Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 89.
Het 10. vers.
UW volk, ô Koning ! dat in uw' Paleizen woont,
Ziet nu uw heerlijkheit, waar op het vreugde toont
Uit 't Elpenbeenen huis; wat ziet men daar al binnen
Staatdochters in een rey, de Bruidt, de Koninginne !
Bekleedt met Ophirs Goudt, aan
| |
[pagina 53]
| |
's Konings rechter zijde,
Zoo aangenaam gezicht moet hert en oog verblijden.
2.
11. Hoort, ô Dochter ! en ziet, en neigt uw oore: en vergeet uw volk en uws Vaders huis.
Kom Abr'hams dienstbaar zaadt, zie hier, en geev' gehoor;
Merkt wat de Koning zegt, neig' tot hem hert en oor,
Zoo zeer tot Offer-werk, en Tempel-dienst genegen,
Verlaat dat Vaders huis, en schaduw'lijke wegen. Ga naar margenoota
Niet meer ten heuvel op, Ga naar margenootb zoekt al uw heil en leven
In Jezus nu gedoodt, verheerlijkt, en verheven.
3.
12. Zoo zal de Koning lust hebben aan uwe schoonheit; dewijle hy uwe Heere is, zoo buigt u voor hem neder.
Aan 's Vaders rechter handt, in 't Hemels heiligdom,
Zend daar u herte heen; ziet na geen werelts om, Ga naar margenootc
Dan heeft de Koning lust aan uw cierlijke schoonheit,
Van nieuws heerlijk bekleedt, Ga naar margenootd hy u tot zijnen Throon leit,
Als 't oude menschen-jok, en kleedt is uitgetogen, Ga naar margenoote
En hoogtens tegens hem, zijn in het stof gebogen.
| |
[pagina 54]
| |
4.
Buig' u dan voor hem neer, met onderdanigheidt; Ga naar margenootf
Hy heeft u duur gekoft, en tot zijn volk bereit,
Gy zijt zijn eigendom, nu door zijn bloed verkregen, Ga naar margenootg
Buig u voor dezen Heer, en zijt niet meer genegen
Tot dienstbaarheit na 't vleesch, Ga naar margenooth elk van u zy een Koning:
Be-erv' het Heidendom, de aard' is nu zijn wooning. Ga naar margenooti
5.
13. Ende de Dochter van Tyrus, de rijke onder den volke, zullen uw aangezicht met geschenk smeeken.
Zoo isser dan nu hoop, voor u die zonder Godt,
Die doodt, eertijdts geen volk, en zonder deel en lot
Van 't Godlijk Erfgoet waart: Ga naar margenootk ja Tyrus ! 'k zie hier Boden
Op Zion toegerust, om u te komen nooden:
Verrijkt met kracht en Geest, met hemelsche geschencken,
| |
[pagina 55]
| |
Ten blijk dat Jezus nu aan 't Heidendom komt denken. Ga naar margenootl
6.
Ay Tyrus ! leen uw oor, nu van het Hemels-hof,
Dit kruis-gezandschap u, dus noodt en smeekt om 't stof
Van 't aards-genot, voor deze Hemels-puikjuweelen
Te wisselen; laat noit u hert van Jezus stelen;
Ontfangt zijn liefde-wet, waar op de Heid'nen hopen,
Breng zaadt, breng schatten in, Gods huis is voor u open !
7.
14. Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig, hare kleedinge is van gouden borduursel.
15. In gestikte kleederen zal zy tot den Konink geleit worden; de jonge dochteren [die] achter haar zijn, hare mede-gesellinnen, zullent tot u gebracht worden.
De Koning nu gekroont, heeft tot het Bruiloftsfeest,
Zijn Kerke gants verciert, en door zijn bloedt en Geest,
Gants rein gemaakt; welk haar noch zuiv're witte kleed'ren Ga naar margenootm
Des heils aandoet; die haar gelijk op goude veed'ren, Ga naar margenootn
Van deugden wel voorzien, dan vaardiglijk begeven,
Door kruis en lijden heen, al hemelwaarts ten leven. Ga naar margenooto
8.
Op 't spoor gevolgt van een doorluchte Maagden-rei,
Die Zusters, die als Speel-genooten tot gelei
| |
[pagina 56]
| |
Verstrekken voor de Bruidt, die allereerst haar zinnen
Op Jezus heeft gevest, Ga naar margenootp en zich van 't aards te minnen
Gespeent had: en met dorst na Jezus toe komt loopen,
Die om deez' paar'l, en schat, al 't oude wil verkoopen. Ga naar margenootq
9.
O wanneer komt den dag ! dat al het Heidendom,
U voor haar Konink kent, en ziet eens na u om,
Wanneer zal Assurs rot, van haar verleider keeren?
't Verharde Jodendom, u voor haar Heilandt eeren?
En Babel met meer zijn? dat alle volken zamen,
Door uwen Geest vereene, aanroepen uwen name !
|
|