26
De strijd om plaatskaarten is over het hoogtepunt. Nog staanplaatsen voor ƒ15.-. Eretribune afgelopen dagen: ƒ50.- tot ƒ100.-. Vertwijfelde brieven van huisvrouwen aan Stadion-directie:
‘Een kaartje, anders gaat mijn huwelijk kapot.’
Grappenmaker staat vijf uur in de rij. Een begrafenisstoet komt voorbij. Oud mannetje buiten rij gevraagd:
‘Wilt u zo vriendelijk zijn drie minuten mijn plaats in te nemen?’
Ouwe geen bezwaar. Man uit rij. Hoed af, gebogen hoofd, hoed op. Man terug in rij.
‘Wat heb ik gezegd? Het was maar voor enkele minuten. Bedankt!’
‘Niks te danken. Waarom moest u zo nodig uit de rij?’
‘Mijn vrouw ging voorbij, 27 jaar getrouwd geweest.’
Er moet nodig naar gekeken worden: toestel knettert, dubbel of driedubbelbeeld. Stille, kale kamer. Morgen klaar? Anders terughalen: wedstrijd morgenavond. Dan maar later in de week repareren, of volgende week.
Marseille: hoerenkast met katrollen. Vrouwen hijsen op gewenste hoogte, rondom balustrade met publieke tribune. Kijken kost geld, minder dan voelen, doen.
Alfabetgedeelte van Wolf's zakagenda: trefwoorden i.p.v. namen, adressen, telefoonnummers. Hij kent alle bakken. Hand omhoog bij eerste of tweede zin:
‘Heb ik al.’
‘Er was eens een invalide man’, hand omhoog, zakt weer, hoge uitzondering, ‘ja, ga door’, ‘die zich per dag gemiddeld 60 keer aftrok. Verder niks dan slapen. Touwtje aan z'n pik, verbonden met belletje. Stijve in zijn slaap: touwtje spant zich, belletje wekt. Trekken, slapen.’
Korte aarzeling, geen glimlach, geen dankje.
‘Genoteerd.’
‘Ik heb niks tegen de man. Van jodelen is niet iedereen gediend. Moet ik aan zijn verstand brengen. Vijftien jaar in onmin met vrouw en zus. Hartverlamming op tunnelroltrap. Opgevangen.