Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 103.
WAarom zou ik nu niet gerustig leven?
En my zo steeds tot zorgen overgeven?
Waarom zou ik zo zeer bekommert zyn?
Kan ik doch met mijn ziele dus te quellen,
| |
[pagina 227]
| |
't Verdriet ontgaan? of mijnen staat herstellen.
Ach neen ! ik maak vergeefze smert, en pijn.
2.
't Gaat na Godts wil, en heylig welbehagen;
Wat heeft de mensch dan van zijn lot te klagen?
Hy handelt niet na onze waerdigheit.
Hy geeft aan ons zo veelerley weldaden:
Aan ziel, en lichaam, enkel uit genaden.
Hy neemt, of geeft, 't is ons tot zaligheit.
3.
Zoekt 't hoogste goedt ! dat zielen kan vernoegen.
Een zuyver hert, 't geweeten zonder wroegen,
't Welk van Godts gunst, en liefd' verzekert is:
Rust door 't geloof op Christum tot voldoening.
Zoekt vreê met Godt, en in zijn bloedt verzoening.
Wacht dan hier na noch beter erffenis.
4.
In Gods beleidt, gaat u gantz overgeven.
Blijft aan geen schepzel hier op aerden kleven.
Al wat Godt doet is voor zijn kind'ren goet:
Hy zal ons kruis, en de elenden weeren,
Of alle quaat tot onzen goede keeren.
Zijt dan gerust, ô overnoegt gemoedt !
5.
Ach ! mocht ik doch eenmaal hier toe geraken;
My zelfs, en alle schepzels te verzaken !
Myn wil te buygen na Godts heyl'ge wil !
Dan zou ik al mijn tegenspoedt verwinnen.
Dan zou mijn hert, en mijn beroerde zinnen,
In Godt ! vernoegt zijn, en van onrust stil.
|
|