tekenen. Een van de fijnste vakken, geschrapt van gymnasiumrooster. Weinig gymnastiek. Latijn en Grieks: veel belangrijker. Agenda, nieuwe schriften, boeken kaften. Parker voor verjaardag? Veel kleren: elke dag wat anders.
‘Veel zakgeld?’
Ik hou niet van lopen? Ik hou wel van lopen. Niet ver: binnendoor, naar postkantoor, langs het benedenhuis, op het goeie moment links: DOE MIJ EEN PLEZIER EN ZET GEEN FIETSEN HIER.
Rij voor postzegelloket, telefooncel bezet. Er staat tenminste een bank. Gekartoneerde envelop, grote letters NIET VOUWEN. Geen DRUKWERK in gebruikte envelop. Geen bandje, postzegel half op omslag. Als je de postzegel nou nog op de achterkant plakt. Het heeft geregend: cijfers in hokjes verwaterd. Tijdschrift klam, verfomfaaid in de gang.
Strip niet serieus genoeg? Liever bijbelse figuren? Dieren? Vaderlandse geschiedenis?
‘Voor een behoorlijke lezerskring moeten we af en toe een luchtig verhaal opnemen. Anders kunnen we wel gelijk ophouden.’
Doris Day? Ik krijg hem niet mee. Niet eens naar Ku Klux Klan (met Steve Cochran): geen noot zang. Jody en het hertejong: staat toevallig in de boekenkast. Met de hele familie naar Arena. Ik mee. Hij is er kapot van. Niet onaardig. Gregory Peck erg goed. Hij let alleen op het verhaaltje. Zit hij te janken? Hij weet niet eens wie meespelen.
Hij denkt dat hij leuk is: kaart van Doris, met uit zijn vaders van Dale (pas 6 katerns):
‘Een dodo is een walgvogel, een zeer zwaarlijvige, nu uitgestorven vogel van de grootte van een zwaan, met een dot veren aan de aars (Didus Ineptus), voorheen op Mauritius en Réunion’ postzegels! ‘aangetroffen; ook doedoe, struiskasuaris en basterdstruis geheten.’
Niet eens de groeten of zo. Kaart uit On Moonlight Bay: al eeuwen in bezit. Aan schrijfbureautje, met poppetje. Nog port ook, expres, etter? Hij kan mooi dood vallen. Dan geen blad. Of met iemand anders. Jongens genoeg die goed fotograferen. Ik heb jóu nodig, kom. Waarom slordige puzzels, waarom geen