LXIIII, Psalmen end ander ghesangen, diemen in de Duytsche Ghemeynte te Londen was ghebruyckende
(1561)–Jan Utenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 30r]
| |
§ De Propheet vermaent alle menschen zick te begheuen tot den dienste Godes, ende zick te vinden in der heyligher vergaderinghe.Op de wijse De gheest is ghewillich, maer &c.
IUychet in den Heeren, alle ghy
Die daer zijt op eerd hier beneden,
Uereert den Heere mit ieughden blij,
Uoor zijn aenschijn met vreucht wilt treden,
Bekent den Heer dat hy is dijn God,
Hy heeft ons beyde, Iode end Heyden
Gh’maeckt, niet wy ons self,
Wij zijn zijn volc, End dat kudde syner weyden.
Tredet vrij aen in die poorten zijn Ga naar voetnoot+
Hem danckende voor zijn weldaden.
End in zijn zael prijs singhet hem fijn.
Loeft hem end prijst zijn Naem met daden
Want de Heer zeer goedertieren is
Zijn barmherticheyt neemt geen eynde,
Ende zijn trou die zal ghewiß
Sick nemmermeer van ons afwenden.
|
|