Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijOp de wijze van den 33. Psalm.
O Volheit aller goedigheden !
| |
[pagina 287]
| |
Goedt in u zelfs, aan allen goedt;
Uw kind'ren die hier zijn beneden,
Deelt gy van uwen overvloedt:
Veelerley weldaden,
Zalige genaden !
Geeft uw' goedigheit;
Die, hoe veel gegeven !
Steeds is vol gebleven
O oneindigheit !
Vertrouwende.
2. Ja de weldadigheit des Heeren,
En 't goede, dat hy aan my doet,
Die zal ik nimmer weer ontbeeren,
Hy was, hy is, en blijft, my goedt !
Hier is geen verand'ring.
Ook in vreemde hand'ling !
| |
[pagina 288]
| |
Verzekerde.
Eeuwig blijft zijn trouw !
Niets en kan ons scheyden,
Noch zijn liefd' verleyden,
Hy heeft geen berouw.
Roemende.
3. Godts goetheits stroomen, uit de hoogte
Die vloejen steeds, en geven uit.
Zy worden noit door hitt', of droogte,
Door Dam, of Dijk, voor ons gestuit.
Vertrouwende.
Goed'ren uit Godts handen.
Zijn voor vroome panden,
In toekomentheit,
Dan tot aller uuren;
Godts goetheit zal duuren
Tot in eeuwigheit.
| |
[pagina 289]
| |
Wankelende.
4. Neemt ook de Heer niet zijn genade,
En gaven, van de menschen af?
Zy missen goed'ren, en weldaden !
Ontneemt hy weêr? dat hy eerst gaf?
Verzekerde.
Ja dikwils van booze !
Ondankbaar' godtlooze !
Die Godts mildigheit,
En zijn goeden gaven
Gaan verdoen, (als slaven)
Van de ydelheit.)
Vertrouwende.
5. Godt is een Godt, zo overgoedig !
Dat hy aan allen quaad' en goed',
Van zijne goed'ren overvloedig,
Haar een gedeelte over doet.
Verzekerde.
Maar zijn uitverkooren !
Door den geest herbooren,
Geeft hy beter Lot !
't Is een goedt inwendig;
Eeuwig, en bestendig.
Weg geleidt by Godt.
Wankelende.
6. Hoe dikwils is'er reen te klagen;
Om het verlies van eer, en goedt.
In plaats van voorspoedts volle dagen:
Komt over vromen tegenspoedt.
Schijnt Godt niet verbolgen?
| |
[pagina 290]
| |
Als hy niet laat volgen,
Zijn weldadigheit?
't Goedt, dat hy te vooren
Gaf, wordt veel verlooren,
En aan haar ontzeidt.
Verzekerde.
7. Oprechte die den Heer gaat vrezen.
Israëls Godt is aan uw goedt !
Vertrouwende.
Zo is hy, en zal, altijdt wezen.
Ook in gebrek, en tegenspoedt.
Verzekerde.
Komt hy 't aardze mind'ren,
't Zal uw geenzins hind'ren,
Aan uw zaligheit !
Roemende.
Hy heeft voor die schade,
| |
[pagina 291]
| |
Betere genaden !
Voor uw weg geleidt.
Verzekerde.
8. Straft Godt ons dan met menschen roeden?
Bezoekt hy onze missedaadt,
Die slagen zal hy weer vergoeden,
Ten besten van der zielen staat.
Roemende.
Zijne goedigheden !
Ons getoont voorleden;
Staan zo vast gegrondt
Datze noyt bezwijken.
Verzekerde.
Godt zal nimmer wijken,
Van zijn heil verbondt !
Wankelende.
9. 't Hert is my vol van droeffenisse;
Als ik gedenk aan d'oude tijdt !
Wat rust, en troost, ik nu moet missen?
Hoe zoet, en lieffelijk, verblijdt !
Ja met God verkeerde,
Hem in vreugd' vereerde !
Maar nu is mijn staat !
In een ander wezen;
't Is niet als voor dezen,
Nu hy my verlaat !
| |
[pagina 292]
| |
Verzekerde.
10. O ziel ! Godts zalige genaden,
In Jezus ! voor de ziel bereidt.
De Hemels goed'ren, en weldaden,
Die raken aan de zaligheit,
Van de Uitverkooren,
Worden noit verlooren,
In der eeuwigheit.
Vertrouwende.
Schoon des troosts gevoelen,
In het strijdig woelen,
Gants ter neder leidt.
Verzekerde.
11. Als 's Heeren gunste schijnt geweken.
Beproeft hy onzer zielen staat:
Hy heelt de wonden; door gebreken !
| |
[pagina 293]
| |
Roemende.
Ja nadert, als hy ons verlaat !
Ziet des Heeren wegen,
Schijnen ons wel tegen !
Maar zijn wijze handt,
Wonderlijk in 't werken,
Wil in zwakheit sterken !
Boven ons verstant.
Vertrouwende.
12. Ik zal den Heere dan vertrouwen,
En rusten in zijn goedt beleidt;
Als noodt, of doot, mijn ziel benouwen,
Vlied' ik tot zijn' barmhertigheit.
Verzekerde.
Die zal my verschoonen,
By my blijven woonen !
Gods weldadigheit !
Volgt my al mijn leven,
Eeuwig zal hy geven,
De volkomentheit.
Zamen.
13. O Heere ! zijt doch niet verbolgen
Op ons; die u goedt doen met quaan
Vergelden: komt ons achtervolgen;
Met u genaa, of wy vergaan;
In uw lieven Zoone !
Wilt ontferming toonen,
Om uw goedigheit !
Die wy zullen loven:
Hier, en namaals, boven,
Ja in eeuwigheit.
|
|