LXIIII, Psalmen end ander ghesangen, diemen in de Duytsche Ghemeynte te Londen was ghebruyckende
(1561)–Jan Utenhove– Auteursrechtvrij§ Hier wort bewesen wat grooter begeerte dat de Koninck Dauid hadde tot den Tabernakel Gods, daer den rechten Godsdienst was, Ende hoe lieflick dat het zy int midden der Gemeynten Gods te wesen.Op de Franchoische wijse des ciiij. Psalms. Sus, sus, mon &c.
HOe lieflick zijn, dijns Tempels woonsten Heer, Ga naar voetnoot+ Mijn ziel met lust, dijns huys inganck begheert, Mijn hert end vleesch, met vreuchden zijn entspronghen, Om haest totten leuenden God te komen.
De musch end oock, de swaelu haren nest Geuonden heeft daer sy haer iongen legt So lust my oock, O God na dijn altaren O mijn Koninck, end Heer der heyrscharen.
Salich zijn die in dijn huys woonen vrij, Ga naar voetnoot+ Gewelick vro sullen dy prijsen sy, Salich is, wiens kracht in dy is gelegen, End in wiens hert beuest zijn dyne wegen.
Door’t dal des drucx gaende, sullen sy
| |
[pagina 24v]
| |
fijn, seer wel voorsien van schoon fonteynen zijn, Uan deucht tot deucht sullen sy gaen met vreden, End sullen vrij in Syon tot God treden.
O Heer end God der heerscharen verhoort, Ga naar voetnoot+ Mijn bidden, herckt God Iacobs ongestoort, Ons beschermer, wil ons aensien ende stercken, End in d’aenschijn dijns Ghesalfden sien end mercken.
Want eenen dach is beter in dijn huys, Ga naar voetnoot+ Dan duysent zijn elders, Heer sonder dy, Lieuer saet ick aen den dorpel dijns huys Heere, Dan dat ick sou met den boosen verkeeren.
De Heer is my tot een Son end schilt, Ga naar voetnoot+ Genade end eerde Heere gheuen wilt, Sijn goeden gheeft hy den vromen sonder rouwen: Salich is, Heer, die in dy sal betrouwen.
|