Het Nieuvve Testament, dat is, Het nieuwe Verbond onzes Heeren Iesu Christi, Na der Grieckscher waerheyt in Nederlandsche sprake grondlick end trauwlick ouerghezett

Cap.v.

1

VUant wy weten zo onze ^* ærdische behuyzing dezer hutten ghebroken werdt, dat wy eęn huyßstichting hebben van Gode, eęn behuyzing die niet mit handen ghemaeckt is, die eęwigh is in den hemelen.

* 2.Cor.4.b.7

2

^* Want ouer dem zeluen verzuchten wy, end hebben verlanghen dat wy ouerkleędt werden mit onzer behuyzinghe die vam hemel is:

* Rom.8.d.19

3

^* Zo wy ymmers bekleędt, end niet naeckt beuonden werden.

* Apoc.3.d.18 end .16.c.15

4

Want oock wy die wy in der hutten zijn, verzuchten end zijn bezwaert, nademmael wy niet willen ontkleędt, mer ouerkleędt werden: ^* op dat het stærflicke wurde verslonden van dem leuen.

* Rom.8.b.11 1.Cor.15.g.53

5

Die ons auer tot dem zeluen bereydt

[p. 310r]

heeft, dat is God: die ons oock ^* het onderpand des Gheęstes ghegheuen heeft.

* Rom.8.c.16 2.Cor.1.d.22 Ephe.1.c.13 end .4.g.30

6

⁺Daerom zijn wy altijd goedes moeds, end weten, dat de wijle wy inhuyzigh zijn in dem lijue, zo zijn wy wthuyzigh van dem Heęre.

+ B

7

(^* Want wy wandelen door ghelooue, ⁺ niet door beschauwing.)

* 1.Cor.13.d.12 2.Cor.3.d.18

+ Of, niet wezentlick

8

Wy zijn auer goedes moeds, end hebben veel meęr lust wthuyzigh te zijn van dem lijue, end inhuyzigh te zijn by dem Heęre.

9

Daerom benærstighen wy ons oock, wy zijn inhuyzigh of wthuyzigh, dat wy hem behaghelick zijn.

10

^* Want wy moeten alle openbaert werden voor dem richtstoul Christi, ^‡ op dat eęn ieghelick behale wat door het lijf [ghedaen] is, na dem hy ghehandelt heeft, het zy goed, het zy quaad.

* Mat.25.c.32 Rom.14.b.10

‡ Psal.62.d.13 Iere.17.b.10 end .32.c.19 Matt.16.d.27 Rom.2.a.6 end .14.c.12 1.Cor.3.b.8 Gal.6.a.5 Apoc.2.f.23 end .22.c.12

11

Dewijl wy dan weten de vreęßlickheyt des Heęren, zo gheuen wy den menschen raad, Gode auer zijn wy openbaer: ⁺ ick hope auer dat wy oock in uwen consciencien openbaer zijn.

+ C

12

^* Want wy prijzen ons zeluen niet wederom by v, mer gheuen v eęn oorzaeck te rommen van ons: op dat ghy wat hebbet teghen die, die zick na dem anzien rommen, end niet na dem herten.

* 2.Cor.3.a.1 end .10.b.8

13

Want het zy dat wy wtzinnigh zijn, [wy zijn’t] Gode: het zy dat wy verzinnigh zijn, [wy zijn’t] v.

14

Want de liefde Christi dringt ons, nademmael wy dit ouerlegghen, zo

[p. 310v]

dar eęn vœr alle ghestoruen is, dat zy ghewißlick alle ghestoruen zijn.

15

End hy is vœr alle ghestoruen, ^* op dat die dar leuen, voordan zick zeluen niet leefden, mer dem, die vœr ze ghestoruen end opgheweckt is.

* Rom.14.b.7 Gal.2.d.20 1.Thes.5.b.10 1.Pet.4.a.2

16

^‡ Daerom van nu an kennen wy niemand na dem vleęsche: end of wy oock Christum ghekennt hebben na dem vleęsche, zo kennen wy en nochtans nu niet meęr.

‡ Mat.12.d.50 Ioan 15.b.14 Gal.5.a.6 end .6.d.15 Colo.3.b.11

17

⁺Daerom zo iemand in Christo is, die is eęn nieuw schepsel: ^* Het olde is voorby ghegaen, zie, het is alles nieuw gheworden.

+ D

* Esa.43.c.19 Apoc.21.b.5

18

Auer alle dingk is van Gode, ^* die ons mit zick zeluen verzoent heeft door Iesum Christum: end heeft ons ghegheuen den dienst der verzoening:

* Colo.1.c.19 1.Ioan.2.a.2 end .4.b.10

19

^* Want God was in Christo de wæreld mit zick zeluen verzoenende, end rekende hen hœre mißdaden niet toe, end heeft in ons ghestelt het word van der verzoeninghe.

* Colo.2.b.9 Rom 3.c.24 d.25

20

Zo zijn wy nu ^* ambassaten in Christus statt, als vermaende God door ons: zo bidden wy nu ærnstlick in Christus statt, latet v verzoenen mit Gode.

* 2.Cor.3.b.6

21

^* Want hy heeft den, die gheęn zonde bekennt heeft, ^‡ vœr ons ter zonde ghemaeckt, op dat wy wurden in hem de gherechtigheyt Godes.

* Esa.53.c.9 1.Pet.2.d.22 1.Ioan.3.a.5

‡ Esa.53.d.12 Rom 8.a.3 Gal.3.b.13