Het Nieuvve Testament, dat is, Het nieuwe Verbond onzes Heeren Iesu Christi, Na der Grieckscher waerheyt in Nederlandsche sprake grondlick end trauwlick ouerghezett

Cap.iij.

1

VErmaen ze, ^* dat zy den Uorsten end Machten onderdanigh zijn, der Ouerheyt ghehoorzaem zijn, tot allem goedem wercke bereyd zijn:

* Rom.13.a.1 1.Petr.2.c.13

2

Niemand lasteren, niet strijdachtigh zijn, [mer] redelick, alle zachtmoedigheit bewijzen teghen allen menschen.

3

^* Want oock wy waren voortijden verstandlooß, onghezegghelick, dwalende, den lusten end menigherley wellusten dienende, end wandelden in booßheyt end nijd, waren hatigh, end benijdden malckanderen

* 1.Cor.6.b.11 Ephes.2.a.2 Colos.3.a.7

4

⁺Na dem auer verschenen is de goedertierenheyt end de menschlieuigheyt Godes onzes Zalighmakers, ^* heeft hy ons zaligh ghemaeckt,

+ B

* Ephes.1.a.4 2.Tim.1.c.9

5

Niet door wercken welcke in gherechtigheyt zijn, die wy deden, ^* mer na zyner barmhertigheyt, door ^‡ het bad

* Act.15.c.11 ephes.2.a.4.7

‡ Ioan.3.a.5 Ephes.5.f.26

[p. 367r]

der wedergheboorten, end vernieuwing des heylighen Gheęstes,

6

^* Welcken hy rijcklick wtghegoten heeft ouer ons door Iesum Christum onzen Zalighmaker:

* Ezech.36.e.25

7

Op dat wy door des zeluen ghenade gherechtuærdight, ærfghenamen wurden des eęwighen leuens na der hope.

8

⁺Het is eęn ghewiß word, end zulcks will ick dat du beuestigst: op dat die, die an God gheloouigh gheworden zijn, zorghfuldigh zijn in goeden wercken vœrtrefflick te zijn. Want zulcks is goed, end nutt den menschen.

+ C

9

^* Der zotten beuraghinghen auer, end gheslæchtreden, end twistinghen, end Wetstrijden entsla dy: want zy zijn onnutt end ijdel.

* 1.Tim.1.a.4 end .4.b.7 end .6.d.20 2.Tim.2.c.16 Tit.1.d.14

10

^‡ Eęnen ⁺ ketterischen mensch vermijd na der eęrster end anderer onderrichtinghe:

‡ Matt.18.a.8 Rom.16.c.16 2.Thes.3.b.6 2.Tim.3.b.5 2.Ioan.d.10

+ Of. rottmakighen

11

End weet dat die zulcke is, verkeęrt is, end zondight, als die ⁺ in zick zeluen verordeęlt is.

+ Of. zick zeluen verordeęlt heeft

12

⁺Wanneęr ick auer tot dy zenden zal Arteman of Tychicum, zo spoedigh dy dat du tot my kommest tot Nicopolim: want aldaer heb ick voor my ghenomen te ouerwinteren.

+ D

13

Zenam den Wetgheleęrden end ^* Apollos beleyd nærstlick, op dat hen niets entbreke.

* Act.18.f.24 1.Corin.1.b.11

14

Latet auer oock de onze leęrnen in goeden wercken vœrtrefflick zijn, ten noodwendighem bruycke: op dat zy niet vruchtlooß zijn.

[p. 367v]

15

Dy groeten alle die mit my zijn. Groett die, die ons lief hebben im gelooue. De ghenade zy mit v allen. Amen.

An Titum der Ghemeynte van Creta eęrsten Opziener mit kœrstemmen verkoren, gheschreuen van Nicopoli in Macedonia.