Het Nieuvve Testament, dat is, Het nieuwe Verbond onzes Heeren Iesu Christi, Na der Grieckscher waerheyt in Nederlandsche sprake grondlick end trauwlick ouerghezett

Cap.iij.

1

VOordan broeders, ^* biddet vœr ons, dat het word des Heęren loope end gheeęrt werde, ghelijckerwijß oock by v.

* Mat.9.d.38 Ephes.6.d.19 Coloss.4.a.3

2

^* End dat wy verlost werden van den ongheschicktden end boozen menschen. ^‡ Want het ghelooue is niet aller [menschen].

* Rom.15,g.31

‡ Ioa.6.e.44

[p. 353v]

3

Auer de Heęr is trauw, die v verstærcken end bewaren zal voor dem Boozen.

4

Wy vertrauwen auer op v in dem Heęre, dat ghy doet end oock doen zullet wat wy v ghebieden.

5

De Heęr auer beweghe uwe herten tot der liefde Godes, end tot der gheduld Christi. ⁺

+ B

6

^* Wy ghebieden v auer, broeders, in dem name onzes Heęren Iesu Christi, dat ghy v entrecket van eęnem ieghelicken broeder die dar onordentlick wandelt, end niet na der angheuinghe die hy van ons entfanghen heeft.

* Iere.16.b.11 Dan.1.b.8 1.Cor.5.d.11 2.thes.3.d.14 Tit.3.c.10

7

Want ghy zelue wetet ^* hoe men ons nauolghen moet. Want wy hebben ons niet onordentlick onder v ghedraghen,

* 1.Cor.11.a.1 1.Thes.1.b.6 end .4.c.11

8

^‡ Hebben oock niet om zuß het brood van iemanden gheéten, mer mit arbeyd end moeytte dagh end nacht hebben wy ghewerckt, op dat wy niemanden onder v ouerlastigh waren.

‡ Act.18.a.3 end .20.g.34 1.Cor.4.c.12 2.Cor.11.b.9 end .12.e.13 1.Thes.2.b.9

9

^+* Niet dat wy deß gheęn macht hebben, ^‡ mer op dat wy ons zeluen v tot eęnem voorbeelde gauen ons na te volghen.

+ C

* 1.Cor.9.a.4 1.Thes.2.b.7

‡ 1.Cor.4.d.16 end .11.a.1 Philip.3.d.17 1.Thes.1.b.6

10

Want doe wy by v waren, gheboden wy v zulcks, dat zo iemand niet will wercken, die zal oock niet eeten.

11

Want wy hooren dat zommighe onder v onordentlick wandelen, end wercken niet, mer drijuen onnutten handel

12

^* Den auer die zulcks zijn, ghebieden wy end vermanen ze door onzen Heęre Iesum Christum, ^* dat zy mit stillheyt arbeyden, end hœr eyghen brood eten.

* 1.Thes.4.c 11

* Ephes.4.f.28

13

^+* Ghy auer, broeders, zwijcket niet

+ D

* Gal.6.b.9

[p. 354r]

goed te doen.

14

Zo auer iemand gheęn ghehoor gheeft onzem worde, dezen teękenet an door eęnen brief: ^* end vermenghet v niet mit hem, op dat hy beschaemt werde:

* Matt.18.c.17 1.Cor.5.c.8 2.Thes.3.b.6

15

Oock holdet en niet als eęnen viand, mer vermanet en als eęnen broeder.

16

De Heęr auer des vredes zelue gheue v vrede allenthaluen end op allerley wijze. De Heęr zy mit v allen.

17

^* De groeteniß mit myner hand Pauli: dat is eęn teęken in allem brieue: Alzo schrijue ick.

* Colos.4.d.18

18

De ghenade onzes Heęren Iesu Christi zy mit v allen. Amen.

An den Thessalonikeren de ander, gheschreuen van Athenen.