Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Toon de Lofzang Marye.1.
Het 4. vers.
O Koning ! gordt uw zwaardt !
Slaat vyanden ter aard',
Die haar weerspannig dragen:
Toon haar uw Majesteit,
Uw kracht en heerlijkheit;
En doet haar na u vragen.
2.
Gy moest ten strijde gaan:
Uw weerparty verslaan:
En al der hellen machten.
Gy moest, ô sterke Heldt !
Al het gevreest gewelt,
Verdoen door uwe krachten.
3.
Gy hebt gebracht te niet,
Zond- Doods- en Hels-gebiet,
| |
[pagina 47]
| |
Door uw Godtheits vermogen:
Aan 't Kruis getriumpheert,
De Machten overheert,
Berooft, en uitgetogen.
4.
5. En rijdt voorspoediglijk in uwe heerlijkheit, op 't woordt der waarheit, en rechtvaardige zachtmoedigheit, en uwe rechter hant zal u vreeslijke dingen leeren.
O Konink ! rijdt dan voort,
Op uw waarachtig Woordt,
Rechtvaardig, en zachtmoedig,
Rijdt in uw heerlijkheit,
Verwacht, en toegezeit,
Maakt doch uw woordt voorspoedig.
5.
Ja rijdt noch spoedig voort,
Komt met uw Geest en Woort,
Om volken te bekeeren !
Doet door uw Rechter handt,
't Volk noch in onverstandt,
Vreeslijke dingen leeren.
6.
O Koning ! zie eens om:
Bekeer het Jodendom,
't Welk u heeft gaan versmaden;
O rots-steen van haar heil,
Uw woort dat lijdt geen feil,
Toont haar weer uw genade.
| |
[pagina 48]
| |
7.
Bekeer het dwalend' rot,
Misleid en vreemt van God, Ga naar margenoota
En komt eens nedervellen:
Gants Babels heerschappy,
Maakt vele zielen vry
Van 't jok, en strik der Hellen. Ga naar margenootb
8.
6. Uwe pijlen zijn scherp, volken zullen onder u vallen: zy treffen in 't herte van des Konings vyanden.
Breek door uw rechter handt,
Dien helsen Dood-vyandt,
Wil hem zijn doen verleeren:
Span uwen boog, en werp
Uw pijlen glad en scherp,
Dat uw vyanden eeren.
9.
Ja treftze zoo in 't hert,
Dat haar de zonde-smert,
En tot u komen vlieden,
Gy wilt, ô Vrede-vorst !
Dien na genade dorst
Uw Vrede-scepter bieden !
|
|