Verantwoording
Tijdens de kabinetsformatie van 1977 speelden vraagstukken van maatschappelijke orde een grote rol. Na het optreden van het kabinet-Van Agt werd zo mogelijk nog duidelijker dat we bij de inrichting en besturing van de samenleving voor ingrijpende keuzen worden gesteld. Het voortduren van de stagnatie in de wereldeconomie en de schijnbare onoplosbaarheid van de werkloosheid zijn ook internationaal aanleiding tot een herbezinning op fundamentele aspecten van ons maatschappelijk bestel.
De actualiteit van de discussie die daarover gaande is en behoort plaats te vinden, heeft mij ertoe gebracht een aantal opstellen te bundelen die ik in de loop der jaren over deze vraagstukken heb geschreven. Ze zijn gebundeld in de volgorde waarin ze zijn gepubliceerd. Aanvankelijk wilde ik volstaan met enkele artikelen en redevoeringen uit de laatste jaren, maar het bleek al gauw, dat de problemen van vandaag, zij het in een ander kleed, ook gisteren aan de orde waren. Van het een kwam het ander, en midden in de discussie over het ultracentrifuge-project herinnerden anderen mij eraan, dat de maatschappelijke controle en besturing van de atoomenergie ook onmiddellijk na de oorlog mijn belangstelling ondervond.
Omdat de linkerhand moest weten wat de rechterhand deed, zijn ook beschouwingen opgenomen over neo-marxisme, liberalisme en de christen-democratie in onderscheiden gedaanten. Het geheel zou kunnen worden geduid als beschouwingen over politieke economie als men daar ook het lezen toe wil rekenen. De bij de installatie van de Bibliotheekraad gehouden redevoering valt misschien wat uit de toon, al hoop ik dat ze in de goede toon gesteld is.
De keuze van de opstellen is niet vrij van willekeur en werd overwegend door het onderwerp bepaald. De publikatie, waarin ik - in teamverband - het meeste van mijn schrijflust heb geïnvesteerd, De weg naar vrijheid, 1951, viel door haar omvang buiten de prijzen (van deze bundel). De bundel heeft trouwens geen enkele pretentie van terugblik of historische karakteristiek: er was veel meer aan de hand dan uit de bloemlezing blijkt. Er is inhoudelijk wellicht toch een cesuur aan te brengen. Typerend voor de beschouwingen tot het begin van de jaren zestig is, dat ze alle erop uit zijn binnen de structuur van de welvaartsstaat verbeteringen te bepleiten in socialistische zin. Met De kwaliteit van het bestaan, 1963, gaan de opstellen zich meer richten op hervorming van de structuur van de maatschappij zelf, op een andere organisatie en verdeling van de macht.
Het zijn beschouwingen van gisteren met het oog op morgen. Om dat te