betaelt u arbeyders met lust sonder murmuratien /
Crijcht gelt tot deser spatien / / daerom werckender vele Hout
[Folio C6v]
[fol. C6v]
Hout eendracht / hebt onder malcander geen schele
Tweedracht en crackele / / hebbē veel gebrocht in snevē
Past op u sluysen begortse wel met plancken en dele
Fondeertse in een lustich priele / / dat sy water mogē geven
Set fraye Watermolenen wel ses of seven
So die voorschreven / / bedijckers hebben ghedaen
Legt en speet u sloten / colcken / net en even /
Weest bedreven / / in tgeen ghy wilt leggen aen /
rijpe ōbedochtheid heeft eertijts verdorvē menich syperiaē
Die Rechs een ydel waen / / cregen tharen verschoone /
En tzijn bloo crijsluy die vlien als den strijt sal bestaen /
Maer die volherdich strijden crijgen int ent die croone.
Wat eē vordel / lust en playsier hebben vercregen
U voorsaten / die tot dijcken der landen waren genegen
Kayen geslegen / / om Meeren / Weelen / en waerden
Ziet u Naebueren aen die rontsom u zijn gheleghen /
Hoe bloeyen haer bedijckte landen met grooten segen /
Die eertijts plegen / / slimmer dan den Syp te zijn van aerdē
Ziet Burchorn aen beweyt met coeyen en paerdē
Men planter bogaerdē / men timmerter huisen en hovē
die noulanden van Texel, Wiering, die vā sout verhaerden
Bewossen met wilde seecaerden / / Biesen en gruys bestoven
Gaense doude landen in vruchtbaerheyt niet te boven
Vol zaets zijn die schoven / / met gars overladen /
Ghy Spysche heeren zijt conragius ic wil u beloven /
Int ent meerder proven / / van desen in gars in zaden
Al moet ghy deur den zee der tribulatien wat baden
die quamen ter spaden / / den Heer gafse eenen wel vol loue
Dus ick moetet u noch seggen onthout mijn raden
Die volherdich strijt / crijcht int ent de Crone.
Prince.
Aensiet die oude Gesten / en Cronijcken wel deuren /
Hoemen dit lant eertijts metten water sach verscheuren
[Folio C7r]
[fol. C7r]
Hoe dē Sijp lach in Keurē / / vā stedē dorpē en grondē
Hoe fray lach die stadt Leeuwenhorn vā slotē en muerē
Opten groot Keynsa / somen siet aen die structuren
Die daghelicx met labueren / / worden bevonden
Daerom ghy Sypsche Heeren laet u slappe handen zijn ontbonden
Arbeyt ten stonden / / om te vercrijgen eeuwige famen /
Ick hoop dat ghy voor een gulden sult ontfaen ponden
tBlaffen der honden / / werpt after den bramen /
Een goet aenheven werck derf hem niet te schamen
Ghy voet veel arme lichamen / / die broot aē u winnen /
Laet den benijder vry steecken en blamen /
na u verlies vry ramen / / wat sullense anders winnen?
dan quelling des bloets / eē onrust conscienty van binnē
O ghy edele sinnen / / achtse niet waert een boone
Persisteert in u werck / teest / webt altijt als spinnen
Denckt die volherdich strijt crijcht int endt die croone.