Christelyke gezangen
(1713)–Hendrik Uilenbroek– AuteursrechtvrijToon: Psalm 130.
O Godt ! ik doe mijn klachten,
Over mijn booze hert !
Vol dwalende gedachten,
| |
[pagina 221]
| |
Verstroit, en zeer verwert,
Die zwieren, zwerven, krielen,
Die loopen heen, en weer:
En trekken geest, en ziele;
Gantz tot de aarde neer.
2.
Vliegende ongebonden !
Als vogelen na 't aas:
Zo driftig tot de zonden.
Zeer ydel, zot, en dwaas.
Den toom te los gelaten,
Slaan zy geheel op 't wildt;
Zy houden paal, noch maten.
Hoe wordt haar drift gestilt !
3.
Als ik die wil vergaad'ren !
Om u, ô heylig Godt;
Met hert, en geest te naad'ren:
Dan wil 't weerspannig Rot
Van strevige gedachten,
Niet komen tot haar plicht:
Noch blijven in 't betrachten,
Zy zijn te los, en licht.
| |
[pagina 222]
| |
4.
Wie zalze dan betomen?
Wie brengtze in den bandt?
O Godt ! uw Geest moet komen,
Te stuuren het verstandt.
En wil, en tochten scheyden
Van 't ydel, 't quaat, tot goedt.
Ook mijn gedachten leyden:
En zuyv' ren mijn gemoedt.
5.
Mijn ziel ! gy moet ook waken.
Neemt op uw zinnen acht.
Zet 't hert op heyl'ge zaken,
Bedenkt die met aandacht.
Acht al het aards gewemel
Voor enkel ydelheit.
Verheft de ziel ten Hemel !
Daar u de hope leidt.
|
|