Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijOp de wijs van den 7. Psalm.
ISraels Herder ! zeer te prijzen,
| |
[pagina 269]
| |
Uw zegen is een Zon in 't rijzen.
Gy voedt, verquikt, en leidt uw Schaar,
Ook gy bewaartze in 't gevaar.
Gy zijt een Burg, een Schilt, en Wapen,
Een Hoeder, van uw lieve SCHAPEN:
Uw naauwe zorg, en trouwe macht,
Houdt over haar geduurig wacht.
Kloekmoedige.
2. Al ging ik in de duyst're dalen,
Die zon, noch licht, noit komt bestralen.
Ook in de schaduw van de doodt !
Al was 't gevaar noch eens zo groot;
Al gaapten na my Leeuw, en Wolven:
Al dreef ik in d'onstuyme golven:
Al quamen stroomen van verdriet;
Daar koomt wat wil, ik vreeze niet.
Vreezende.
3. Helaas ! als ik aan 't Kruis gedenke,
Die vreeze, kan mijn herte krenken:
Wat raadt als 't eens mijn beurte viel?
Kloekmoedige.
Nochtans is 't dienstig dat de ziel,
| |
[pagina 270]
| |
Te vooren ziet de quade tijden.
Zich wapene tot strijdt, en lijden.
Dit breekt de trotze zorgeloosheit;
En maakt den mensch tot kruis bereidt.
Vreezende.
4. 't Zijn my altijt geen weelde-dagen,
Daar komen dikwils duyst're vlagen
Van tegenheit, en ongeluk,
Van droefheit, angsten, strijdt, en druk.
Kloekmoedige.
Godt geeft wel zomtijdts vreugde stralen:
En voert dan weer in duyst're Dalen.
Vreezende.
Wat zijn de reen dier handeling
Van Godt in die verandering?
Kloekmoedige.
5. Als Godt na vreugde, komt bedroeven,
Wil hy de deugd' zijns kindts beproeven:
| |
[pagina 271]
| |
Door lijden brengt hy aan den dag,
Wat in de ziel verborgen lag.
Verzekerde.
In zwakheit wil hy krachten toonen.
Den strijdt met meerder glory kroonen.
Dit is de handel van den Heer !
Tot onzen nut, en zijne Eer.
Kloekmoedige.
6. Als u de Heer in 't kruis komt voeren,
Laat u dat niet te veel beroeren.
Vreezende.
Ach ! hoe ontstelt? en zonder moedt;
Ben ik in kleyne tegenspoedt !
Hoe word' ik sterk? hoe krijg ik krachten?
Om neer te leggen de gedachten,
Van ongedult, en wrevelheit,
Als mijne ziel zoo neder leidt.
Kloekmoedige.
7. Waarom, ô ziel dus neer gebogen?
Godt die u slaat, heeft mededogen:
Leunt maar op Jezus, en zijn kracht.
In zwakheit, wordt zijn werk volbracht.
Verzekerde.
Denkt aan zijn goedertierentheden,
Aan u getoont den tijdt voorleden.
Hy heeft u zo veel goedts gedaan.
Kloekmoedige.
Zijn trouwe zal noit van u gaan.
Vreezende.
8. Maar 's doodts gedachten doen my vreezen;
Ik denk, hoe zal 't dan met my wezen?
Als ik de aerd' en al verlaat?
| |
[pagina 272]
| |
Verzekerde.
Godt voert u dan tot beter staat !
Een vaste hoop, van 't eeuwig leven !
Doet dit gewillig overgeven.
Vreezende.
Ach ! was doch als de doodt my scheidt,
Mijn hert getroost, mijn ziel bereidt.
Kloekmoedige.
9. Wilt gy van deze vreeze rusten?
Zoo doodt by tijdts des werelts lusten.
Maakt hert, en zinnen los van d'aard'.
Wat Hemels is, houdt dat in waard':
Haat, en verlaat uw snoode Zonden.
Verzekerde.
Vliedt heen, en rust in Christi wonden,
Die 't alles voor ons heeft volbracht.
Zijn doodt, beneemt den doodt zijn macht.
| |
[pagina 273]
| |
Kloekmoedige.
10. De dood die zal geen SCHAPEN scheyden,
Van Christi liefd', maar die geleyden,
Door noodt en doodt, ter Hemel rust.
Daar volle vreugd' haar ziel verlust !
Zamen.
Wat ! zouden wy 's doodts schaduw vreezen?
Wy gaan daar door tot beter wezen.
Uit 't jammerdal in 't gloryrijk,
By Godt ! in vreugde eeuwiglijk.
|
|