Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 100.
O Godt ! uw hooge Majesteit,
Vereischt een dienst met vuurigheit
| |
[pagina 223]
| |
Die uw Eng'len tot Geesten maakt,
En uw Dienaars als vuur dat blaakt.
2.
Den Heylandt die zich overgaf
Ten kruis, en leedt der zonden-straf.
Heeft hem een eygen volk bereidt,
Dat yv' rig zy in heiligheit.
3.
Uw Koninkrijk lijdt groot geweldt.
Die 't winnen zal moet als een Heldt,
Loopen, strijden, om 's Hemels-Kroon,
Wie verwint, zet gy op den Troon.
4.
Helaas ! wat loome trage geest
Is al te lang in my geweest?
Wat zijn mijn krachten zwak, en flaauw !
Niet koudt, noch heet: maar traag, en laauw.
5.
Ay my; wat laag, en dof gemoedt !
Zo lusteloos in 't geen het doet.
Ach ! 't vuur van yver schijnt geblust,
En 't goedt doen meer een last, als lust.
6.
O Godt ! ô leven ! van wat leeft.
Mijn ziel die weynig levens heeft,
Trekt tot u, en voertz' uit het stof,
Maakt my vaardig tot uwen lof.
7.
Uw Geest verwekk' een yver-gloet !
Die zo verwarm' mijn laauw gemoedt,
| |
[pagina 224]
| |
Voor uw Huis, en uwes Naams eer !
Die my in uwen dienst verteer.
8.
Als dan mijn hert in yver brandt:
Doet die verzelt zijn met verstandt.
't Zy geen wildt, maar een heylig vuur;
(Noit uitgeblust,) dat eeuwig duur.
|
|