vraagstuk bezwaar maakt, heeft men eigenlijk geen adres voor zijn protest.
‘Het kapitalisme’ is men gewend uit te roepen, maar het is overal de staat, die zowel het onderzoek naar aanwendingsmogelijkheden van atoomenergie als de fabricage van atoombommen beheerst. In de Verenigde Staten niet minder stevig dan in de Sowjet-Unie.
‘Rusland’, zullen anderen uitroepen. Maar de Sowjet-Unie heeft de atoombom niet uitgevonden en in betoon van nationalisme doet de ene staat niet voor de andere onder.
‘De geleerden die de atoombom maakten’, zal een derde zeggen. Maar zij waren over het algemeen goedwillende laboratoriumvirtuozen, die niets liever wilden dan de mensheid dienen.
Het zijn juist de anonimiteit en haar spiegelbeeld, de verantwoordingsloosheid, die de huidige ontwikkeling kenmerken. Het zijn niet enkele schobbejakken, die uitsluitend op winst uit zijn, het is niet een bepaald misdadig volk, dat een oplossing dwarsboomt, het is het systeem, de organisatie, het bureau en de commissie, alle even ongrijpbaar en even anoniem. Dat juist maakt de situatie zo wanhopig en geeft de publieke belangstelling de genadeslag. Het is gewoonte geworden te stellen, dat de ontwikkeling van het zedelijk bewustzijn de ontwikkeling der techniek niet heeft bijgehouden. We kunnen concreter zijn. Het overheersen van de efficiency-norm, de jacht naar grotere produktie en hogere winsten, de illusie van de nimmer eindigende vooruitgang hebben ons meegesleept in mammoet-organisaties, die een eigen leven leiden, onafhankelijk van de wil der burgers. De organisatie draait wel, maar we weten niet meer waarvoor. De uitvindingen gaan door, maar met welk doel? De organisatoren beslissen - in naam van wie? De democratie werd een geloof, een panacee voor alle kwalen, maar hoevelen oefenen in feite nog enige invloed uit? De groepen die beslissen, althans menen te beslissen binnen het kader van de organisatie, die hen drijft, isoleren zich automatisch. Zij hebben een eigen idioom en ze herkennen elkaar aan oogopslag en gebaar. Of het nu bedrijfsleiders, generaals of partijleiders zijn. In deze fase, waarin de gewone man, die er het zijne van zegt, een ietwat ridicule curiositeit is geworden, een horenswaardigheid voor de radio, heeft de wekroep ‘Eén wereld of geen’ niet activerend, maar verlammend gewerkt. De gewone man mag er nog wel het zijne van zeggen, maar hij weet nu zekerder dan ooit, dat hij er helemaal niet aan te pas komt.
Deze noodlottige ontwikkeling kan slechts worden gestuit door de tegenrevolutie van de gewone man, arbeider, professor of fabrikant. Ook ten tijde van het feodalisme berustten de grote beslissingen slechts bij enkelen. In deze periode waren deze beslissingen echter van niet groter betekenis dan de besluiten, die elke willekeurige bedrijfsleider tegenwoordig dagelijks in het grootbedrijf neemt. Toen de industriële revolutie het maatschappelijk weefsel verdichtte en de bevolking met sprongen toenam, heeft de strijd om de politieke democratie de hoop doen gloren, dat de gevaren van de technische vooruitgang zouden worden opgevangen door een stelsel van wederkerige verantwoordelijkheden. De politieke democratie in haar 19e eeuwse concep-