rein te herwinnen. En dat kan je niet, want bij elke zet die je doet weet je met een vervelende zekerheid de aanleiding ertoe. Grof worden is nog de enige mogelijkheid, dát tenminste zullen zij voelen. Maar dan wordt tegelijk je hele bezoek nutteloos, was dan weggebleven. Je gaat toch niet naar mensen toe om, nauwelijks in de kamer aangeland, enige grofheden uit te stoten over hun uiterlijk, karakter, aankleding van hun woning of wat dan ook, om dan noodzakelijkerwijs weer te vertrekken.
Je hebt voor de deur gestaan, in de regen nog wel, en nu ben je binnen. Je hebt alle mogelijke wraakoefeningen overwogen en weer overboord gegooid als zijnde te doeltreffend in hun uitwerking - het uitvaren tegen niets vermoedende lieden ontketent ogenblikkelijk slaande ruzie en is in zich zelf onwaardig; het debiteren van verfijnde hatelijkheden die pas weken later worden begrepen verwekt een lang doorwerkende verkoeling die ook niet je streven kan zijn - en als zijnde vernederend voor je gevoel van eigenwaarde.
Je zit in een stoel, welwillend maar een beetje gefrustreerd, en keuvelt wat met de stroom mee. Je wacht ongeduldig of de fles nog op tafel komt. Je bent van plan je in geen geval nogmaals zo aan te stellen als je op de stoep voor de deur hebt gedaan. Als iemand iets verschrikkelijks doms zegt, zit je al klaar met verontschuldigingen als: ze doen in ieder geval hun best, of: weet jij het dan beter? Blijkt iemand aanstalten te maken om leuk te worden, dan zit je al met je breedste grijns op je gezicht. Je bent de verpersoonlijking van een welopgevoede kerel, je waagt het niet de heersende goede stemming te verbreken door een wrange opmerking. Blijkt de gastheer inderdaad genegen alcoholica te schenken, dan sla je niets af en je animeert de consumptie bij anderen. Er zal een gezellige sfeer gaan heersen, de lege glazen raken weer vol, schalkse opmerkingen vliegen heen en weer, iedereen vermaakt zich enorm. Maar dan wordt het je ineens duidelijk: hé, ik amuseer me niet. Je wordt wat stiller, kijkt eens vorsend om je heen. Wordt deze laatste gedachte niet ogenblikkelijk overspoeld door een paar snelle glazen, dan gaat het fout, hopeloos fout. De leuke opmerkingen blijken, als je welwillende stemming is verdwenen, weeë flauwiteiten; de gedachte aan eigen zo juist gemaakte opmerkingen, als geestig bedoeld, maken je ziek. Je ziet weer dat de gastvrouw zich enorm aanstelt, de onbenulligheid